Screenshot "Farha", Netflix
Natuurlijk waren de bloedbaden ook een angstmiddel om de overlevenden te laten vluchten.
Eind 2022 gingen Mary en Jara mee op een georganiseerde reis naar het werelderfgoed Maresha in Israël. Vijf van de deelnemers hadden familieleden die oorspronkelijk uit Beit Jibrin kwamen, een verwoest dorp dat vlakbij Maresha lag voordat de Palestijnse bevolking werd verdreven en het oude Beit Jibrin werd omgevormd tot de Israëlische kibboets Beit Guvrin.
Een lid van de groep leidde zijn moeder naar de overblijfselen van het oude dorp. Ze was tien dagen oud toen haar familie in 1948 moest vluchten, het jaar van de Nakba (ramp), de vlucht en verdrijving van meer dan 700.000 Palestijnen uit wat nu Israël is.
Toevallig was een Israëlische docent met een klas kinderen aanwezig. De leraar benaderde de Palestijnse man en zijn moeder die bij de ruïnes stonden te staren en vroeg: "Waar komen jullie vandaan?" De reactie: “Wij komen hier vandaan, van precies dit dorp, en hopelijk komen we ooit terug om hier weer te wonen.”
Onlangs kwamen er twee films uit over de Nakba.
De ene film gaat over het tot zwijgen brengen van een Nakba-verhaal, de andere over het vertellen en doorgeven van een Nakba-verhaal.
Tantura
Twee weken geleden keken we binnen de familie gespannen naar de Israëlische film “Tantura.” Het ging over de langdurige stilte rond een Nakba-verhaal van een massamoord op Palestijnen. De moord gebeurde nadat het dorp, een voormalige haven en nu populair strand beneden Haifa, werd overgenomen door de Haganah, de voorloper van het Israëlische leger.
De Israëlische vredesactivist Teddy Katz deed in de jaren negentig voor een MA-scriptie onderzoek naar het dorp en concludeerde op basis van ooggetuigenverslagen dat er een massamoord op meer dan 200 Palestijnen had plaatsgevonden, na een lokale veldslag en een staakt-het-vuren.
In 2000 vervolgden overlevenden van de verantwoordelijke brigade hem voor de rechtbank wegens smaad. Onder druk van familie, vrienden en verschillende instellingen trok hij zijn scriptie in en zei dat er geen bloedbad had plaatsgevonden. Hij ondertekende een verklaring met die strekking, maar kwam uren later op die beslissing terug.
In de recente "Tantura"-documentaire van de Israëlische filmmaker Alon Schwarz hebben enkele soldaten die destijds aanwezig waren en eerder hadden gezwegen over wat er was gebeurd, toegegeven en erkend dat tientallen weerloze Palestijnen in Tantura waren gedood.
Anderen bleven ontkennen of hielden hun mond. Naast het interviewen van overlevenden, presenteerde de film de op audio opgenomen stemmen van overlevenden uit het onderzoek van Teddy Katz. Een Israëliër, die hielp bij het begraven van de slachtoffers, zegt dat er meer dan 200 waren doodgeschoten. Dit zou Tantura mogelijk tot het grootste bloedbad van de Nakba maken.
Je kijkt niet voor je plezier naar de film. Een van de getuigenissen in de film van Schwarz is die van Amitzur Cohen, die vertelde over zijn eerste maanden als gevechtssoldaat in de oorlog: “Ik was een moordenaar. Ik heb geen gevangenen genomen.' Cohen vertelt dat als hij een groep Arabische soldaten met opgeheven handen zag, hij ze allemaal zou neerschieten. Hoeveel Arabieren had hij afgezien van de veldslagen gedood? “Ik heb niet geteld. Ik had een machinegeweer met 250 kogels. Ik kan niet zeggen hoeveel."
De filmmaker Schwarz: “Het exacte aantal doden zullen we waarschijnlijk nooit weten. Volgens de verklaringen van een groot aantal getuigen waren de executiemethoden onder meer het neerschieten van mensen die tegen muren stonden opgesteld, het schieten met een machinepistool in hokken waar mensen waren samengekomen, het in het hoofd schieten van mensen van dichtbij met een Parabellum-pistool, granaten gooien in een huis met burgers erin, mensen levend verbranden (waaronder een vrouw) met een vlammenwerper.”
“We kennen ook gevallen waarin mensen werden opgedragen hun eigen graf te graven. Het is slechts een gedeeltelijke lijst. Hoewel het niet in de film was opgenomen, hebben we ook getuigenissen dat mensen de dood in werden gestuurd nadat ze waren ondervraagd door de inlichtingendienst van de Haganah. Ook waren er volgens ooggetuigen gedetailleerde lijsten van wapenhouders in Tantura, en degenen die wapens in hun huizen bewaarden, werden neergeschoten nadat ze deze aan de soldaten hadden overhandigd.
Dat er een bloedbad heeft plaatsgevonden lijkt duidelijk, maar hoeveel er zijn omgekomen niet. Een complicatie is dat er waarschijnlijk niet één bloedbad was, maar meerdere.
Sommige gevestigde historici, waaronder de Israëlische dissident Ilan Pappe, zijn ervan overtuigd dat op basis van een verscheidenheid aan getuigenissen en bewijzen meer dan 200 doden zijn gevallen.
Benny Morris, de baanbrekende Israëlische historicus die de moorden door zionistische soldaten in 1948 onderzocht (hij nam later het opmerkelijke standpunt in dat de oorlog en de bloedbaden noodzakelijk waren voor de oprichting van Israël, met andere woorden, een soort noodzakelijk kwaad), geloofde niet dat er een "groot" bloedbad had plaatsgevonden in Tantura omdat anders familieleden van de omgekomenen het gebeurde zouden hebben verteld aan de VN, het Rode Kruis, consulaten of andere internationale instellingen.
Maar in het geval van Tantura werden er geen verhalen doorgegeven aan de instellingen, zegt hij, noch werden dergelijke verhalen geregistreerd door de belangrijkste Palestijnse geschiedschrijvers. Hoe kon dat gebeuren?
Dat roept de vraag op onder welke omstandigheden mensen dergelijke verhalen over bloedbaden doorgeven. Over het algemeen vertellen mensen verhalen wanneer ze het gevoel hebben dat het voor hen zinvol is om dat te doen. Als je het gevoel hebt dat het vertellen van verhalen geen enkele consequentie heeft, zou je kunnen besluiten om ze niet te vertellen. Tijdens een workshop in Beit Jala, bij Bethlehem, hoorde ik ooit Palestijnen zeggen dat er na 1948 “geen tijd was om verhalen aan anderen te vertellen. Je moest overleven.”
Belangrijk is dat het doorgeven van verhalen over Israëli's die Palestijnen hadden vermoord ook represailles konden uitlokken. Er was de angstfactor, vooral bij degenen die niet naar de omliggende landen vluchtten. Veel van de overlevenden van het bloedbad in Tantura vluchtten naar nabijgelegen dorpen en bleven dus in wat vervolgens Israël werd.
In een artikel van het Israëlische e-magazine +972 van vorig jaar stond dat verhalen over bloedbaden in 1948 daadwerkelijk werden doorverteld, maar alleen in kleine kring en niet in het publieke domein, uit angst.
"We zijn nooit gestopt met onze kinderen te onderwijzen over wat er in Tantura is gebeurd, maar we hebben nooit durven praten over de misdaden en het bloedbad dat plaatsvond in het openbaar in het algemeen en in de media in het bijzonder", zegt Ehsan Eimar, een 67-jarige oorspronkelijk uit Tantura. “We waren altijd bang voor de politie en de Shin Bet. We hebben deze angst geërfd van de mensen die getuige waren van het bloedbad en die werden blootgesteld aan alle bedreigingen en pogingen tot intimidatie. … we durfden niet in het openbaar over het bloedbad te praten totdat deze film werd vertoond. Voor ons is die film wat de barrière van angst doorbrak. Als een Israëlische directeur over de kwestie praat, wat weerhoudt ons, de eigenaren van de plaats, er dan van om te praten?”
Kamal Masri, 58, die ook oorspronkelijk uit Tantura komt: "Onze ouders hebben ons zorgvuldig verteld wat er is gebeurd, hoe mijn oom en grootvader martelaren waren", zei hij. “Hoe ze mensen dwongen hun graf te graven. Hoe ze tientallen mensen in massagraven stopten. Mijn grootvader van moederskant zei dat het aantal doden de 150 bereikte en dat hij ze begroef.“
Waarom vonden er een groot aantal moorden plaats in Tantura? Een hypothese is dat er hevig verzet was in het dorp en dat Israëlische troepen werden overmand door wraakgevoelens, maar ook dat hogere echelons geen initiatief namen om executies waar dan ook te stoppen.
De historicus Adam Raz, die de stelling van het "grote bloedbad" in Tantura ondersteunt, spreekt ook over het totale aantal bloedbaden tijdens de Nakba. Hij vermeldt dat de eerder genoemde Benny Morris 24 bloedbaden die tijdens de oorlog van 1948 plaatsvonden heeft geregistreerd. Maar vandaag de dag kan worden gesteld dat de teller op enkele tientallen gevallen meer staat. Bij sommige werden enkele personen vermoord, bij andere tientallen, en er zijn ook gevallen van meer dan honderd slachtoffers.
Raz merkt op dat een artikel dat na de oorlog door een anonieme soldaat in het tijdschrift Ner is gepubliceerd, aangeeft dat het fenomeen van het doden van niet-strijders in die tijd wijdverbreid was onder soldaten.
Natuurlijk waren de bloedbaden ook een angstmiddel om de overlevenden te laten vluchten.
Farha
Voor het doorgeven van verhalen is meer nodig dan het doorbreken van de angstdrempel. Het vereist een oriëntatie op een publiek, een mentale ruimte voor detail en een 'genre' waarin het verhaal past en betekenis krijgt.
Een typisch Palestijns 'genre' zijn de jaarlijkse marsen naar de oorspronkelijke plaatsen waar mensen woonden, de zogenaamde 'terugkeermarsen'. Ze vinden voornamelijk tijdens Nakba-herdenkingen plaats, in mei. Net als het bezoek van de familie tijdens de reis van Mary en Jara, roepen zulke marsen van terugkeer oude tijden op en leiden tot het vertellen van verhalen over de generaties heen.
Een ander genre is film. De Netflix-speelfilm “Farha” kwam vorig jaar uit en is gebaseerd op een meisjesverhaal dat de filmregisseur Darin Sallam had gehoord van haar eigen moede. Deze had het op haar beurt gehoord van een vrouw die in 1948 een Palestijns meisje was dat vluchtte uit Palestina naar Syrië. Sallam bleef maar aan dat meisje denken en het verhaal over wat er met haar was gebeurd. Dat leverde het idee en het plot voor de film op.
Het filmverhaal gaat over een 14-jarig meisje, Farha, die voorafgaand aan de Nakba ervan droomt om een opleiding te volgen in plaats van vroeg te trouwen. Haar door haar vader omarmde droom werd ruw onderbroken door de komst van het zionistische leger. De vader van het meisje, de mukhtar (hoofd) van het dorp, besloot te blijven en niet te vluchten. Militaire loudspeakers vroegen de dorpelingen om te vertrekken.
De vader bewapende zich met een geweer en sloot Farha op in een voorraadruimtee en droeg haar op zich daar te verbergen. Farha zat dagenlang opgesloten in de voorraadkast en wist niet wat er met haar vader gebeurde. Ze hoorde geluiden van geweerschoten in de verte en kon alleen door een gaatje in de voorraadruimte naar de binnenplaats van het huis kijken.
Door het gaatje zag ze hoe een Palestijns gezin wordt geëxecuteerd en een soldaat werd opgedragen een pasgeboren baby te doden, iets waartoe deze zichzelf niet kon overhalen te doen. Nadat ze uit de voorraadkast kwam, vond Farha de baby dood op de grond. Ze verliet daarop het dorp.
Een epiloog geeft aan dat Farha haar vader nooit hervond en dat zijn lot onbekend bleef. Farha trok uiteindelijk naar Syrië en vertelde haar vriendin het verhaal.
Na het vertonen van de film riepen enkele Israëli's op tot het boycotten van Netflix-abonnementen. Als om te zeggen: leg dat verhaal aub stil. De Israëlische regering dreigde de overheidsfinanciering van het al-Saraya Theater in Jaffa in te trekken vanwege de vertoning van de film.
De filmmaker Sallam zei dat hoewel er documentaires over de Nakba zijn, er geen verhalende films zijn, eraan toevoegend dat verhalen emoties opwekken en overbrengen.
Haar boodschap: er moeten nieuwe vormen en genres worden ontwikkeld, een nieuw publiek moet gevonden worden, over de generaties heen.
Mijn eigen organisatie, het Arab Educational Institute, heeft grote dun-metalen posters op de muur in Bethlehem geplaatst met onder meer enkele Engelstalige verhalen over de Nakba.
In 2023 is het 75 jaar geleden dat de Nakba plaatsvond. Een moment om de stilte nogmaals te doorbreken?