Er staan belangrijke vrijheden op het spel, maar er kraait geen haan naar. Daar moet verandering in komen
De gezichtssluier ligt sinds afgelopen november opnieuw onder vuur, maar een debat erover is nagenoeg afwezig. Het lijkt er op dat angst voor salafisme en asielzoekers de politieke discussie en publieke beeldvorming over Islam volledig kaapt. Eind januari vond er een besloten overleg van de Kamercommissie Binnenlandse Zaken plaats over het kabinetsvoorstel, maar wie heeft gehoord wat daar is besproken en wat de standpunten van de partijen zijn? Er staan belangrijke vrijheden op het spel, maar er kraait geen haan naar. Daar moet verandering in komen.
Wat is het voorstel? Het voorstel betreft een gedeeltelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding. Uitzondering wordt gemaakt voor onder andere culturele festiviteiten en voor situaties waarin bedekkende kleding noodzakelijk is voor gezondheid of beroepsuitoefening. Overtreding wordt bestraft met een boete van maximaal €405,-. Het belang van communicatie waarbij men elkaar in het gezicht kan kijken en de noodzaak om de veiligheid te waarborgen zijn de redenen waarmee dit verbod wordt verdedigd.
Het kabinet heeft het voorstel naar de Tweede Kamer gestuurd ondanks een negatief advies van de Raad van State. Zij waarschuwt voor de verregaande beperking van vrijheid van religie. Daarnaast is het overduidelijk dat een verbod moslimvrouwen disproportioneel raakt. Daarmee staat het verworven recht van vrouwen om zélf te beschikken over hun lijf en leven opnieuw op het spel. Het verbod zou dus zowel anti-racisten als feministen moeten aanspreken.
Nikaab in Nederland Laten we het verbod eens bekijken in de context van landelijke ambities. Dit kabinet zet hoog in op participatie en emancipatie; burgers moeten actief deelnemen aan de samenleving en zelfstandig zijn. Woorden als zelfbeschikking, keuzevrijheid en autonomie sieren de beleidsplannen. Ook komt het kabinet in actie tegen geweld in afhankelijkheidsrelaties.
De vraag rijst hoe deze plannen en ambities zich verhouden tot een ‘boerkaverbod’. Want door wie en waarom wordt de gezichtssluier gedragen in Nederland? In de politieke discussie over de boerka wordt vaak aangenomen dat gesluierde vrouwen onderdrukt en geïsoleerd leven. Hoogleraar Annelies Moors voerde in 2009 onderzoek uit en deed echter opmerkelijke bevindingen. Ten eerste wordt in Nederland eerder de nikaab (ogen onbedekt) dan de boerka (gaasje voor de ogen) gedragen. Ten tweede is het aantal vrouwen dat deze sluier draagt gering: ongeveer 100 vrouwen dragen de sluier regelmatig en 400 af en toe. Ten derde sluieren de vrouwen zich vanwege een sterke religieuze overtuiging. Zij stuiten daarbij regelmatig op verzet van familieleden en vrienden, omdat die het oneens zijn met de keuze voor een gezichtssluier. Is deze keuze dan een symptoom van onderdrukking, of misschien een manier waarop de vrouwen zelf betekenis geven aan hun recht op autonomie en emancipatie?
Niet-bestaand probleem Bovendien, in tegenstelling tot wat het kabinet schrijft, zijn er geen goede gronden om gezichtsbedekkende kleding gedeeltelijk te verbieden. Er zijn geen signalen dat de boerka een veiligheidsprobleem vormt. De politievakbond gaf dan ook in 2011 al te kennen dat een verbod een ‘oplossing’ zou zijn voor een niet-bestaand probleem. Huidige regelgeving voorziet de politie en gezondheidsinstellingen al in de mogelijkheid om gesluierde vrouwen te identificeren. Dat er dus geen noodzaak is voor een wettelijk verbod, heeft de Raad van State ook meerdere malen onderstreept.
Emanciperen in de participatiemaatschappij Het mag duidelijk zijn dat de directe aanleiding voor een gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding de Islamitische gezichtssluier is. Dit betekent dat we extra aandacht moeten hebben voor mogelijke discriminatoire gevolgen van een verbod, zoals ook de Raad van State opmerkt. Een verbod zal vooral moslima’s raken. Daarmee schendt het niet alleen het recht op vrijheid van religie, maar komt ook bescherming tegen discriminatie op grond van geslacht in het geding.
Terwijl de overheid vindt dat de gezichtssluier vrouwen verhindert om te participeren, denken sommige gesluierde vrouwen juist dat de regelgeving een obstakel zal vormen om deel te nemen aan de samenleving op de manier zoals het kabinet graag ziet. En in plaats van ruimte te geven aan een persoonlijke invulling van het begrip emancipatie – in naleving van de waarden ‘zelfbeschikking’ en ‘keuzevrijheid’ – legt de staat nu eenzijdig zijn definitie van emancipatie op.
Het is daarnaast de vraag of een beperkt verbod daadwerkelijk helpt om vrouwen te bereiken die mogelijk wel gedwongen geïsoleerd leven. Draagt deze regel niet bij aan hun onzichtbaarheid? De kans bestaat dat deze vrouwen nog meer aan huis gebonden raken dan ze nu al zijn.
Een verbod betekent dus dat aan belangrijke principes voor emancipatie wordt ingeboet, zonder goede redenen en met mogelijk averechtse effecten. Paradoxaal genoeg staat een verbod daarmee op gespannen voet met kabinetsplannen om de vrijheid en emancipatie van vrouwen te bevorderen.
Emancipatiebeleid: stel de vrouwen om wie het gaat centraal Het zou veel beter zijn om beleid te maken dat vrouwen écht ondersteunt bij het inrichten van hun leven naar eigen inzicht. Aansluiting kan gevonden worden bij initiatieven van moslima’s zelf, zoals de moslimvrouwenorganisatie Al Nisa en hun Islamitische Vrouwen Manifest. Of er kan gesproken worden met de gesluierde vrouwen die zichzelf georganiseerd hebben in de werkgroep Blijf-van-mijn-niqaab-af. Voor effectief en werkelijk emancipatoir beleid is het per slot van rekening essentieel om de ideeën en ervaringen van de vrouwen om wie het gaat centraal te stellen.
Feministen en anti-racisten: spreek je uit Tot die tijd zouden feministen en anti-racisten zich nadrukkelijker uit moeten spreken tegen een ‘gedeeltelijk’ boerkaverbod, en daarbij de moeite nemen om het publieke debat opnieuw aan te zwengelen. We moeten herkennen waar dit kabinetsvoorstel in de kern op neerkomt: het is wederom Vadertje Staat die de vrijheden van de vrouw wil beperken, en met name de vrijheden van de niet-witte vrouw. Dit riekt naar een ouderwetse maar welbekende mix van patriarchie en oriëntalisme.
Onlangs pleitte S. Lakbiach voor haar vrijheid om de gezichtssluier te dragen in de NRC (19/12/15) met de woorden: “uw recht is mijn recht”. Laten we haar pleidooi ter harte nemen, en elkaar steunen in de strijd tegen stigmatisering en vóór zelfbeschikking.