'Volgens onderzoek in opdracht van Comité 4 en 5 Mei ziet ruim veertig procent van de bevolking overeenkomsten tussen de ontwikkelingen in onze samenleving nu, en de ontwikkelingen in aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Ik zie die overeenkomsten ook, bijna elke dag'
Vanavond tóch niet live op tv: verdwaalde schreeuwende krakers worden op de Dam in elkaar geslagen door Molukse hooligans. Dat zou wel een best passende finale van een hysterische week zijn geweest. Een week waarin de rechter moest beslissen dat ook het luchtalarm op 4 mei net voor acht uur laten afgaan niet valt onder de vrijheid van meningsuiting. En waarin het rechtsextremistische twitterleger de luidste verdediger leek van de herdenking van de moord op zes miljoen joden.
Als er zoiets bestaat als de Nederlandse identiteit, dan is dit tegenwoordig de kern: zinneloze cultuurstrijd in apocalyptische bewoordingen, en daarna allemaal genieten van de weekendzon.
Zelf was ik deze week vooral verbaasd dat ik het voor het eerst ooit op een punt eens was met Esther Voet, de ex-directeur van het CIDI. Zij pleitte er zondag in Buitenhof voor op 4 mei alleen nog de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Want er is alle reden om de rest van het jaar minstens evenveel gedachten te wijden aan alle andere oorlogen en vormen van onderdrukking in de wereld, in heden en verleden. Maar dat vanavond ook omgekomenen in oorlogssituaties ná 1945 herdacht worden, is wel degelijk problematisch.
Activisten stellen terecht dat daaronder ook Nederlandse militairen vallen die, terwijl hier de vrijheid gevierd werd, in Indonesië hele dorpen standrechtelijk executeerden. En alhoewel de dood van militairen in bijvoorbeeld Irak en Afghanistan sinds 2001 een grote individuele tragedie is voor de nabestaanden, maakt dat de oorlogen waarin zij vochten nog niet tot goede oorlogen. Tegen die militaire operaties protesteerden ik en honderdduizenden anderen juist — ook op de Dam — onder de leus ‘niet in mijn naam’.
Belangrijker: de Tweede Wereldoorlog zélf verdient het om herdacht te blijven worden, en blijft een belangrijke bron van lessen voor het heden.
Waar ik aan denk op 4 mei Als ik op 4 mei omhoog kijk, omringd door stilte, denk ik zoals zovelen in de eerste plaats aan de vervolging van en moord op miljoenen Joden (en Roma, en homo’s). Volgens onderzoek in opdracht van Comité 4 en 5 Mei ziet ruim veertig procent van de bevolking overeenkomsten tussen de ontwikkelingen in onze samenleving nu, en de ontwikkelingen in aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Ik zie die overeenkomsten ook, bijna elke dag.
Het is ook moeilijk geen parallellen met het heden te zien in hoe Nederland vanaf 1938 joodse vluchtelingen massaal weigerde en overdroeg aan de Duitse politie, omdat Nederland ‘de vluchtelingenstroom niet aankon’.
Ik denk aan het verzet van degenen die vochten tegen het fascisme (en vaak vóór het tegenovergestelde). Aan de socialisten en communisten die in 1940 als eerste in verzet kwamen tegen de bezetter. Bijvoorbeeld aan Henk Sneevliet, die Nederlanders alleen nog kennen als straatnaam of metrostation. Of aan Anton de Kom, die streed tegen het koloniale Nederland maar evengoed in hetzelfde Nederland het fascisme wilde bestrijden.
Aan de Februaristaking van 1941, toen tienduizenden arbeiders het werk neerlegden in het enige massale protest tegen de jodenvervolging in heel Europa. En aan de joden die zich niet als makke schapen naar Auschwitz lieten leiden, maar op tal van plaatsen in verzet kwamen. In Warschau, waar de bevolking van het joodse getto in 1943 wekenlang vocht in een strijd op leven en dood. Maar evengoed in Amsterdam, Rotterdam en Brussel. Het bleek te weinig en te laat, en een te groot deel van de bevolking was er te onverschillig over.
Ik denk ook aan hoe oorlogen vaak één partij als morele overwinnaar uit de bus laten komen, terwijl de werkelijkheid vele malen complexer is. Aan hoe de bombardementen van de Britten 40.000 Duitse burgers deden sterven in Hamburg, en 25.000 in Dresden — een veelvoud van de slachtoffers van het bombardement op Rotterdam. Hoe om geopolitieke redenen 250.000 onschuldige mensen de dood in werden gejaagd met de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. En wat de raakvlakken daarvan zijn met de 400.000 doden die in onze tijd vallen in een oorlog in Syrië.
En ik sta stil bij iedereen die vandaag door sommigen niet herdacht mag worden, omdat voor een deel van Nederland het idee dat ook Arubaanse verzetstrijders en Marokkaanse soldaten hun bijdrage leverden aan de bevrijding kennelijk onverdraaglijk is. En hoe pijnlijk ironisch het is dat Syp Wynia en andere rechtse opiniemakers steeds opnieuw hun best doen om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog ‘wit te wassen’.
Leren van de oorlog Nederlanders voelen zich op 4 mei meer verbonden met andere Nederlanders dan op alle andere momenten in het jaar, blijkt uit onderzoek. In die zin is het jammer dat er weinig andere dagen zijn waarop we collectief stilstaan bij wat ons bindt, wat de moeite waard is om te behouden, wat we samen moeten willen bestrijden. Het blijft nuttig dat in elk geval op 4 mei wel te doen. En die herdenking moet niet een obligaat statisch ritueel zijn, maar een moment om na te denken over hoe de lessen van de oorlog relevant blijven voor onze tijd.
Het zou nog prettiger zijn als we het daarover zouden kunnen hebben zonder dat half Nederland doet alsof de Derde Wereldoorlog daar is, en zonder dat er rechters of motorbendes aan te pas hoeven komen.