‘Oh, is die kroning vandaag?’, denk ik als ik zaterdagochtend het nieuws bekijk. Het boeit me nauwelijks, ik vond prins Charles altijd een schimmige figuur. Nu hij koning is, zie ik hem als een door schandalen bezoedelde bejaarde in een donkergrijs pak, een allesbehalve waardige opvolger van Elisabeth de Tweede van Engeland.
’s Middags, terwijl de ceremonie in Westminster Abbey live op televisie is, lees ik mijn gedichten voor op een aanhangwagen die door het centrum van Utrecht rijdt; ons kunstcollectief doet mee aan een demonstratie voor minder commercie, en meer creatieve ruimte in de stad. ‘De goudkleurige stoel waarop ik voorlees, heeft iets van een troon’, app ik een vriendin.
‘Grapjas, je weet niet wat je mist’, stuurt ze een foto van haar televisiescherm. Daardoor kijk ik ’s avonds toch even de samenvatting. Onmiddellijk nadat ik Charles, de voormalige smoezelprins die in een uitgelekt telefoongesprek zijn minnares opbiechtte haar tampon te willen zijn, in een wit gewaad door de kerk zie schrijden, ben ik om.
Deemoedig voorovergebogen, vastbesloten zijn lot te ondergaan, laat een oude man zich kronen en zalven. Koning Charles de Derde oogt als een kwetsbare, door de gesel der jaren mild geworden paus, die beseft hoe zwak het vlees is, en weet dat hij zijn kudde niks anders te bieden heeft dan troost. Als het koor ‘Zodiac the priest’ inzet, moet ik bijna huilen.
Van een aanstekelijke religieuze overgave was de kroning, zo groots en meeslepend had ik een monarchie nog nooit meegemaakt. Dat het Nederlandse koningshuis inmiddels te gewoontjes is, werd pijnlijk duidelijk. Onze koning luistert ’s ochtends in de file naar Radio 538, vertelde hij vorige week in zijn podcast met Edwin Evers.
Ik wil niet dat mijn soeverein naar de Top 40 luistert, ik wil dat hij een directe afgezant van God is, eenzaam door de gangen van zijn paleis dolend, hopend op één helder woord van Hem. Een beetje verbeelding, Wim-Lex, kom op.