Ik durf te beweren dat veel Iraniërs nog altijd worstelen met een gemis aan een wij-gevoel. Men is cultureel dakloos wanneer het erop aankomt.
Deze week is het 41 jaar geleden dat de revolutie in Iran zegevierde. Het bracht niet de gehoopte burgerlijke vrijheid, maar veroorzaakte veel burgerleed. Het bracht een ongekende leegloop van vooral de middenklasse op gang, ook richting Nederland. Inmiddels bestaat er een veertigjarige immigratiegeschiedenis van Iraniërs naar Nederland. Een geschiedenis vol stil verdriet.
Sinds afgelopen november zijn mijn nachten in tweeën gedeeld. Zonder een wekker of een geluid van buiten schrik ik gealarmeerd wakker. Ik pak dwangmatig mijn telefoon en zoek naar mogelijk apocalyptisch nieuws uit Iran. Als er geen groot nieuws is, val ik moeilijk in een tweede slaap. Ik heb de indruk dat mijn lotgenoten ook last hebben van slapeloze nachten, die duizenden Neder-Iraniërs en miljoenen die in ballingschap leven. Dat heeft alles te maken met de rampkoers waar Iran in de afgelopen maanden in terecht is gekomen.
Halverwege november schoot het Iraanse regime, naar schatting van persbureau Reuters, 1500 betogers dood. Het waren burgers uit het hele land, uit grote en kleine steden, die protesteerden tegen de drastische en onverwachte verhoging van de olieprijzen. Velen behoorden tot economisch kwetsbare groepen. Het regime probeerde deze oorlog tegen ongewapende burgers in de doofpot te stoppen. Wat informatievoorziening betreft ging het land voor een aantal dagen ‘potdicht’ en verdween van de digitale radar.
Toch kwam de lugubere waarheid in december aan het licht en ging er golf van afschuw en walging door de samenleving. Veel artiesten, schrijvers, intellectuelen en mensenrechtenactivisten veroordeelden openlijk de jacht van het regime op hun eigen burgers. Het was politiek noodweer in Iran. De storm leidde tot een orkaan in de eerste maanden van 2020. De liquidatie van generaal Qassem Soleimani door de Amerikanen, een dreiging van oorlog met Amerika en de door de Iraanse Revolutionaire Garde veroorzaakte vliegramp van het Oekraïense passagiersvliegtuig met voornamelijk Iraniërs en Iraanse Canadezen als passagiers. Dit alles gebeurde in aanloop naar het 41e jaar van overwinning van de revolutie en in aanloop naar 21 februari, de dag dat er de parlementaire verkiezingen in Iran worden gehouden.
Veel artiesten hebben uit protest gezegd niet deel te zullen nemen aan het grootste culturele festival van Iran dat jaarlijks rond de overwinning van de revolutie plaatsvindt ‘Fajr Festival’. Noch is er veel animo onder burgers voor de aankomende verkiezingen. Er valt nauwelijks iets te kiezen. Dankzij de “de Raad van Hoeders” bepaalt een zeer strenge selectie wie aan de verkiezingen mee mag doen. Zelfs de meest voorzichtige “hervormers” zijn uit de lijsten geschrapt. Tegen deze roerige achtergrond, herleven wij Iraanse ballingen opnieuw de pijnlijke geschiedenis van de Iraanse revolutie, de vervlogen hoop en de harde teleurstellingen die spoedig daarop volgde.
De revolutie bracht hun geen burgerrechten, integendeel, zelfs hun culturele en sociale vrijheid werd afgenomen. En omdat ze niet in hun denkbeelden noch in hun levensstijl voldeden aan de islamitische ideologie en traditionele outlook van de nieuwe machthebbers werd deze middenklasse vernederd en vermorzeld. Duizenden doden en honderden politieke gevangenen en een exodus van nagenoeg 4 miljoen vluchtelingen in het eerste decennium van de revolutie waren het gevolg. Het is spijtig en een gemis dat Neder-Iraniërs voorbij politieke voorkeuren, levensstijlen, etnische en religieuze verschillen, geen gezamenlijk platform hebben kunnen ontwikkelen om op zulke momenten elkaar bij te staan. Ook niet na inmiddels 40 jaar aan immigratiegeschiedenis van Iraniërs in Nederland.
Wat Iraniërs onderling wel doen is elkaar zachtjes, of juist luidkeels, veroordelen vanwege politieke meningsverschillen op social media, elkaar uitmakend voor “spion van het regime” of “landverrader en handlanger van Trump”. De ene is de eeuwige revolutionair gebleven of zelfs geradicaliseerd, de ander hoopt standvastig op hervorming van binnenuit, velen zweven daar ergens tussenin. Aan fractievorming en harde verwijten onderling geen tekort.
Maar rouwen om ons gedeelde smart doen we niet. Het lukt niet om samen een traan te laten om een revolutie dat geen vrede bracht maar pijn. Een gebed reciteren of een lied bezingen, een minuut samen stilte houden, even elkaars handen vasthouden, samen troost vinden – het zou ons goed doen. Ondanks de bestaande verschillen zijn wij ons daar diep van binnen van bewust, onze harten huilen allemaal om Iran en het verloren gaan van de dromen van de revolutie. We delen dezelfde zorgen om de donkere wolken boven ons ‘moederland’, zo zoet als wij het in het Perzisch zeggen, ‘vaderland’ is ons vreemd.
De Iraanse gemeenschap in Nederland is veelstemmig. Het is geen kudde. Ieder maakt eigen politieke taxatie en gaat op eigen argumentatie af. Dat is iets om te koesteren en trots op te zijn. De durf en mogelijkheid om je vrij te kunnen uiten en achter je overtuiging te blijven staan. Wij vluchtelingen uit een autoritaire staat weten hoeveel dat waard is. Maar op zulke dagen voelt de overmaat aan polemiek binnen de Iraanse gemeenschap als een afleidingsmanoeuvre, achter die façade schuilt veel pijn en veel eenzaamheid, dunkt mij.
Het is vervreemdend om in je eentje met een oude wond te lopen in vredig, veilig en welvarend Nederland, tussen vrienden, collega’s en buren die amper het ingewikkelde lot van Iran kennen en kunnen vatten. In de huidige tijd van druk, druk, druk, ter zake, wees praktisch en vooral “normaal”, denk je wel drie keer na voordat je jouw medeburgers lastigvalt met die oude pijn, afkomstig uit een ver, onbekend land. Het is moeilijk om te laten zien dat die oude wond weer aan het bloeden is. Je voelt je bezwaard. Liever niets uit hoeven leggen. Liever samen huilen, samen oude liedjes zingen, samen rituelen uitvoeren. Troostvoer zoals zoete Halva maken, om de bittere smaak van te kunnen trotseren. Maar dat is niet hoe Iraniërs omgaan met hun verdriet.
Iraniërs in Nederland zijn vaak trots op hun individuele carrière. Ik merk dat er onder mijn landgenoten een grote drang leeft om te laten zien dat ze ‘domweg gelukkig’ zijn in de Lage Landen. Ondanks dat je achter alle burgerrechten staat en daar ook gebruik van maakt, kan een Iraniër zich ook nog gehecht voelen aan een andere culturele benadering en daar bijhorende rituelen en uitingen. Dat je de geuren, smaken, kleuren en landschappen mist schijnt ingewikkeld te zijn voor mijn lotgenoten. Men is bang voor weemoed en nostalgie en de gevaarlijke gevolgen van het gemis. Die drang tot oppervlakkige assimilatie herken ik ook bij mezelf overigens. Maar ik ben inmiddels als socioloog te goed getraind en heb te lang onze gedragspatroon geobserveerd om het over het hoofd te kunnen zien. Ik durf te beweren dat veel Iraniërs nog altijd worstelen met een gemis aan een wij-gevoel. Men is cultureel dakloos wanneer het erop aankomt.
Als Iraanse beschaving ergens trots op mag zijn is dat het eeuwige meesterschap van zijn dichters en schrijvers – en tegenwoordig ook filmmakers – in het herkennen van schoonheid in menselijke zielwonden. Hun scherpe blik doorziet elk materialistisch masker en ziet eenzaamheid en gemis als de meest fundamentele menselijke ‘zijnstoestand’. Zij raken deze onderwerpen aan, niet om te pijnigen, maar om te ontroeren en te beroeren. De Iraanse beschaving is al eeuwen een onuitputtelijke bron van poëtische zienswijzen en praktische rituelen, woorden, vormen en manieren om zielenpijn erkenning te geven. Opdat men melancholie als een kostbaar juweel beschouwd, niet een schande die je diep in de grond moet begraven.
Soms denk ik dat veel Iraniërs in Nederland té graag en te haastig één hebben willen worden met het land van aankomst. Assimilatie eist op zulke dagen zijn tol.
Op 19 februari geeft Shervin Nekuee een inleidende lezing tijdens het Programma Update Iran.