De NRC bevatte in het kerstweekend een bijzondere onthulling. Uit vrijgegeven documenten van de Nederlandse geheime dienst blijkt dat de legendarische minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns mede voor eigen gewin wapens leverde aan de Portugese dictatuur. Die gebruikte ze in een smerige oorlog tegen bevrijdingsbewegingen in Angola en Mozambique. Aanvankelijk valt je mond open. Weldra besef je dat dit gedrag heel voorstelbaar was voor iemand als Luns.
Op verjaardagsfeestjes in de jaren zestig had je altijd van die geestloze omes die de minister van Buitenlandse Zaken gingen nadoen. Ze zetten een hese stem op en zeiden: ''Bepaaldelijk''. Dit woord lag de bewindsman in de mond bestorven als hij in de Kamer of tegenover de media zijn meestal zinledige uitspraken deed. Hij had wel veel aplomb en een zeker gevoel voor humor. Dit maakte Luns twee decennia lang de meest populaire politicus van Nederland. Als de republiek werd uitgeroepen, zei men, zou hij zeker meteen tot president worden gekozen.
Op zijn ministerie heerste de gevierde bewindsman als een vorst. Hij was nourri dans le sérail zoals men toen nog zei en begreep. Hij handhaafde de mores en de exclusiviteit van Buitenlandse Zaken, dat werd gedomineerd door zoontjes en een heel enkele dochter uit adel en patriciaat. Als je wilt weten waar het racisme onder de diplomaten vandaan komt – termen als ''apenland'' en zo – dáár vandaan.
Joseph Luns behoorde tot de katholieke elite uit de eerste helft van de vorige eeuw. Die was van huis uit al behoorlijk reactionair maar in de jaren twintig en dertig groeide er in die kringen hier en daar een verholen sympathie voor het fascistische alternatief. Rechtse katholieke jongeren verwierpen de democratie. Er bestond een katholieke sociale leer die zich liet inspireren door de middeleeuwen toen in de door de overheid gecontroleerde gilden meesters en knechten samenwerkten tot het algemeen heil. Althans zo luidde het verhaal. De radicale jongeren waren voor een systeem waar de macht in handen lag van corporaties, waarin per bedrijfstak patroons en arbeiders samenwerkten. Deze corporaties zonden dan hun vertegenwoordigers naar een soort parlement, maar over het algemeen waren deze vurige jongeren geen voorstanders van eindeloos geouwehoer: er moest een krachtige leiding zijn. Hitler was velen te vulgair en te radicaal. Je moest de joden natuurlijk in de gaten houden maar wat er in Nazi Duitsland gebeurde kon echt niet door de beugel. Mussolini was dan een beter voorbeeld maar eigenlijk werd het ideaal nog het best belichaamd door een klein land aan de rand van Europa, Portugal. Daar had na twee decennia chaos een katholieke professor, dr. António de Oliveira Salazar krachtig orde op zaken gesteld. Hij leidde een simpel leven. Zijn beste vriend was kardinaal Manuel Gonçalves Cerejeira. Ze kenden elkaar uit hun beider studententijd. Men vroeg zich af of Salazar zelf niet liever ook priester had willen worden. Niet voor niets bleef hij altijd ongetrouwd. Met zijn natje en zijn droogje kwam het in orde dankzij de dienstijver van zijn legendarische huishoudster Dona Maria (de Jesus Caetano Freire), die ook fungeerde als secretaresse. Salazar had in Portugal een estado novo, een nieuwe staat ingericht, die het corporatieve ideaal trachtte te realiseren.
In zulk levensbeschouwelijk milieu groeide Joseph Luns op. Hij sloot zich een tijdje aan bij de NSB maar zegde het lidmaatschap al snel op, waarschijnlijk omdat de bisschoppen dit voor katholieken verboden nadat Mussert bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten in 1936 nogal wat stemmen uit Limburg had gekregen.
Als lid van het patriciaat werd Luns binnengeloodst op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was hij werkzaam op de ambassade in Lissabon waar hij persoonlijk kon waarnemen welke zegeningen Salazar over zijn land uitstortte. In Portugal heersten rust en orde. De communisten werden streng vervolgd. Op zondag zaten de kerken vol. De knechten waren gedienstig en beleefd. Ze spaken deftige geklede lieden als Luns graag aan met ''Doutor''. In Nederland promoveerde de jonge jurist Edward Brongersma op een bewonderend proefschrift over de corporatieve staat in Portugal. Hij zou in de jaren negentig nog berucht worden omdat hij als senator voor de PvdA pedofilie goedkeurde.
Salazar had kritische uitspraken gedaan over het nationaalsocialisme. Hij hield in de Tweede Wereldoorlog vast aan een vriendschapsverdrag met Engeland, dat al uit de Middeleeuwen stamde. Portugal bleef neutraal maar stond de geallieerden toch toe de Azoren te gebruiken. Daarom mocht het land in 1949 toetreden tot de NAVO. Kennelijk heeft Joseph Luns zijn sympathie voor het Portugal van Salazar nooit los willen laten.
Prof. dr. António de Oliveira Salazar oogde en klonk als een zachtmoedige intellectueel maar hij was een meedogenloos dictator. In 1926 haalde een militaire junta hem – professor in de economie aan de universiteit van Coimbra – naar Lissabon om orde op zaken te stellen in de financiële chaos waar dat zootje generaals ook geen raad mee wist. Salazar introduceerde een rigoureus bezuinigingsbeleid dat leger en vloot uiteraard ontzag. Hij beviel zo dat de militairen hem in 1932 minister-president maakten. Salazar bleef aan tot zijn dood in 1970. Hij was toen al twee jaar door een hersenbloeding niet meer tot regeren in staat, maar niemand durfde dat te zeggen en Dona Maria hield de schijn op.
De stijl van de professor wordt getekend door de manier waarop hij in 1958 omging met zijn gevaarlijkste democratische tegenstander van het moment, Humberto Delgado. Deze verkeerde toen in het buitenland. Op een vergadering zei Salazar: ''Die Delgado toch, ik kan hem op deze manier niet langer de hand boven het hoofd houden.'' Verder zei hij niets. Een paar weken later had de geheime dienst hem vermoord. De naam van die dienst sprak boekdelen: Polícia Internacional e de Defesa do Estado (Pide), internationale politie ter verdediging van de staat. De Kaapverdische Eilanden behoorden toen nog tot het Portugese koloniale rijk en zelfs de talrijke Kaapverdianen in Rotterdam waren als de dood voor de Pide. Die luisterde iedereen af en nam represailles, bijvoorbeeld tegen je familie op de eilanden. De Pide had een beruchte gevangenis in het plaatsje Caxias waar je als gedetineerde gegarandeerd kennis maakte met de martelkamers.
Politieke partijen waren verboden op eentje na, de Nationale Unie. Elke vier jaar liet Salazar verkiezingen organiseren waaraan de oppositie via tijdelijke commissies mocht deelnemen maar hij won altijd met percentages van boven de 90%. Kranten konden artikelen pas afdrukken nadat ze waren goedgekeurd door de censor op de redactie. Die liet zich leiden door centrale voorschriften. Na de revolutie van 1974 werd een hilarisch boekje uitgebracht over die voorschriften. Voorbeeld: De beroemde fadozangeres Amália Rodrigues had Salazar tijdens een ziekte bloemen gestuurd en een telegram: ¨Veel beterschap, kusjes Amália¨. Het afdrukken van het woord ¨kusjes¨ was niet toegestaan.
Een centrale leuze van het regime luidde: ''God, vaderland en gezin''. Het was de professor erom te doen de traditionele normen en waarden strikt te handhaven. De grootgrondbezitters konden op zijn steun rekenen. De Pide trad op als de landarbeiders niet onderdanig genoeg waren. Portugal had een paar grote werven. De technische faculteiten stonden op hoog peil. Misschien meer naar het hart van de dictator was het beeld van Christus Koning uit 1959 aan de oever van de Taag. Hoogte: 28 meter, met voet 110 meter. De Dom in Utrecht is net twee meter lager.
Salazar had het niet zo met industrie en economische vooruitgang. Dan kwam een moderne arbeidersklasse tot ontwikkeling en daar kreeg je maar communisme van. Met invoerrechten beschermde hij kleine familiebedrijven en traditionele productiewijzen. Daardoor bleef Portugal arm en onderontwikkeld maar de staatskas klopte, de bevolking was gezeglijk, vroomheid heerste. De enige uitlaatklep was het voetbal. Futebol, Fado, Fatima spotten tegenstanders van het regime maar de teksten van die ‘’fados’’ werden net als de kranten streng gecensureerd.
Uiteraard was Salazar op geen enkele manier voor dekolonisering te vinden. Dat kwam hem in de jaren zestig op bevrijdingsoorlogen te staan in Angola, Mozambique en Guinee-Bissau. Portugese jongens moesten onder dienst en zich in de jungle voor het regime tegen de vrijheidsstrijders doodvechten. Voor hen waren de wapens bedoeld die Luns aan het regime verkocht. Ik was daar begin jaren zeventig toen Salazars rechterhand Marcello Caetano het regime na de dood van zijn mentor overeind probeerde te houden. Het viel mij op dat er in het land heel veel controlebaantjes waren. Functionarissen controleerden met pen en blocnote alles en iedereen, ook elkaar. Er bestond een grote bureaucratie met zinledige functies voor hoger opgeleiden. Men probeerde ze met matige salarissen en werkdagen van zes uur tevreden te houden. Deze omgang met ontwikkelde mensen was net zo goed een kenmerk van de stilstand die Salazar ideaal achtte voor Portugal. We weten hoe het afliep, op 25 april 1974 maakten de soldaten in een dag een eind aan het regime. De steun van Joseph Luns had niet geholpen.
In 1949 doet Salazar een ontboezeming. De militair is generaal Carmona, de ceremoniële president van Portugal. Met Engels onderschrift.
Uma casa Portuguesa: Amália Rodrigues bezingt een utopie op zijn Salazars. Met Engels onderschrift.
Voor het overige ben ik van mening dat het toeslagenschandaal niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin.
Beluister ook Het Geheugenpaleis, de wekelijkse podcast van Han van der Horst en John Knieriem over politiek en geschiedenis.