Er is veel te weinig aandacht voor het effect van het toenemend ongehoord gedrag van de leerling en het steeds grotere gebrek aan discipline.
Het onderwijs heeft het bijltje er weer even bij neergelegd. Het gevoel dat het nog altijd niet goed tot de overheid doordringt wat er volgens mensen uit kennisinstituten nu eigenlijk moet gebeuren, is vooralsnog niet weggenomen. In dat geval begrijpelijk dat de barricaden weer worden opgezocht.
Zelf komend uit het onderwijs ben ik bekend met de werkdruk. Die is niet alleen groot, maar vooral ook frustrerend omdat vanwege veel administratief geneuzel veel tijd verloren gaat die anders gebruikt zou kunnen worden voor nazorg, voorbereiding van lessen en het differentiëren van de presentatie aan de verscheidenheid van leerlingen. Hoe vervelend is het om noodzakelijkerwijs steeds weer te moeten terugvallen op frontaal klassikaal lesgeven. Daarmee worden leerlingen die extra aandacht en/of een andere aanpak behoeven, ernstig in de steek gelaten.
Dit is buitengewoon teleurstellend voor mensen die in hun beroep nog altijd de uitdaging en een zeker idealisme zien om jongeren naar de toekomst te begeleiden. Lange tijd was die leraar of docent bereid om er ’s avonds thuis nog voor te gaan zitten om de volgende dag met een gewenst lesprogramma te kunnen komen. Die rek is er onderhand wel uit. Het is niet redelijk meer. Of bij de gewenste aanpassingen ten aanzien van werkdruk en honorering weer tot een acceptabel onderwijsniveau kan worden gekomen, wat toch uiteindelijk het doel moet zijn, valt te betwijfelen. Er is in het onderwijs wel wat meer aan de hand.
Zo is er veel te weinig aandacht voor het effect van het toenemend ongehoord gedrag van de leerling en het steeds grotere gebrek aan discipline. Een dagelijks terugkerend probleem voor elke leerkracht. Het ontoelaatbare gedrag van leerlingen legt minstens zo’n grote druk op de werkomstandigheden, als de bijkomende administratieve rompslomp en ik durf zelfs te zeggen meer. Vrijwel continue moeten leerlingen op hun gedrag aangesproken en gecorrigeerd worden. Zoals ook vanwege wangedrag wel dagelijks iemand verwijderd en/of bestraft moet worden.
Dit alles heeft niet enkel effect op de voortgang van de les waardoor het programma vaak niet afgewerkt kan worden; het brengt ook extra belasting in werk en tijd met zich mee. Nablijven, extra opgaven als strafwerk opgeven en dit later nazien. Het achteraf met de leerling bespreken van zijn of haar gedrag, contact met ouders over hun kind met soms ouderbezoek in de avonduren, time-out bezetting, soms overleg op directieniveau. Vaak is wangedrag van leerlingen tijdens klassenbesprekingen het hoofdbestandsdeel van de samenspraak.
De verloedering in de samenleving neemt toe. De scheldpartijen, beledigingen en meest ernstige verwensingen zijn op de sociale media een fenomeen geworden waarvan we steeds minder wakker liggen. Jongeren worden via de sociale media doorlopend met deze uitwassen van sociaal gedrag geconfronteerd en gaan dit gedrag meer een meer kopiëren. Flinkdoenerij en erbij willen horen, zijn voor hen verleidelijke redenen om zich te buiten te gaan.
Eenmaal flink op straat of via de media moet een dergelijke houding ook elders aangehouden worden om geloofwaardig te blijven ten overstaan van de leeftijdsgenoten. Zoals op school, waar de klasgenoten niet zelden de winkelplein- of hangplekgenoten zijn. Het zal er allemaal niet beter op worden. We doen er met z’n allen namelijk verdomd weinig aan om het asociale gedrag terug te brengen. Sterker nog; we lijken er alle ruimte aan te geven.
Naast de ouders is toch vooral ook de school de aangewezen plek om jongeren op een manier te begeleiden, die hen vormt tot een positieve en verantwoordelijke medeburger. Helaas is onze maatschappij tegenwoordig zo ingericht dat ouders steeds minder in de gelegenheid zijn hun kinderen optimaal te begeleiden. Terwijl vanwege de vele invloeden die op allerlei manieren op de jeugd afkomen en de noodzaak tot stringentere begeleiding steeds groter wordt, is de tijd die ouders daarvoor hebben juist afgenomen. Ouders hebben doorgaans beiden een baan en moeten niet zelden ook nog eens ’s avonds aan de slag. Hoeveel ouders zijn op tijd thuis om onder het eten de dag met hun kinderen door te nemen?
De school (en de overheid) moet zich meer bewust zijn van deze maatschappelijke omstandigheid en zal – meer dan vroeger – een verlengstuk van de opvoeding moeten zijn. Tegelijkertijd moet de school beseffen dat een structurele aanpak van de mentaliteit van de leerling, indachtig het voorgaande, de werkdruk wel eens aanzienlijk zou kunnen verlagen. Dat vraagt om andere accenten. Leerlingen hoeven niet te weten wat de drie hoogste bergen van Zwitserland zijn en wat er in Goejanverwellesluis gebeurde. Moeten alle woordsoorten en zinsdelen nu werkelijk benoemd kunnen worden?
In plaats daarvan zou aandacht besteed moeten worden aan zaken als zelfreflectie, integriteit, compassie, inlevingsvermogen, betrokkenheid, openstaan voor andere opvattingen, het algemene belang boven het individuele, respect en emoties. Maar ook aandacht voor planning, organisatie en structuur, geduld, minimale gesprekstechnieken et cetera. En daar al mee te beginnen op de basisschool.
Stel om alles in gang te zetten per x-aantal scholen een sociaal-pedagoog aan, die zich bezighoudt met zaken als voornoemd. Het behoeft geen toelichting dat van een dergelijke aanpak de samenleving als geheel profiteert. Te vrezen valt dat als aan de verloedering en het ‘hufterisme’ niet een halt wordt toegeroepen, het onderwijs qua werkdruk achter de feiten aan zal blijven lopen. Daar zal de samenleving de wrange vruchten van plukken.
Om de werkdruk te verlagen zal er daarom ook of juist wat aan de mentaliteit gedaan moeten worden. Zo niet, dan wordt het er alleen maar zwaarder op en zullen we met acties om tot taakverlichting te komen, achter de feiten aan blijven lopen. Er zullen in het onderwijs andere accenten gelegd moeten worden, met vaardigheden die bijdragen aan een rustige leeromgeving en aan de algemene samenleving.