Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 6 mei 1998 stemde 80 procent van de kiezers per computer in de helft van alle stembureaus. En er ging van alles mis.
De stemcomputers die tien jaar geleden in Nederland werden afgeschaft, kregen al in 1998 de wind van voren. Na wat problemen bij de verkiezingen in dat jaar, ontdekte de Tweede Kamer dat hertellen niet meer mogelijk was. Vooral het CDA produceerde ferme taal en staatssecretaris Kohnstamm (D’66) ondernam actie. Maar de goede voornemens werden snel weer vergeten. Het pad voor Rop Gogngrijps ‘Wij vertrouwen stemcomputers niet’ was daarmee geëffend.
Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 6 mei 1998 stemde 80 procent van de kiezers per computer in de helft van alle stembureaus. En er ging van alles mis.
In Tilburg werden verkeerde cijfers genoteerd bij het doorbellen van de uitslag. Twee stemmers op de ouderenpartij AOV zagen in de uitslagen een nul staan bij hun partij. Dat kon natuurlijk niet, ze hadden er zelf op gestemd. In de wijk Reeshof werden nul stemmen geteld voor de SP en 75 voor de Centrumdemocraten, waar eerder het omgekeerde in de verwachting lag.
De Centrumdemocraten werden weggevaagd en gaven de schuld aan de stemcomputer, zonder enig bewijs daarvoor behalve dat de partij terrein verloor in een tijd dat de stemcomputer in opkomst was.
In Gramsbergen, waar geen stemcomputers werden gebruikt, waren de uitslagen van drie stembureaus vergeten bij het intikken van de uitslagen en het kopiëren op diskette. Dit kostte het CDA een restzetel. Later werd dit gecorrigeerd.
En bij deze verkiezingen viel voor het eerst op dat de nummers 31, die op de Nedap-stemcomputers naast de lijsttrekker stonden, wel erg veel voorkeurstemmen kregen: Rob van Gijzel (PvdA) ruim 7000, Jan ten Hoopen (CDA) ruim 12.000 en Enric Hessing (VVD) bijna 5000. Dit ondanks het feit dat elke tweede kolom kandidaten op het knoppenpaneel iets was verschoven ten opzichte van de eerste.
Het waren allemaal nonproblemen en een aantal had niets te maken met de stemcomputer. Maar het woord ‘hertellen’ viel, zeker bij het CDA dat in eerste instantie was benadeeld. Toen begonnen sommigen te begrijpen dat hertellen alleen kon op plaatsen waar nog met stembiljetten was gewerkt. Met de bestaande stemcomputers kon het niet. Het CDA had trouwens een ‘onderzoek’ bij de Kiesraad nodig om tot dit inzicht te komen en was hierover ‘stomverbaasd’, aldus NRC Handelsblad op 13 mei: ‘Tweede Kamerlid Van der Hoeven gaat vragen stellen aan de minister van Binnenlandse zaken om er voor te zorgen dat ”de software van de stemcomputers dusdanig op orde is dat volgend jaar, als we zowel Europese als Provinciale Statenverkiezingen hebben, de Kieswet goed kan worden uitgevoerd.”’ Dat staatssecretaris Kohnstamm bij de introductie van het Kiesbesluit 1997, nog maar een jaar geleden, de onmogelijkheid van hertellen had benadrukt en gemotiveerd, was het CDA klaarblijkelijk ontgaan.
Maar er waren slapende honden wakker geworden. In een commentaar op 19 mei schreef NRC : ‘Van een transactie met zijn pinpas krijgt de moderne consument desgewenst nog tenminste een bonnetje. Zijn stem is zelfs geen printje waard. Te omslachtig, heet het. Dat miskent toch de betekenis van verkiezingen voor het draagvlak niet alleen van de democratie, maar ook van de informatiemaatschappij.’ Elders in hetzelfde nummer schreef de classicus Anton van Hooff in een vlammend opiniestuk:
"Waarom zou een democraat, die wantrouwen als principe heeft, opeens zijn volledige vertrouwen aan een apparaat geven? Het is niet genoeg dat technici bezweren dat er niets fout kan gaan. Dat verhaal hebben we te vaak gehoord, totdat bleek dat waterdichte systemen toch niet volkomen veilig waren. Het onbevredigende van de situatie is vooral dat er geen enkele controle achteraf mogelijk is. […] Het is vanuit democratisch oogpunt volstrekt onaanvaardbaar: het volk, niet de computer is soeverein."
Naar aanleiding van de problemen vraagt staatssecretaris Jacob Kohnstamm op 3 juni 1998 advies aan de Kiesraad. De staatssecretaris vindt het ‘niet goed verdedigbaar’ dat er voor de uitslagberekeningsprogrammatuur, die in Amsterdam problemen had gegeven, geen keuringsprocedure bestaat. Hij vraagt advies over de riskante bijna-monopoliepositie van stemcomputerfabrikant Nedap en softwaremaker Groenendaal. Ook pleit de staatssecretaris voor een papertrail, zodat de kiezer kan zien op wie hij heeft gestemd.
Drie duidelijke, eenvoudige, logische en verstandige verlangens. En dan gaat het mis. De Kiesraad geeft de voorkeur aan een algemenere vraagstelling: de huidige stand van de automatisering tegen het licht houden. Kohnstamm kan zijn eigen vragen niet meer begeleiden want vanaf 3 augustus 1998 regeert het kabinet-Kok II en is minister Bram Peper (PvdA) de verantwoordelijke bewindspersoon. Hij gaat akkoord met wat de Kiesraad wil. Een commissie brengt eind mei 1999 verslag uit. Over de software voor berekening van de uitslagen wordt hierin gezegd: niemand kent de programmacode, niemand weet hoe de software van jaar tot jaar wordt gewijzigd, er is een toetsingsprocedure nodig. Maar andere onderwerpen, zoals hertellen en een eventuele papertrail, blijven onbesproken. En die toetsingprocedure kwam er trouwens ook niet.
Zo werd een open kans gemist om op tijd te komen tot transparantie en controleerbaarheid, precies de kwesties waar Rop Gonggrijp acht jaar later problemen mee had. Geen enkele organisatie voelde zich verantwoordelijk voor het onderwerp en ook was er sprake van een kortademige estafette van bewindspersonen. Bijvoorbeeld, net toen Kohnstamm dreigde slagvaardig te worden, kwam daar minister Peper, die de voorgeschiedenis minder goed kende of er misschien wat minder belangstelling voor had, en die zelf na anderhalf jaar weer vertrok. Daarna kwamen Roger van Boxtel, Klaas de Vries, Jan Remkes, Alexander Pechtold (waarbij het dossier ook nog eens verhuisde naar Bestuurlijke Vernieuwing), De Graaf, Nicolaï, Bijleveld (terug naar BZK), Piet Hein Donner, Liesbeth Spies en tenslotte Ronald Plasterk. Geen entourage die goed is voor consistente aandacht. En zo kreeg Rop Gonggrijp, toen hij zijn actie begon, te maken met regelgeving en stemcomputers waarvan in 1998 veel betrokkenen vonden dat ze niet voldeden, maar waarvan bijna iedereen dit in 2006 alweer was vergeten.
Dit is een voorpublicatie uit ‘Vertrouw ons nou maar’, een boek over de geschiedenis van de stemcomputer en stemmen via internet.