© cc-foto: abhijit chendvankar
Longread over de modus operandi in de media- en uitgeverswereld
Vorig jaar observeerde ik wat er allemaal in het publieke debat voorbijkwam over alle mogelijke vormen van grensoverschrijdend gedrag. Mijn aandacht ging daarbij vooral uit naar media- en uitgeversland; een voor mij bekende wereld. Hoezeer ieder individu voor tienduizend procent verantwoordelijk is voor zijn of haar gedrag en er tot nu toe vooral daarover gesproken werd, zoom ik graag in op de structuren van de industrie. Die hebben namelijk decennialang grensoverschrijdend gedrag gecultiveerd, gefaciliteerd en in stand gehouden.
Disclaimer vooraf
We zitten middenin een morele epidemie, ook wel strijdperk, waar we nog lang niet uit gaan komen. Verwacht maar dat er in 2023 nog veel disfunctionele zaken geopenbaard gaan worden. Alleen heb ik het idee dat we vooral willen onderzoeken wie er nou schuldig is in plaats van de systemische ordening van al die branches onder de loep te willen nemen.
Begrijp me niet verkeerd. Vanzelfsprekend heeft ieder individu de volledige verantwoordelijkheid voor zijn of haar intenties, attitude en gedrag. Maar tegelijkertijd hebben complete industrieën decennialang zodanig geopereerd, dat wangedrag mogelijk was. Daar moeten we het over hebben.
Omwille van bewustzijnsverandering, generaliseer ik in dit verhaal en houd ik een satirische toon aan. Dat wil niet zeggen dat alles elite en verrot is, of dat er niet een hoop goed gaat in deze industrieën. Niemand beweert dit, ook ik niet. Anders zou ik bovendien nooit met zoveel passie en toewijding erin werken. Het wil ook niet zeggen dat er geen machtsverschillen mogen en kunnen bestaan.
Allemaal gezond verstand, maar toch belangrijk om voorafgaand aan dit verhaal als een soort van disclaimer mee te geven. En in de persoonlijke vertelling zit het psychologisch-praktische voor het collectief. “Connaissance de la vérité et vérité de la connaissance,” zoals schrijver Edmond Marc dat uitdrukt.
Apenrots beklimmen
De wereld van de journalistiek en media – dat kunnen twee verschillende zaken zijn – heeft altijd een allesbepalende en machtige elite gekend en in piramidevorm eronder een hele bulk wannabe mediamensen. Die deden er alles aan om zich op te werken, dus om hogerop te komen.
Ze mochten daarbij al blij zijn dat ze betaald werden. Dus hun contracten, arbeidsvoorwaarden en werkaspecten, zoals duurzame stabiliteit, naar potentie kunnen ontplooien en persoonlijke behandeling, waren verder minder belangrijk. Het ging immers om het beklimmen van de apenrots. Om de gratie van de beslissende elite. Gezien worden door hun blik, zodat sommigen uit de bulk nieuwe kansen kregen en hopelijk ooit de nieuwe elite konden vormen.
Stagiaires mochten al dankbaar zijn dat ze ergens op een redactie of in een studio konden rondlopen. Dus hoe ze verder behandeld werden, deed er niet zoveel toe. En met de jaren werden de budgetten op de redacties en in de studio’s krapper. Dus ga maar na hoeveel stagiaires met jongens- en meisjesdromen van ‘het in de journalistiek en media helemaal gaan maken’, bij het werk werden betrokken.
In de praktijk leek het er overigens op dat hoe ‘gewoner’ de stagiaires waren – gewoon als in doorsnee Nederlands en niet een te grote of exotische persoonlijkheid – en hoe minder graag ze wilden, des te makkelijker en sneller ze de rots konden beklimmen. Intriges en sabotage bleven hen bespaard. Dergelijke gewone stagiaires waren immers bereid om zichzelf weg te cijferen, om onderdanig en dienstbaar op te treden en weinig tot geen tegenspraak te leveren, zodat de elite kon stralen. Of ze leken zodanig op de elite, dat ze daarom hun gunning kregen en in treinvaart het parcours aflegden naar de plek die ze graag wilden bemachtigen.
Gezien worden als één van hen
Bijna twintig jaar geleden was ik zo’n trainee, die vervolgens een keer handmatig uit een officiële sollicitatieprocedure voor een RTV-functie werd gehaald. Zonder uitleg verder. In mijn overtuiging alleen maar om wie ik was en niet om wat ik kon. Wet- en regelgeving of codes of conduct blijken vrijwel niets waard in zo’n situatie. Of de codes of conducttoen überhaupt bestonden, weet ik eerlijk gezegd niet.
Ooit zat ook ik in de bulk wannabe mediamensen, op zoek naar een passende plek en vooral naar belonging. Naïef en oprecht als ik was, met een persoonlijke achtergrond die me niet op het werkende leven had voorbereid – laat staan op deze industrie – geloofde ik toen nog in ‘talent drijft vanzelf naar boven’. Op het werk focussen. Het seksisme en zelfs een paar keer antisemitische voor lief nemen. Slangenkuil of niet, dicht bij het vuur blijven. Hard werken. Zo stond ik als jonge vrouw in de wedstrijd.
Toen ik begin twintig was, had ik door de impact van de structuren van de industrie zelfs gedurende twee jaar lichtblond haar. Belachelijk en aandoenlijk vind ik dat nu. Want los van me oprecht afzetten tegen het ultra-orthodoxe Joodse milieu, waar ik net afscheid van had genomen, wilde ik graag gezien worden als ‘één van hen’. Als ‘gewoon’ dus. Geen woord reppen over waar ik vandaan kwam. Anders zou het milieu waar ik uit was gestapt – zeg maar gerust gevlucht – mijn imago overschaduwen.
Met de ultieme meisjesdroom om anchor te willen worden, liefst audio en in een klassieke newsroom, begon mijn werkende leven. De ABN-dictie had ik al, drukten de paar hartelijke presentatoren aan de top van de apenrots me op het hart. Er schuilde een Sacha de Boer in me, zeiden ze. Ik ga voor Sophie van Leeuwen, reageerde ik. De vrouw met toen de volste, warmste en enigszins francofone radiostem. Dat voelde herkenbaar. Alleen schuilde er in mij geen schaakbordspeelster die koste wat kost haar doel zou bereiken.
Met mensen aan de top van de apenrots in bed duiken, liefdeloos strategische relaties aangaan, slijmen, iemands lieveling worden om vervolgens diegene een mes in de rug te steken, ellebogenwerk, elkaar uit de tent vechten dan wel andere niet-integere en toxische tactieken kon ik niet inzetten. Niet omdat ik een überdeugmensch was – nou ja, ik ben altijd enigszins een good girl geweest – maar vooral omdat ik er niet sterk genoeg voor was. Nog steeds niet trouwens. Los van wat ik er zelf van vind (brrr), is het mij veel te ingewikkeld. Om me heen gebeurde het echter allemaal.
De Onderzoekscommissie Gedrag en Cultuur Omroepen (OGCO) zou die tijd eens naast de huidige tijd moeten leggen. De tijd van vóór rechtvaardigheid in de zin van zich persoonlijk voor maatschappelijke doeleinden inzetten, van vóór diversiteit, inclusiviteit, pluriformiteit en andere -teiten. Die verschillen onderzoeken om beter te snappen wat er in de nabije toekomst allemaal nodig is om zaken te voorkomen en op te lossen. Wie immers geen oog heeft voor de geschiedenis blijft in vicieuze cirkels werken.
Vrijheid, gelijkheid en broederschap
De waarheid is dat hele groepen talentvolle mensen uit de grote bulk nooit de onderkant van de apenrots hebben kunnen verlaten. Miskenning, vernedering of domweg genegeerd worden. Lang voordat de uitdrukking cancel cultureeen publieke rol ging spelen, werd er al voortdurend gecanceld. We moesten het allemaal maar pikken om ‘iemand’ te worden. Het hoorde erbij. Wie dit niet kon, verliet de industrie.
In dit spel deed ik me – helaas – het grootste deel van de tijd bewust dommer voor dan ik was. Want de top van de apenrots mocht zich niet bedreigd voelen door mijn hoogbegaafdheid en hooggevoeligheid. Al zat ik boordevol ideeën, verlangen en voelde ik zaken bij anderen haarfijn aan, ook al hadden ze me er geen woord over verteld.
Sterker nog, het overgrote gedeelte van mijn loopbaan tilde ik vervolgens anderen omhoog, want dat was veiliger. Oftewel, ik zorgde ervoor dat ze ‘iemand’ werden. Ik gaf al mijn intellect, creativiteit, instinct, energie en tijd aan anderen, zonder dat het publiek dit wist. Laat me hen satirisch de dikke buiken noemen. Buiken die nog meer gevuld raakten aan de top van diverse apenrotsen, terwijl ik achter de schermen ploeterde.
Hoe dan ook, media en traditionele journalistiek en het principe van vrijheid, gelijkheid en broederschap, ook wel rechten en erkenning? Ach welnee…
Mindset van de middeleeuwse boekdrukkunst en fysieke winkels
Wat ik hierboven geschetst heb, geldt voor de werkende bulk in de uitgeverswereld enigszins ook. Maar waar ik in het geval van uitgeversland extra op wil inzoomen, is het perspectief van de auteur die blij mag zijn met de zogenaamde erkenning van de – soms literaire – uitgeverselite.
Er wordt de auteur immers een publieke stem gegeven door zijn of haar werk te publiceren. Een stem die er zogenaamd meer toe doet dan die van anderen zonder uitgever. Niet de inhoud is leidend, maar de beoordeling van de uitgeverselite. De beoordeling wordt helaas maar al te vaak gezien als keurmerk.
Perikelen zoals lage royalty’s (soms slechts de helft van wat marktconform is als instapfase, namelijk 5%), gesjoemel met uitbetalingen, ondoorzichtige of gebrekkige werkprocessen en faveurisme – vriendjespolitiek – waarbij de belangen van de ene auteur boven de andere worden gezet, het komt allemaal voor.
De structuren van deze industrie worden in stand gehouden, doordat journalistiek en media voornamelijk aandacht besteden aan de boeken van de ‘bevriende’ uitgeverselite. (Daarom bundel ik voor het gemak in dit verhaal de wereld van de journalistiek en media en van de uitgevers.) En doordat de buiken van de boekhandeleigenaren gevuld moeten worden. Die bepalen welke boeken ze in hun assortiment opnemen. Wanneer inkoop door het publiek gestuurd wordt, heet dat ‘een uitzonderlijk succes’.
Vreemd eigenlijk om in deze tijd nog met de mindset van de middeleeuwse boekdrukkunst en fysieke winkels te handelen, terwijl het milieubewustzijn en de gemakken van de digitalisering en globalisering niet te miskennen zijn. Want boeken in papieren vorm zijn net kerstbomen. Iedereen snapt de melancholie en het geluksgevoel, alleen heeft niemand meer een excuus om niet voor een duurzaam alternatief te gaan.
Enfin, wat aandacht krijgt en zichtbaar is, groeit qua positionering, geloofwaardigheid en (financiële) bestaansrecht. Oftewel: krijgt een stem en erkenning.
Ontevreden auteurs
Ik wil het niet over mijn ervaringen met uitgeversland hebben. Al is het maar omdat ik een afspraak gemaakt heb om dit niet te doen, waar ik me netjes aan houd. Nadat ik me er één keer aan gebrand heb, twijfel ik of ik dit weer wil, terwijl het aanbod van diverse gerenommeerde uitgevers staat.
Ik wil het wel hebben over mijn gesprekken met diverse ontevreden auteurs. Namelijk, niets anders dan gezeik, voorbij meningsverschillen over de redactionele visies, artistieke expressie, vermarkting of het boekontwerp. Natuurlijk ook voorbij de steeds terugkerende klacht dat al die auteurs er uiteindelijk alleen voor stonden en hun eigen publiciteit en inkoop moesten regelen. Nou ja, auteurs die dus niet op gelijke hoogte met de Isabel Allende’s van deze wereld stonden en het niet allemaal wel prima vonden gaan zoals het ging. Tevreden auteurs heb ik voor dit verhaal niet gesproken. Ik zoom hier dus bewust in op wat er niet goed gaat.
Zelfs een aantal grote, Nederlandse namen had een hoop aan te merken op de structuren van de industrie. Zoals dat de top bovenaan de apenrots vrijwel moeiteloos zijn of haar buik vulde door hun bloed, zweet en tranen. Of dat vele beloftes door die elite niet werden nagekomen. Denk aan afzetgebieden, internationale rechten, of evenementen/lezingen. Of dat het fenomeen printing on demand het hele systeem van hoeveel drukken een boek nou werkelijk behaald heeft, volledig vertroebelde.
Grote namen besloten daarom om hun normale leven stil te leggen en de wereld af te reizen. Om hun boek op eigen kracht te pluggen en internationaal af te zetten. Ze startten hun eigen uitgeverijen en platforms om van de ellende van de uitgeverselite af te komen. De ene keer betekende dat dat ze van de botsende ego’s af kwamen. De andere keer dat ze hun eigen podium creëerden, zodat ze rechtstreeks in contact kwamen met hun achterban.
Want auteurs leven niet voor het oordeel van de uitgeverselite, blijkt uit mijn gesprekken. Op die enkelingen na die zich opladen aan de Boekenbalvitamines kan ik me voorstellen, maar die heb ik niet gesproken. De meeste auteurs werken immers om mensen te raken met hun gedachtegoed. Sommigen om afdrukken achter te laten in de geschiedenis – ik ben er zo één.
Wie geen grote naam à la… vul maar in… was, moest soms nog geld bijleggen ook om ‘geprint’ te worden. Wie doet dat nou, vroeg ik me af. Betalen om mee te doen aan de champions league – ja, ja, daar hebben we hem – van de uitgeverswereld, dat is toch de ultieme vernedering? Doe dan nog liever mee aan de krabbenmand, zou ik bijna zeggen. Bijna…
Aan de goede kant van de geschiedenis
Goed, even een principe uit de marketing, namelijk dat het publiek altijd gelijk heeft. Dit betekent dat hoe het werk van mediavakmensen of auteurs ontvangen wordt, terecht leidend is voor hun bestaansrecht. Maar zoals blijkt uit bovenstaande is het bestaansrecht onderhevig aan allemaal randvoorwaarden die niets met het werk te maken hebben.
Met andere woorden, niet zozeer terechte en wat mij betreft ‘elegante’ factoren van het ambacht, zoals smaak of stijl, doen ertoe. Maar factoren die ik ‘laag-bij-de-gronds’ noem, zoals het politieke spel om (commercieel) succes, aanzien en erkenning te bemachtigen.
Het zijn structuren van industrieën die daarmee grensoverschrijdend gedrag inderdaad gedurende ik weet niet hoe lang aanwakkerden – omwille van de strijd, oftewel om die champions league. Als het publiek niet weet hoe die structuren van de industrieën in elkaar zitten, wordt het verdomd lastig om anders naar iemands werk te kijken en andere keuzes te maken.
Het wordt dan lastig om in te zien dat sommigen aan de top van de apenrots helemaal niet aan de goede kant van de geschiedenis staan. Tekortschieten in oprechte intenties en attitude omtrent inclusie bijvoorbeeld, maar wel breed te koop lopen met hoezeer ze dit verlichte idee van rechtvaardigheid omarmen. Als ik nog één keer uit de dikgevulde buik van Bas, Petra, Joost, Sijmen, Joris of weet ik het moet aanhoren dat diversiteit en inclusiviteit belangrijk zijn, dan verhuis ik naar een onbewoond eiland. Oh, wacht.
Natuurlijk zijn er mensen in de top van de apenrots met oprechte intenties. Soms met blinde vlekken, wat niet altijd erg is, zolang ze zich gezamenlijk willen blijven ontwikkelen en verbeteren. Maar zoals alle meldingen van grensoverschrijdend gedrag onderstrepen, zijn er genoeg mensen die bewust misstanden negeren of zelfs veroorzaken. Die helemaal niet bezig zijn met een bewustere, wat mij betreft humane, omslag van denken.
Nogmaals, het is een grote misvatting om te denken dat de meerderheid van de dikgevulde buiken handelen omwille van het juiste te willen doen. Velen doen maar wat, omdat ze wel moeten. De meerderheid van het publiek vraagt er immers (eindelijk) steeds vaker naar, dus daar liggen het draagvlak en het geld.
Ziel verkopen aan de structuren van de industrie
Hoe nu verder? In die bijna twintig jaar is het best goed gekomen met alles wat ik gedaan heb. Dit door het allemaal op een eigenzinnige wijze te doen en door juist diverse zaken als klein ondernemer naast elkaar te doen. Me niet laten vangen in één vakgebied is goud. Door me inderdaad op de inhoud te blijven focussen, waarbij integriteit leidend en de rode draad is in alles wat ik doe.
Maar laten we eerlijk zijn: net als zovelen uit de bulk in de traditionele journalistiek en media, ben ik natuurlijk ook ergens afgehaakt. Ik trok de cultuur en mentaliteit niet die grensoverschrijdend gedrag cultiveerden, faciliteerden en in stand hielden. Ik wilde me niet bezighouden met de randvoorwaarden in plaats van het werk. Ik wilde me ook niet neerleggen bij financiële beperking, omdat het nou eenmaal voor mij bepaald werd. Dus zit ik niet in die newsroom uit mijn dromen, waar ik dagelijks op verdiepende wijze mens en maatschappij mag behandelen.
Overigens sta ik daar nog best voor open, mits het naar me toekomt en ik het als onafhankelijke geest kan doen. Zonder dat ik mijn ziel verkoop aan de structuren van de industrie. Maar erachteraan gaan? Nee, die tijd is allang voorbij. Dan doe ik het wel zelf en creëer ik mijn eigen Sacha de Boer-projecten.
Uiteindelijk bedien ik als storyteller het publiek, niet het systeem en zeker niet de dikke buiken van de elite. Hoe groot de kans is dat de top van de apenrots een outsider met een alternatief pad en een kritische attitude het werk gunt? Tja, zeg nou zelf. Ik voeg er hartelijk aan toe: I dare you.
Waardevolle, diverse en kwalitatieve tussenvorm
Ondertussen zijn er werkelijk waar prachtige zaken waar internationale collega-storytellers hun leven aan wijden en waar ik van leer. Want er is zoveel meer mogelijk wanneer mensen buiten de lijntjes van de apenrots durven te kleuren. Dan doel ik niet op de producties uit de buik van kunstmatige intelligentie (AI), die alle diep-filosofische en persoonlijke vormen van expressies gaan opslokken. Een groot tragiek.
Ik doel op bijvoorbeeld de vele onafhankelijke, wijze, innovatieve, Amerikaanse storytellers, die een internationaal publiek bedienen, zeg maar gerust voeden. Mensen die Engels als internationale taal niet voldoende beheersen, lopen dit soort prachtige werken mis.
Toegegeven, ik zie veel van die Amerikanen, wanneer ze al lang een groot publiek hebben weten te voeden, op een gegeven moment toch naar zo’n traditionele uitgever stappen. Dat doen ze alleen maar om een keer die New York Times bestseller-lijst af te tikken. Voor dat keurmerkje. Vervolgens gaan ze weer door met zelf uitgeven.
In Nederland kan zoiets alleen z’n vruchten afwerpen als de structuren van de industrie opgerekt worden. Wie goed kijkt, zal namelijk inzien dat er een waardevolle, diverse en kwalitatieve tussenvorm bestaat, tussen de wereld van de uitgeverselite en die van de contentbureautjes of AI-heersers. Ik durf te garanderen dat als dat de norm wordt, de gevallen van grensoverschrijdend gedrag significant gaan afnemen. Maar boven alles, dat er dan een veranderend perspectief bij het publiek ontstaat. Nogmaals, niet de top op de apenrots zou moeten bepalen welk werk bestaansrecht heeft, maar het publiek.
Ik denk aan een vorm van storytelling en uitgeven waarbij autonomie centraal staat, zonder dat de positionering, geloofwaardigheid en het (financiële) bestaansrecht verminderd worden. Zonder het omlaag trappen van de concurrenten die zo’n vorm maar al te graag negatief framen en reduceren tot het niveau van ‘stukjes tikken op een Facebook-pagina’. Dat meer soevereiniteit boven hiërarchie en conformisme de norm wordt.
Weg met de onzin-keurmerken van de dikke buiken die anderen afmatten en financieel uitbuiten. Overigens ligt juist dit idee aan de wieg van Web3, zelfs Web5, met alle tussentijdse nadelen van dien. Een eerlijke vorm van bestaansrecht, waarbij wat goed is voor het ik ook goed is voor het wij.
cc-foto: abhijit chendvankar