Trek je mond maar eens open over racisme of Israël en ervaar zelf hoe het staat met de vrijheid van meningsuiting in Nederland
Parrèsia is volgens de oude Grieken het vrijmoedig spreken. Etymologisch betekent parrèsia ‘alles zeggen’. Maar buiten de interpretatie van het vrijuit kwebbelen, oftewel alles zeggen, heeft de filosoof Foucault de notie gebruikt in relatie tot het ‘waarheidsspreken’. Belangrijke vragen hierbij zijn: wat zijn de kenmerken van waarheidssprekers, en waarover moet de parrèsiastes waarheid spreken? Niet elk spreken kwalificeert immers als waarheidsspreken.
De huidige vaandeldragers van de vrijheid van meningsuiting zien zichzelf als parrèsiastes. Hun opvatting is echter dat ze in hun ‘vrij spreken’ worden gecensureerd. Het is de groep die nog steeds denkt ‘taboedoorbrekend’ te zijn wanneer ze iets over de islam beweren. De groep die een constante spreekhouding aanneemt van de underdog, en telkens propageert dat er niet naar ze wordt geluisterd. Maar deze groep parrèstiastes vertegenwoordigt juist het nieuwe, politiek correct spreken. Ze zijn voor een nihilistisch spreken om het spreken à la Geenstijl. Een spreken dat tot doel heeft om de grenzen van het vrije woord op te rekken, met als risico dat ‘vrij spreken’ betekenisloos wordt.
Er zijn zonder meer taboes in Nederland, maar dat is niet het waarheidsspreken over de islam. We doen al ruim twintig jaar niets anders dan ‘zeggen waar het op staat’ om vervolgens te doen alsof we er niks over mogen zeggen.
Het grote taboe in Nederland is spreken over racisme – en over ongelijkheid in algemene zin. De shit die je dan over je heen krijgt, is overweldigend. In de maand juni was ik gastcolumnist voor De Volkskrant. Ik heb geprobeerd om het thema racisme en sociale ongelijkheid via verschillende schrijfstijlen aan de man te brengen: soms met humor en zelfspot, maar ook met provocatie en woede. Conclusie: je schrijfstijl, het gekozen repertoire doet er niet toe. Nuance? Leuk geprobeerd, maar wie over racisme schrijft, raakt aan het Nederlands zelfbeeld, en dat creëert een ongemak – mijn excuses voor deze psychologisme.
Wat die reacties waren? Ik moest natuurlijk maar eens terug naar Turkije, hoe zit het dan met de Armeense genocide, en de Koerden dan? Waarom spreek je je niet uit over de neergeslagen gay pride in Istanbul? De myopie is stuitend. Dezelfde personen die beweren dat racisme, stereotypering en categorisering niet voorkomen in Nederland, categoriseren mij in de daarna volgende zin en activeren mijn oorspronkelijk Turkse achtergrond. Racisme bespreken vereist veel geduld, beheersing en een rechte rug: Nederland is immers ‘af’, kleuren doen er niet toe, doe zelf niet zo racistisch met je ‘witte Nederlanders’, uiteindelijk bedoelen we het toch goed.
Er is een ander, mogelijk nog groter taboe in Nederland – maar ik had nooit zelf ervaren hoe serieus dat taboe was.
Twee journalisten van de NRC, Leonie van Nierop en Derk Stokmans, hebben naar mijn mening een van de meest indrukwekkende, serieuze onderzoeksjournalistiek van de laatste jaren bedreven.
Haarfijn analyseren de journalisten, op basis van interne memo’s, hoe de Nederlandse overheid willens en wetens de wet heeft overtreden bij de AOW-gerechtigden in door Israel bezet gebied. Die AOW’ers hebben uiteindelijk zelfs bruto en netto een hoger AOW ontvangen dan mensen in Nederland.
Tegen de Kamer beweerde minister Asscher dat de regels ‘onvoldoende helder’ waren. Uit interne stukken blijkt echter dat de minister minstens twee jaar lang AOW’s liet uitkeren terwijl hij hiervan op de hoogte was. Ambtenaren van de Sociale Verzekeringsbank zijn onder druk gezet door het ministerie van Sociale Zaken. In een artikel stellen de journalisten: “Het is opmerkelijk dat de minister voor zo’n kleine groep de SVB dwong de wet niet toe te passen. De uitvoeringsinstantie heeft een onafhankelijke positie gekregen om te voorkomen dat politieke inmenging leidt tot willekeur en rechtsongelijkheid bij de uitvoering van beleid. Uit interne documenten blijkt dat de Nederlandse regering druk voelde van een lobby van belangenorganisaties.”
Waar is de commotie vraag je je af, niet waar? Dat doe ik ook. Al weken. Maar een ruime kamermeerderheid stemde twee weken geleden tegen een debat over deze kwestie. Het gaat hierbij om de PvdA, VVD, PVV, CDA en ChristenUnie. Waar zijn de parrèsiastes nu, de vrijmoedige sprekers?
Ik heb een column geschreven voor De Volkskrant over de AOW-kwestie en de opstelling van de Nederlandse overheid. De vraag die ik in mijn column opwerp: hoe is het mogelijk dat we maandenlang moeiteloos hebben gesproken over de lange Turkse arm bij marginale politieke partijen, stichtingen en ook individuele burgers die niet veel in de melk te brokkelen hebben, maar dat vrijwel niemand, behalve de vrijmoedige journalisten van de NRC, over de lange arm van Israël spreekt, die zich over gevestigde politieke partijen, ministeries en ambtenaren strekt. Hoe komt dat?
In hetzelfde stuk schrijf ik: “Het is een politieke realiteit dat buitenlandse lobby’s invloed uitoefenen op interne kwesties. Met andere woorden, de lange Israëlische en Turkse arm bestaat. Het verschil is dat verwijzingen naar de Israëlische lange arm onmiddellijk het verwijt van antisemitisme oproepen, van antisemitische samenzweringstheorieën, terwijl fantasieën over een vijfde colonne, het islamitische Trojaanse paard, cliëntelisme en dubbele loyaliteiten vanzelfsprekend samengaan bij de Turkse lange arm.”
En wat gebeurde er na verschijning van mijn column? Jawel. Ik werd uitgemaakt voor antisemiet. Op het racistische blog De Dagelijkse Standaard stond het stuk Volkskrant publiceert antisemitisch verhaal van boze ‘cultureel antropoloog’. Waar ik mij de afgelopen weken nog het langst over heb gebogen zijn de aanhalingstekens. Kan iemand mij de aanhalingstekens uitleggen? Ben ik een onvolmaakte, net niet antropoloog? Wat is het idee hier?
Een erg onplezierige gewaarwording. Het gaat je niet in de koude kleren zitten om uitgemaakt te worden voor antisemiet. Ook niet wanneer De Dagelijkse Standaard in een broddelwerk van laster en smaad in feite precies hetgeen doet wat je beschrijft. In mijn stuk citeer ik nota bene minister-president Balkenende en een ambtenaar van de Sociale Verzekeringsbank.
De tekst werd vervolgens geretweet door een van de grootste dichters van Nederland, Afshin Ellian. Hij schijnt ook hoogleraar en jurist te zijn. Wacht, ik zet het woord tussen aanhalingstekens: ‘jurist’.
Je zou denken, deze episode houdt hier op. Nee, een paar dagen later plaatste iemand op de Facebook-pagina van De Correspondent het commentaar ‘hoe het mogelijk was dat De Correspondent een podium biedt aan iemand met antisemitische ideeën’. Ik verzocht De Correspondent het lasterlijke bericht te verwijderen. Dat gebeurde. De reactie van deze persoon was vervolgens.
Ja, hilarisch, die opmerking of we hier in Turkije zijn, ofzo. Maar waarom moet telkens mijn achtergrond worden vermeld bij de stukken die ik schrijf, zelfs als ze geen betrekking hebben op mijn achtergrond? En vormen zelfs gratuite opmerkingen, laster en smaad onderdeel van een vrij spreken?
Niet elk spreken is vrijmoedig spreken. Trek je mond maar eens open over racisme of over Israël, en ervaar zelf hoe het staat met de vrijheid van meningsuiting in Nederland.
Maar een parrèsiastes weet niet van ophouden.
Tot snel.
Deze opinie “Het risico van parrèsia: ‘jij bent zelf een racist en antisemiet’” verscheen eerder op de website van Sinan.