Discriminatie en marginalisatie zijn geen individualistische maar systematische fenomenen.
Als iemand die vaak schrijft over kwesties van ongelijkheid en onderdrukking in de samenleving, voer ik ook relatief vaak gesprekken met andere mensen over deze onderwerpen. Enerzijds omdat ik niet alleen kan putten uit mijn eigen geleefde ervaringen en mezelf dus meer wil informeren, anderzijds omdat ik het belangrijk vind om met openheid en verbinding, hoe cliché dat ook klinkt, te luisteren naar anderen (online discussies met anonieme trollen zijn hiervan uitgesloten).
Ook voer ik gesprekken met mensen die doorgaans weinig of geen discriminatie ervaren. De meeste mensen staan ook open, tot op een bepaalde hoogte, om te luisteren en te leren, wat essentieel is om gezamenlijk dingen aan te pakken. Maar er is ook een groep waar ik vaak een bepaalde weerstand bij opmerk. Niet het soort weerstand dat het bestaan van marginalisatie en discriminatie ontkent, maar een andere vorm van weerstand.
De kern van deze weerstand gaat over dat gemarginaliseerde mensen zich niet moeten focussen op het ‘negatieve’. Wat het belangrijkst zou zijn, is hoe je als persoon omgaat met ‘tegenslagen’. Met andere woorden, het enige wat telt is hoe je als gemarginaliseerde persoon omgaat met discriminatie en ongelijkheid. Een queer persoon die bijvoorbeeld lhbti-haat ervaart, zou zich niet ‘moeten laten kennen’. Enkelen gooien daar een schep bovenop en vinden dat men niet in een ‘slachtofferrol’ moet blijven zitten.
Hoewel ik het deels eens ben met hoe iemand reageert op ‘tegenslagen’ een indicator kan zijn van veerkrachtigheid (maar dat hoeft niet altijd zo te zijn), is de focus op de ‘ontvanger’ van marginalisatie een symptoom van individualistisch denken. En discriminatie en marginalisatie zijn juist niet individualistisch, maar systematische ‘fenomenen’. Basismodellen van communicatie illustreren altijd dat er een zender, boodschap en een ontvanger is. De ontvanger is in deze kwestie de gemarginaliseerde, de boodschap is logischerwijs de marginalisatie, en de zender is de persoon die marginaliseert. Maar de zender is een product van een samenleving waarin deze vormen van ongelijkheid verankerd zijn in verschillende hoeken. Denk bijvoorbeeld aan het Toeslagenschandaal bij de Rijksoverheid of het bestaan van de Rotterdamwet.
Verschillende vormen van discriminatie zijn te herleiden naar structuren die eeuwen geleden al ingebed waren in de maatschappij, zoals het geval is bij het kolonialisme en het racisme dat daaruit voortvloeide. Onze samenleving kent in die zin een bepaalde padafhankelijkheid: gemaakte keuzes uit het verleden bepalen de keuzes en omstandigheden in het heden, en die gemaakte keuzes zijn niet terug te draaien. Dat maakt het dat ieder van ons vandaag de dag een product is van onze samenleving en die gemaakte keuzes. Of hoe ik het zelf altijd stel: je zal nooit gezonde appels kunnen plukken van een boom die geplant is in vergiftigde grond, als je niks aan die grond doet.
Alleen oog hebben voor hoe iemand reageert op ‘tegenslagen’ focust dus op de ontvanger van de boodschap. Niet kijken naar de boodschap zelf of het feit dat de zender een product is van marginaliserende systemen in de samenleving, is een rookgordijn. En dat rookgordijn zorgt ervoor dat men niet kijkt of niet kan kijken naar het grotere plaatje waar duidelijk is dat dit systematische problemen zijn.
Individuele uitingen van discriminatie zijn weliswaar pijnlijk en schadelijk voor dat individu, maar als we niet verder kijken (of willen kijken) en het weigeren te zien als een symptoom van een structureel probleem in de samenleving, zullen we die structuren ook nooit kunnen ontmantelen. Dus ja, hoe men omgaat met ‘tegenslagen’ kan iets zeggen over iemands veerkrachtigheid. Maar een individualistische aanpak zal nooit de problemen die het collectief raken, kunnen oplossen.