'Alle ongebruikte daken, gevels en geluidswallen als potentiële bron van energie'
Nederland heeft zijn welvaart van de laatste 50 jaar voor een belangrijk deel te danken aan de gasvoorraad in Slochteren. Het gas in Slochteren is echter over 15 tot 20 jaar op en ook schaliegas – dat naar schatting zo’n 5 tot 10 jaar extra gas oplevert – biedt geen soelaas. Nederland moet dus niet alleen op zoek naar nieuwe energiebronnen, maar ook naar een nieuwe financiële motor. Die nieuwe energiemotor dient zich aan in de vorm van schone energie, met name wind, zon, biomassa (2de en 3de generatie) en omgevingswarmte (restwarmte, biowarmte, warmte-koude opslag en geothermie). Schone energie kan steeds beter concurreren met fossiele energie en wordt voor Nederland op den duur de belangrijkste energiebron.
Maar wat wordt de nieuwe financiële motor die geënt is op schone energie? Nederland heeft ogenschijnlijk weinig concurrentievoordelen voor schone energie in vergelijking met het buitenland. Voor grootschalige ontwikkeling van schone energie is vooral oppervlak nodig en dat is in het dichtbevolkte Nederland relatief schaars. Schijn bedriegt echter, Nederland heeft door zijn hoge bebouwingsdichtheid en intensieve infrastructuur juist veel oppervlak, alleen is dat geen grondoppervlak maar bebouwd oppervlak. Nederland heeft ca. 2.5 miljard m2 aan bebouwd oppervlak in de vorm van daken, gevels en geluidswallen. Ter indicatie: dit is ongeveer 10 keer de oppervlakte van de grootste stad van ons land, Amsterdam. Die worden nu niet of nauwelijks gebruikt om energie op te wekken, voor elektriciteit noch voor warmte.
Eindeloos Dit is een unieke kans en vormt in potentie voor Nederland het Nieuwe Slochteren: alle ongebruikte daken, gevels en geluidswallen als potentiële bron van energie. Het zit alleen niet onder maar boven de grond. Het aantal toepassingen is schier eindeloos: van zonnepanelen op daken tot groene daken en van multi-functionele gevelsystemen tot energiegeluidswallen. Als 75% van het beschikbare bebouwde oppervlak energetisch efficiënt zou worden benut, zou Nederland minstens 5 grote energiecentrales kunnen uitsparen. Als ook de ondergrond beter benut zou worden, voor de opslag, opwekking en transport van warmte, zouden er vrijwel geen grote energiecentrales meer nodig zijn.
Van idee naar uitvoering vergt drie sprongen. Ten eerste bewustwording dat het bebouwde oppervlak in Nederland, zowel horizontaal als verticaal, nog helemaal niet gebruikt wordt als energiebron. De grootste barrière is een mentale barrière, die vraagt om een mentale sprong. Een dak is niet alleen een eindpunt dat beschermt tegen kou, regen en wind maar ook een beginpunt voor gebiedsontwikkeling. Een gevel is niet alleen een aanzicht en scheiding tussen binnen en buiten, maar ook een verticaal ontwikkelingsgebied. Een geluidswal is niet alleen een geluidshindermuur, maar ook een verticale energiegenerator. Om het maar op zijn Cruyffiaans te zeggen: “Je gaat het pas zien als je het doorhebt”.
Verdienmodellen De tweede sprong betreft nieuwe verdienmodellen en nieuwe vormen van financiering. Nieuwe verdienmodellen zijn nodig, omdat via oppervlakte-ontwikkeling waarden worden toegevoegd die nu nog niet worden meegerekend. Energie is een toegevoegde waarde van oppervlakte-ontwikkeling die in de nabije toekomst moet worden verrekend. Dat kan alleen als niet alleen naar het financieel-economische rendement wordt gekeken, maar ook naar het maatschappelijke rendement op termijn. Het gaat hierbij dus niet zozeer om terugverdientijden, want dat is een lineair begrip en zal voor energieopwekking (warmte en elektriciteit) op oppervlaktes minder dan 10 jaar bedragen. Het gaat veel meer om de toegevoegde waarde van energie aan een oppervlakte, die verrekend kan (en moet) worden in de exploitatie en het beheer van die oppervlakte, zoals bijvoorbeeld een gebied.
Zo kan voor elk huis de energieopwekking via het dak en geveloppervlak worden verrekend in de hypotheek. Of fiscaal worden verrekend via de WOZ-waarde. Idem voor een gebouw. Hoe meer schone energie kan worden opgewekt, hoe groter de waarde van het vastgoed, is de stelregel. Overigens kan het kapitaliseren van maatschappelijke waarden als de productie van schone energie ook in andere eenheden dan geld worden uitgedrukt, zoals in maatschappelijke of ecologische diensten en functies. Maar de weerbarstige praktijk leert dat het monetariseren ervan voordelen biedt zolang het maar transparant en eenduidig gebeurt.
Maatschappelijk rendement Ook zijn nieuwe vormen van financiering nodig via nieuwe financiers. Zorgverzekeraars, pensioenfondsen, woningcorporaties, energiebedrijven, particuliere collectieven et cetera, kunnen investeren in lange-termijn maatschappelijk rendement dat energieke oppervlakte-ontwikkeling oplevert. Schone energie wordt zo een oppervlakte gebonden en gebiedseigen product waarvoor we een prijs betalen. Eigenlijk is het vreemd dat we dat nu nog niet doen.
Tenslotte is een organisatorische sprong nodig: eerst zijn goede, praktische voorbeelden nodig die kunnen worden opgeschaald. De strategie van ‘iconisering’ kan hierbij helpen. Eén icoon met uitstraling en allure voor elke toepassing. Eén voetbalstadion dat energie levert via optimaal gebruik van de beschikbare oppervlaktes. Eén lange geluidswal langs de A2 die energie genereert. Eén iconisch gebouw in een grote stad als energieopwekker en één energieleverende wijk of buurt met multifunctionele oppervlakte-ontwikkeling.
Stimulerende rol Stap voor stap kan zo meer interesse worden gewekt en wat op kleine schaal werkt worden opgeschaald. Uiteraard speelt de overheid hierbij een belangrijke stimulerende rol, maar zonder de overheid kan het ook, van onderop, maatschappelijk gedreven. In een periode van 20-25 jaar kan een belangrijke sprong worden gemaakt naar een energievoorziening die in belangrijke mate oppervlaktegedreven is en voor een deel gebiedsgebonden.
Het Nieuwe Slochteren is er al en ligt voor het grijpen. Via een mentale, financiële en organisatorische sprong kunnen we het Nieuwe Slochteren stap voor stap exploiteren op het moment dat het Oude Slochteren op is.