Het credo luidde toen ook al: 'eigen volk eerst'.
Na de inauguratie van het nieuwe extraparlementair kabinet moet de zon weer gaan schijnen in Nederland. Althans, dat zegt en beoogt men. Maar vorige week werd er stante pede op ingehakt door de oppositie. Meteen. En daar had het kabinet niet zo veel weerwoord op. En echt eensgezind en stabiel leek het ook niet echt voor het zomerreces.
Zo ook gisteren toen ik even kort de televisie aandeed. De partijloze nieuwe minister-president kwam op bezoek bij de NOS en er werden een aantal vragen gesteld en beantwoord. Waar dhr. Schoof communicatief toch stroperig en grauw overkomt en met name op het vraagstuk van asiel lijkt de heer W. heel gedecideerd. Toch is dhr. Schoof 'terughoudend'.
Het dossier asiel en migratie blijft een hoofdpijndossier voor Nederland. En ik voorspel dan ook niets goeds. Want, zo luidt het devies, we zijn immers zo gastvrij en goed geweest, het mag wel een keer wat anders. Maar is dat zo? Zijn wij écht wel zó gastvrij en goed geweest?
Een kijkje in de geschiedenis
Regelmatig moet ik horen dat Nederland enorm gastvrij is en het presenteert zich van oudsher graag als een enorm gastvrij land voor (politieke) vluchtelingen.
Nederland heeft naar ratio tóch de meeste joden gedeporteerd, als we een pijnpunt mogen noemen. Dus dat 'gastvrije' Nederland heeft ook een heel ander gezicht lijkt me. En ook toen ik met wat oudere buurmannen ging spreken en de archieven en boeken indook. Een gezicht dat thans weer dezelfde vorm lijkt te krijgen.
Jaren dertig
Duitse Joden die in de jaren dertig vluchtten voor het nazibewind stuurde Nederland ad hoc terug. Dat was toen beleid. Ze kwamen vaak vanuit Berlijn te voet, op de vlucht voor het genadeloze nazibewind. Na een barre tocht hadden tien joodse vluchtelingen een schuilplaats gevonden in de Sint-Jozefkerk van Kaalheide, een wijk in Kerkrade. Maar dat verblijf zou niet lang duren.
‘Joden', schreeuwden de schoolkinderen die de vluchtelingen hadden opgemerkt. En vervolgens gingen ze er halsoverkop vandoor. Toegesnelde politieagenten wisten er nog vijf op te pakken, die prompt weer over de grens werden gezet. Doordat omliggende gemeenten snel waren gewaarschuwd konden de vijf anderen in de kraag worden gepakt op het station van Heerlen. Hen wachtte hetzelfde lot: terug naar Duitsland, in de armen van de nazi’s.
November, 1938
Nee, dit gebeurde niet in het holst van de Tweede Wereldoorlog. Sterker nog; we tekenen november 1938 op, toen het Limbursch Dagblad in een kort bericht op de tweede pagina melding maakte van dit 'incident'. In Nederland was nog geen Duitser te bekennen. Joden hadden nog steeds dezelfde rechten als alle andere Nederlanders. En iedereen wist dat de Joden in Duitsland op een gruwelijke manier werden vervolgd. Maar toch, toen al.
Toch werden Duitse Joden die in Nederland een veilig onderkomen zochten zonder pardon opgejaagd, opgepakt en over de grens gezet of in kampen gestopt. Niet door een handvol xenofoben of zo u wil antisemieten die het wel prima vonden wat er in Duitsland gebeurde, maar door de overheid zelf. De hamvraag is dan ook: Hoe was het überhaupt zó ver gekomen?
Steeds meer vluchten in de jaren dertig
Joden kregen het bij onze oosterburen na de machtsovername van Adolf Hitler in 1933 steeds zwaarder. Een normaal en joviaal leven werd hen bijna onmogelijk gemaakt. Los van de dagelijkse intimidaties en het geweld dat werd genormaliseerd werden hun rechten steeds verder ingeperkt. Heel bevreemdend was het dus niet dat er een exodus op gang kwam richting het buitenland.
En dus meldden zich in de loop van de jaren dertig steeds grotere groepen vluchtelingen bij de Nederlandse grensovergangen. Daar wisten men toentertijd niet zo goed wat ze met al die mensen aan moesten. Aanvankelijk was er een behoorlijk tolerant beleid onder destijds minister van Justitie Josef van Schaik.
Zolang - en ik citeer - "de vluchtelingen zich netjes gedroegen, konden ze worden toegelaten". Maar er was ook vrees dat de vluchtelingen, wanneer ze eenmaal waren toegelaten, de banen van Nederlanders zouden toe-eigenen. En wat zou het financiele plaatje zijn om die mensen een bestaan te bieden?
Joodse vluchtelingen werden in een speciaal kamp te werk gesteld om onder andere de Wieringermeer droog te leggen.
We kunnen dit niet aan
Dat economische argument kennen we natuurlijk tot op de dag van vandaag. Het drukt enorm op de gezondheidszorg, op onze woningmarkt en ga zo maar door. Het is een parallel met toen.
Het begon steeds sterker te wegen naarmate zich meer vluchtelingen meldden. En dan was er ook nog een politiek spel: Nederland wilde niet minder streng zijn dan andere Europese landen, nog een herkenningspunt? Het was namelijk niet de bedoeling dat er een heuse 'échte' exodus van Joden naar ons land op gang kwam. Hoeveel zouden er dan wel niet komen? Nederland zou eronder kunnen bezwijken, zo was de vrees, ook toen al inderdaad. Tevens was de regering bang dat de komst van grote groepen Joden het antisemitisme in ons land enkel in de hand zou werken. Niet echt een bepaalde win-win zullen we maar zeggen.
En dus zette de regering in 1934 al de rem op het pedaal omtrent de toelating van joodse vluchtelingen. Ze mochten Nederland enkel nog naar binnen als ze aannemelijk konden maken dat er voor hen ‘onmiddellijk lijfsgevaar’ was, zoals dat toen werd gesteld. Ook werd het hen alsmaar moeilijker gemaakt - mede door de bureacratie - om een werkvergunning te krijgen.
En daar komt het; tot de families die nog net op tijd in Nederland waren beland behoorde het gezin van Otto en Edith Frank, die uit het stede der Frankfurt am Main kwamen, met hun dochters Anne en Margot.
Hoe ging het verder?
Eigen volk eerst
Het credo luidde toen ook al: 'eigen volk eerst'. In 1938 draaide namelijk de nieuwe minister van Justitie Carel Goseling de poorten van Nederland nog verder op slot. Vluchtelingen waren helemaal niet meer welkom. Hen werd Nederland de toegang ontzegd. In een circulaire aan ambtenaren en grensbewakers die Goseling deed uitgaan, werden ze beschouwd als ‘ongewenste elementen voor de Nederlandse maatschappij’ die terug moesten naar het land van herkomst.
Het was de toenmalige premier Hendrik Colijn die verklaarde dat datzelfde jaar ‘de Regeering van oordeel is dat ons beperkt territoir in beginsel voor de eigen bevolking moet blijven gereserveerd.’ Alleen vluchtelingen die met papieren konden aantonen dat ze op doorreis waren naar bijvoorbeeld Engeland, werden nog tijdelijk toegelaten.
Deze nieuwe harde lijn en beleid van de Nederlandse overheid leidde tot mensonterende taferelen. Hele families, totaal uitgeput en ziek na dagenlange voettochten door Duitsland, verscholen zich in de bossen voor de grens met Nederland. Ze konden geen kant meer op: teruggaan was geen optie. Een thuis was er meestal niet meer, omdat emigrerende Joden slechts tien Reichsmark en wat kleren mochten meenemen. Al hun andere bezittingen werden door de nazi’s geconfisqueerd.
Politie zet jacht in op joden
In het grensgebied met Nederland waren sedert die tijd mensensmokkelaars actief die illegaal geëmigreerde Joden tegen betaling verder ‘hielpen’ aan een clandestien verblijf in Nederland. Veel wanhopige vluchtelingen die bij de ene grenspost waren tegengehouden probeerden het bij een andere opnieuw. Lukte dat niet, dan staken ze vaak ’s nachts de grens over via smalle landweggetjes. De politie maakte volop jacht op vluchtelingen die in het grensgebied rondzwierven. Ze werden van straat gehaald of uit trams gehaald, vaak op aanwijzing van de bevolking en niet zelden met harde hand.
Wie op de stations in de grensstreken een kijkje nam, had grote kans daar groepen vluchtelingen aan te treffen. Hun papieren bleken vaak niet in orde, waarna ze naar het land van herkomst werden teruggestuurd. Zonder pardon. Dit gold ook voor kinderen. In november 1938 arriveerde er een alleenreizend zevenjarig jongetje in het Limburgse Beek met de tram vanuit Emmerich. Krantenberichten meldden toentertijd dat er nog wel een poging is gedaan toestemming te krijgen om het jongetje op te nemen, maar dat dit niet was gelukt. Ook hij ging terug de grens over.
Dood of Duitsland
Diezelfde maand verschenen er krantenberichten over 36 joodse vluchtelingen, onder wie kinderen en ouderen, die in Zevenaar wanhopig waren geworden toen bleek dat ze niet verder mochten. Vrouwen zouden zich gillend op de grond hebben geworpen en zouden buiten bewustzijn zijn geraakt. Enkelen hadden verklaard liever zelfmoord te willen plegen dan terug te gaan. Het mocht niet baten: de Joden werden op de trein naar Duitsland gezet.
Dit incident leidde nog wel tot Kamervragen, maar volgens minister Goseling was het allemaal niet zo dramatisch geweest als de overdreven media middels berichtgeving had doen geloven. De druk op Goseling om een gebaar te maken werd wel wat groter.
Na de Kristallnacht in november 1938, toen in Duitsland tientallen Joden werden vermoord en winkels en synagoges in brand werden gestoken, meldden zich wel duizend Duitse Joden per week bij de Nederlandse grensposten.
Westerbork
Na veel druk besloot Goseling 7000 Joden toe te laten. Maar dan wel op voorwaarde dat ze in een centraal kamp zouden worden ondergebracht. Een locatie voor dat kamp werd gevonden bij het Drentse Westerbork. U leest het goed: hét kamp van Westerbork.
Omdat de overheid er geen geld aan wenste uit te geven, werd de bouw van het kamp betaald door het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen, dat voortkwam uit de joodse gemeenschap zelf. Toen de Duitsers Nederland eenmaal waren binnengevallen, zaten de Joden er als ratten in de val. Vanaf 1942 zou Westerbork een doorvoerkamp worden voor Joden die naar concentratiekampen als Auschwitz, Sobibor en Bergen-Belsen werden gebracht. Ironisch genoeg hadden de Joden het kamp dus zelf betaald en gebouwd.
Onderduiking
Keek er dan niemand om naar de Joodse vluchtelingen? Toch wel. Toen er steeds meer berichten kwamen over de bruutheid van de Jodenvervolging in Duitsland, ontstonden er particuliere initiatieven. In vele plaatsen werden comités gevormd die Joden op beperkte schaal aan voedsel en onderdak probeerden te helpen. De overheid deed zelf niet aan zulke hulpverlening.
Van grootscheepse acties om de Joden te ondersteunen was echter geen sprake. En ook niet van enorme verontwaardiging bij de meeste politici. De katholieke en protestantse partijen die de Tweede Kamer domineerden, pleitten allebei hartstochtelijk voor het behoud van ‘de’ Nederlandse cultuur.
Van socialistische zijde werd er geprotesteerd, maar dat heeft niet mogen baten. Tussen 1933 en 1940 kwamen naar schatting 50.000 joodse vluchtelingen de Nederlandse grens over. Na mei in 1940 bleek Nederland niet de vluchthaven te zijn die men had gezocht.
Welkom en veilig? Nee, ook niet. Mogen we de parallellen trekken? U beslist het.