Zowel #blacklivesmatter-protesten als COVID-19 vragen om radicaal andere manier van kijken naar de problemen van nu.
De collectieve burn-out waarin de wereld terecht is gekomen krijgt een volgende fase. Nadat een virus ons voortrazende economische systeem ontspoorde, komt er nu wereldwijd grote onrust over de structurele ongelijkheid in de samenleving aan de oppervlakte. Zo worden we geconfronteerd met twee blinde vlekken die ons vragen om ons diep verankerde beeld van welvaart te herzien.
Voor de kwetsbaarheid van onze economische machine, het gevaar van een pandemie en de zich versnellende tweedeling tussen rijk en arm is eindeloos veel gewaarschuwd. En toch kwam het coronavirus onverwacht en verbazen we ons over de reactie op de dood van George Floyd. Ons collectieve wereldbeeld had een onwankelbaar idee van voortdurende groei, toename van complexiteit en wereldwijde integratie van systemen. Daarin was geen plaats voor “minder” of voor een confrontatie met de ongelijkheid die steeds sneller toeneemt, totdat het virus toesloeg. Plots was de wereld een laboratorium geworden waarin een ongekend experiment werd uitgevoerd: de boel kwam tot stilstand en iedereen ter wereld deed mee. Dat was aanvankelijk heel fascinerend. Er heerste een serene kalmte. De drukke straten waren stil. De lucht helemaal blauw. De inwoners van Venetië ontdekken elkaar voor het eerst en de mensen van Punjab zagen zowaar de Himalaya.
Maar er was ook iets heel vreemds aan de hand: We waren in dit experiment beland, maar wie stelt de vragen? Wie bedenkt wat dit laboratorium zou kunnen aantonen, wie formuleert een hypothese?
De reflexen om de oude wereld te steunen en herstellen sloegen direct toe, net als mensen die in een burn-out terecht komen ook vaak zo snel mogelijk hun oude patronen willen oppakken. Maar willen we dat? Willen we al het vliegverkeer, de ladingen goedkoop spul uit China, en onze ladingen goedkoop vlees voor de export? De golf protesten van de afgelopen week vertellen ons nog iets: deze welvaart is niet voor ons allemaal. Er is een grote groep mensen die achterblijft en ervaart er minder toe te doen.
Daarom stellen we nu de vraag: Wat is een goede wereld? Normaal hadden we daar geen tijd voor. Maar nu er miljarden werden uitgegeven om de wereld overeind te houden en het voor het eerst duidelijk werd welk gedeelte van de economie “essentieel” was, is het nodig om eerlijk en duidelijk te zijn over wat werkelijk waarde heeft voor ons, burgers. En dat zichtbaar, hoorbaar en voelbaar te maken.
Ik vroeg tientallen mensen wat er mooi was aan de lockdown. En wat zij zouden willen bewaren als de crisis over is. Wat ik hoorde ontroerde me oprecht. Wat we missen is elkaar. Wat we mooi vinden is de blauwe lucht, de vogels, rust en ruimte. En de solidariteit, de aandacht voor de kwetsbaren onder ons. Niemand had het over spullen, reputatie, succes of bezit. Er werd iets zichtbaar wat normaal wordt overstemd door de drukte, de tijdnood en de waan van de dag. Maar het is broos. Wie vertegenwoordigt deze waarden bij politieke onderhandelingen? Wie lobbyt voor de stilte? Er zijn geen reclamebudgetten voor een blauwe lucht, er is geen ministerie van rust. Op school leren we geen dankbaarheid, geen idee van “genoeg”. Het vastpakken van deze inzichten, getuigen van verbinding tussen mensen en het uiten van gevoelens van zorg of ongerustheid is niet makkelijk. En de relatie tussen kapitalisme, de wereldwijde ketens van goederen, de aanslag op de natuur, hoe wij omgaan met dieren in kooien, mensen in de kledingindustrie of het leven in de Amazone is complex en grillig. En daar komt covid-19 nog bij; het virus dat zoveel harder toesloeg in zwarte gemeenschappen in de VS dan daarbuiten en ook in Nederland de tweedeling tussen rijk en arm vergroot en diepe zorgen voor het klimaat en achteruitgang van de natuur aan de kant zet.
Hoe vind je houvast in deze kolkende zee van onmacht en vrees, van emoties en discussies, van belangen en conflicten?
Hiervoor zijn kunstenaarsvaardigheden nodig. Pas als we ons vermogen aanspreken om schoonheid te zien, om speelruimte te benutten en onze verbeelding te activeren, kunnen we een idee van een goede wereld vormgeven. Dan kunnen we vragen stellen waar jarenlang geen aandacht voor was, zoals: Wat ervaar je als de welvaart aan jou voorbijgaat? Wat is je waarde als je niet volop meedraait in de economische machine? Hoeveel respect verdient de natuur? En welke rol speelt je afkomst en je huidskleur in de plek die je in mag nemen in de samenleving?
Pas als we betekenisvolle verhalen kunnen weven en zo vorm kunnen geven aan wat lang onzichtbaar en ongrijpbaar was, kunnen we samenhang scheppen die we nodig hebben nu de zekerheden van de oude wereld oplossen. Er ontstaat een beeld van mogelijke paden de toekomst in. Wie zijn de verhalenvertellers van nu? De schreeuwers op Twitter, de routinesprekers in de talkshows of de nijdige politici? Of kunnen we ruimte scheppen voor bedachtzame stemmen, voor ervaringen en dilemma’s, voor vertraging en het uitstellen van ons oordeel? Dat lukt niet bij een groot protest. En de analyses en felle discussies die volgen versterken vaak de bestaande patronen. Het theater kan dat wel. Ook literatuur, films en muziek scheppen plekken en momenten voor open waarneming, echte kennismaking met anderen en claimen het bestaansrecht van gevoel, verdriet en ongemak. Hiervoor zijn de huidige podia, de subsidieregelingen en kunstvakopleidingen volstrekt onvoldoende. Niet alleen zouden we creativiteit moeten integreren in overheden, zorginstellingen en alle vormen van onderwijs, we zullen ook zelf een kunstenaarsmindset moeten activeren en zo steeds onzekerheidsvaardiger moeten worden. Alleen dan kunnen we de moed vergaren om het oude meedogeloze geloof in economische welvaart los te laten, en in plaats daarvan het welzijn van de samenleving centraal te zetten.