Iemand die nóg handiger is in het omzeilen van onwelkome vragen dan onze huidige premier moet waarschijnlijk nog geboren worden
Grote opwinding in politiek Den Haag, want minister van Financiën Sigrid Kaag heeft het aangedurfd niet te komen opdagen bij het wekelijkse vragenuurtje van de Tweede Kamer. Ze zou daar aan de tand worden gevoeld over de dalende koopkracht die iedereen parten speelt. Maar de D66-leider gaf er de voorkeur aan in Maastricht een toespraak te houden over ‘Europa’. Dat onderwerp zal, zo moet zij hebben geredeneerd, beter scoren bij het doorgaans bovengemiddeld gesalarieerde electoraat van haar partij. Tenslotte zijn er over een week gemeenteraadsverkiezingen. Die gaan weliswaar niet over Europa, maar ook niet over de koopkracht. Een rechtgeaarde democraat wil gewoon zijn (haar) partijleider in levende lijve kunnen aanschouwen. Zodoende.
Vooral de leden van de oppositiepartijen waren woest (‘ziedend’, ‘pislink’, of welke termen de redactie van De T. ook weet te verzinnen) toen Kaag gistermiddag niet verscheen. En zij hebben natuurlijk gelijk. Bewindslieden dienen op dinsdagmiddag als het even kan beschikbaar te zijn. Ze worden dan zeker niet geacht binnenlandse afspraken te maken, zo staat in het Handboek dat ministers en staatssecretarissen bij hun aantreden in handen gedrukt krijgen. Al rept dit Handboek niet van plichten en sancties, zodat je er nog allerlei kanten mee op kunt.
Het vragenuur van de Tweede Kamer bestaat al heel lang. Het is een beetje gemodelleerd naar soortgelijke bijeenkomsten van het Britse parlement. Ongetwijfeld is het de bedoeling geweest dat het de vergaderweek zou verlevendigen. Dat is, mogen we wel vaststellen, niet gelukt. Vragenuurtjes zijn in het algemeen wurgend saai. Dat ligt aan de antwoorden, waarbij de Kamer meestal bekwaam van het kastje naar de muur wordt gestuurd. Maar eerlijk gezegd ligt het ook wel aan de vragen. Die zijn niet zelden gebaseerd op mediapublicaties en hebben als teneur: ‘Klopt het bericht dat…’. Waarna de minister of staatssecretaris de gelegenheid krijgt uit te leggen dat het nieuwtje in kwestie net niet helemaal in overeenstemming is met de feiten. Een beetje handige bewindsman of -vrouw doet dat vervolgens zo omstandig dat voor de rest van het antwoord geen tijd meer overblijft. Verder dan: ‘Ik ga er nog eens op studeren’ komt het kabinetslid zelden.
Ook het Presidium (bestuur) van de Tweede Kamer heeft wel in de gaten dat het wekelijkse vragenuurtje eerder een corvee is dan dat het bijdraagt tot de populariteit van het instituut. Diverse keren is dan ook overwogen de vormgeving ervan te veranderen. Een idee was het om niet langer gewone ministers en staatssecretarissen te inviteren, maar alle vragen door de minister-president te laten afhandelen.
Of dit een goed idee is waag ik te betwijfelen. Want ik vermoed niet dat de parlementaire bijeenkomsten er in de ogen van wie dan ook bezienswaardiger door zullen worden. Iemand die nóg handiger is in het omzeilen van onwelkome vragen dan onze huidige premier moet waarschijnlijk nog geboren worden.
Overigens is de gedachte aan een wekelijks optreden van de minister-president bij mijn weten een stille dood gestorven. Wat dan? Het allerbeste zou het volgens mij zijn om het vragenuur gewoon af te schaffen. Maar ik vrees dat dat niet gaat gebeuren, want het is live te zien op tv. Dat die uitzendingen veel kijkers trekken kan ik me niet voorstellen, gezien de kwaliteit van het gebodene. Maar wat ik wel weet is dat politici een heilig ontzag hebben voor alles wat op de beeldbuis verschijnt.