Juist door de hardnekkigheid waarmee je weigert een domme opmerking terug te nemen, blijft hij je aankleven. Je wrijft in een zelf toegebrachte wond. Dan gaat hij etteren.
Tommy Wieringa is de klos. Een noodlottige slip of the tongue zal hem nog jaren blijven aankleven. Hij zal worden weggezet als de fijnzinnige literator, die het wel tof vond dat er een bestelwagen de pui van de Telegraaf aan diggelen heeft gereden. “Het werd tijd”, zei hij. En hij oogstte het gelach en het applaus van honderden gemeentebestuurders. Die komen hier ook niet zo gemakkelijk van af.
Hoe ontstaat zo iets? Hoe kan het gebeuren dat niet alleen de performers maar ook het publiek als geheel zich tegelijkertijd blameren. Veel wordt duidelijk als je niet alleen het eindeloos herhaalde fragment met de noodlottige opmerking bekijkt maar de hele voorstelling.
Tommy Wieringa was uitgenodigd om zich te laten interviewen door de routinier Twan Huys. Lokatie: het jaarcongres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Uit alle grote steden des vaderlands maar ook uit alle dorpen, gehuchten buurtschappen en gebieden met uitsluitend verspreide woningen waren de notabelen aangereisd om onder elkaar aan shoptalk te doen.
En ze gingen niet zomaar naar een gewone plek, nee ze zouden zich verzamelen in het bourgondische Maastricht waar de sfeer zo zuidelijk is, de keuken zo onnederlands en de afstand tot de dagelijkse beslommeringen zo groot. Daar zaten zij in de grote zaal, zelfvoldaan, blij, belangrijk en vol verwachting.
Straks zouden de knuppels in het hoenderhok geworpen worden, onorthodoxe oplossingen geëist en de heilige huisjes omver geworpen. En wie weet, wie weet, gingen zij zo ver van hun eigen gemeenteraad zélf van hun hart geen moordkuil maken. Het zou iets geweldigs worden. Eerst kwam Tommy Wieringa en aan het eind van een geweldige dag André Rieu. Ook was er genoeg gelegenheid om misschien leuke dingen in de week te leggen. Bedrijven konden een passepartout voor het hele congres kopen voor 1850 euro per persoon. Dan mochten zij een leuke stand inrichten.
Zelf hadden zij elk 690 euro betaald of 542,50 als drukke werkzaamheden hen verhinderden meer dan alleen de eerste dag bij te wonen met alle klapstukken van de veiling. Dit was uiteraard exclusief het avondprogramma waarvoor 52,50 in rekening werd gebracht. Wie alleen op de tweede dag kwam was voor 263 euro klaar.
Nou voor dat geld mocht je wat verwachten. Ook een buitenstaander, die toekeek via YouTube kon deze verwachtingsvolle stemming voelen. Ik dacht aan de potentaten en potentaatgenoten die Woutertje Pieterse zag in een bomvolle Kalverstraat. Multatuli schrijft: “Er waren nog meer potentaten en potentaatgenooten die Amsterdam vereerden met ’n bezoek. Ze hadden gehoord dat die stad eigenlyk: “la Venise du Nord” heette, en… interessant was, zeer interessant! En de Hollandsche haring! Delicieus! Maar… de Hollanders weten er niet mee om te gaan: ze moet gebakken zyn. En de Hollandsche schilderschool! “Rambrànn… magnifique!”
Zo zaten de gemeentebestuurders van de natie in de zaal. Zo dachten zij over de plek waar zij zich bevonden, het geweldige Maastricht, volgens velen naast Amsterdam de enige échte stad in Nederland. En zij waren gekomen om zich te amuseren.
Twan Huys stelde vragen met een lichte toets en de grote schrijver gaf gevatte antwoorden. Zo’n literator toch, hij dénkt anders dan wij pennenlikkers op de stadhuizen. Hij gaat recht op het doel af, waar wij ons verliezen in kronkelige beleidstaal.
De stemming zat er meteen goed in. Ondanks de ernst van het onderwerp – geweld tegen gezagsdragers – hadden Huys en Wieringa van het begin af aan de lachers op de hand. Dat werkt elektriserend. Je voelt je al goed. Elk lachsalvo stuwt je omhoog, vooral als er applaus bij zit. Je bent niet langer op je hoede en als Twan Huys dan met een nieuwe aangever komt, knal je daar je ‘Dat werd tijd’ bovenop.
Op dat moment had het volgende moeten gebeuren. Twan Huys zegt: “Dat is een stomme grap, Tommy.” Tommy realiseert zich dat. Hij zegt: “Je hebt gelijk Twan. Dat wás een stomme grap.” Sache erledigt.
Maar dat gebeurde niet. Huys rook wel degelijk onraad. Dat blijkt uit zijn reactie. Hij leek even van zijn stuk gebracht en begon over de aanslag met de raketwerper op Panorama. Ook Wieringa rook onraad. Dat kun je aan zijn houding zien. Hij besluit consequent te zijn. Hij gaat dóór op zijn noodlottige pad. De chauffeur van de bestelwagen stak de brand erin en nam de vlucht. Zo niet Wieringa. Voor Panorama geldt hetzelfde zegt hij, nog steeds tot enthousiasme van de zaal, want daar ruiken ze receptie en feest op zijn Limburgs.
Inmiddels valt half Nederland over de gewraakte uitspraken en het applaus van de burgemeesters heen. Wieringa heeft nog steeds niets geleerd. Hij verklaart dat de Telegraaf tegen een stootje moet kunnen.
Een snel excuus had de boel nog redden maar dit blijft zeuren. Dit houdt niet meer op. Het blijft en het maakt niet uit dat Wieringa juist de maat wordt genomen door allerlei schendschrijvers die zelf de gruwelijkste opmerkingen maken over hun tegenstanders zoals Peter Breedveld op zijn site Frontaal Naakt schrijft. Op je kwetsbaarheid word je juist aangevallen als je de bres in je verdediging niet meteen dicht.
Tommy Wieringa maakte de klassieke fout van veel politici: hij weigert afstand te doen van een bepaalde lijn omdat hij vreest anders zijn geloofwaardigheid en zijn reputatie te verliezen. Hij wil geen windvaan zijn. Juist door de hardnekkigheid waarmee je weigert een fout te erkennen, blijft hij je aankleven. Je wrijft in een zelf toegebrachte wond. Dan gaat hij etteren.
De gemeentebestuurders in de zaal doen er ondertussen het zwijgen aan toe. Wie geschoren wordt, moet stil zitten. Zij spreken de leiders van hun politieke partijen niet tegen als die, zoals dat heet, afstand nemen. Ook laten zij het bestuur van hun eigen VNG begaan als dit in het openbaar het hoofd schudt. Tommy Wieringa zal nog vaak gevraagd worden of hij nu wéér vindt dat het tijd werd als iets of iemand fysiek wordt aangevallen.
En de applaudisserende zaal zal strijk en zet in beeld komen als bloggers en rechtse margepolitici de zogenaamde onveiligheid in Nederland ter sprake brengen. Als Tommy Wieringa pech heeft, blijft dit net zo hangen als het ¨U bent een minderwaardig mens¨, dat Marcel van Dam Fortuyn toevoegde, nu al weer éénentwintig jaar geleden.
Twan Huys heeft inmiddels aan schadeherstel gedaan. Hij erkende het fout te hebben aangepakt, natuurlijk in Boulevard , het programma van zijn nieuwe werkgever RTL.
Grote les public relations voor ons allemaal: red nooit wat niet te redden valt. Houd niet vast aan een verkeerd gevallen slip of the tongue. Mensen zeggen soms domme dingen. Erken dat. Besef hoeveel relaties verziekt en verzuurd zijn door dit soort improductieve hardnekkigheid, de weigering om toe te geven dat je beter op dat moment even je bek had kunnen houden. En hoe vaak dit de achtergrond is van een vechtpartij in een gezellige kroeg.
Over kroegen gesproken. Waarom hebben de autoriteiten de Telegraaf na de aanslag niet meteen gesloten? Dat doen zij toch ook steevast met cocktailbars en cafés, zelf als daar voor de deur een projectiel wordt gevonden, dat niet is ontploft?
Om te voorkomen dat dit verkeerd valt en ik zelf val over de rots der struikeling die Wieringa noodlottig werd: is het na de ervaring met De Telegraaf niet eens hoog tijd dat de overheid extra bescherming geeft aan bedreigde horeca-gelegenheden in plaats van dat de burgemeester met een beroep op de veiligheid de tent soms maandenlang dicht gooit?
Als toegift – omdat Maastricht ook de stad is van dat uit de hand gelopen eindexamen – heb ik voor U allemaal nog een vertaling Duits. Het is van Heinrich Heine en het komt uit 1842. En daar moest ik óók een beetje aan denken toen de potentaten en potentatinnen uit Woutertje Pieterse me voor de geest kwamen. Doe je best.
Hier in Frankreich herrscht gegenwärtig die größte Ruhe. Ein abgematteter, schläfriger, gähnender Friede. Es ist alles still, wie in einer verschneiten Winternacht. Nur ein leiser, monotoner Tropfenfall. Das sind die Zinsen, die fortlaufend hinabträufeln in die Kapitalien, welche beständig anschwellen; man hört ordentlich, wie sie wachsen, die Reichtümer der Reichen. Dazwischen das leise Schluchzen der Armut. Manchmal auch klirrt etwas, wie ein Messer, das gewetzt wird.