Vanwege dit nieuwe probleem vraagt de vee-industrie om financiële hulp, terwijl het gemiddelde Nederlandse gezin de boerensector al met 500 euro aan subsidie ondersteunt.
Vorige week verscheen een ronduit gênante noodoproep van de veesector in Trouw. Doordat veel restaurants zijn gesloten is de afzetmarkt dusdanig afgenomen dat de veeboeren het vlees van die dieren niet direct kunnen doorverkopen. Vooral het aantal kalfjes loopt de spuigaten uit. Voor de boeren wordt hierdoor ineens benadrukt dat hun producten eigenlijk levende wezens zijn die meer en langdurige zorg behoeven. Niet dat de boeren geen zorg bieden, maar voor hen is het dier op de eerste plaats vooral een product dat winst moet opleveren. Goede verzorging komt dus op de tweede plaats. We verkeren hierdoor in de bizarre situatie dat boeren zich rot schrikken wanneer dieren dat doen wat eigenlijk goed voor ze zou moeten zijn: leven.
Dat de boeren zich rot schrikken van de grote hoeveelheid dieren is ergens niet zo gek. Er komt nogal wat kijken bij het verzorgen van dieren. Zo hebben ze voldoende eten, drinken en ruimte nodig en moet er iets gebeuren met de mestopslag. Dat vergt inzet en tot overmaat van ramp ook nog wat liefde. En er wordt nu steeds meer van de boer gevraagd, want de dieren zullen door blijven groeien nu ze blijven leven. Ondertussen wordt het vlees van de kalfjes minder waard. De kalfjes moeten namelijk op het juiste moment worden geslacht, anders is het vlees niet meer blank, maar rosé en dat laatste is minder waard. Maar de slachthuizen zeggen orders af waardoor de kalfjes niet allemaal geslacht kunnen worden wanneer hun vlees nog blank is. Hierdoor is de concurrentie om kalfjes nog snel te verkopen ook nog eens groot, wat invloed heeft op de prijs die de boer nog kan krijgen voor zijn kalfsvlees. Niet alleen wordt er veel gevraagd van de boeren, de winst verdampt ook nog eens voor zijn of haar ogen.
Het is niet alleen de veeboer die door de sluiting van de horeca wordt geconfronteerd met een overschot aan dieren. Ondertussen heeft ook de melkveehouderij overbodige kalfjes. Want vergis u niet, ook de zuivelindustrie is verantwoordelijk voor een groot aantal geslachte dieren. Stiertjes geven immers geen melk, dus die moeten naar de slacht. En haantjes die geen eieren leggen verdwijnen ook in de gaskamer. Dit verklaart waarom de schattingen van het aantal geslachte dieren in Nederland sterk uiteenlopen. De dierenbescherming schat meer dan 400 miljoen dieren, terwijl de Partij voor de Dieren op 642 miljoen dieren per jaar (!) uitkomt. Hoeveel dieren je ook precies telt, iedereen begrijpt dat dit soort getallen op zo’n klein oppervlak als Nederland megalomaan zijn. Geen wonder dat de industrie geplaagd wordt door misstanden in dierenwelzijn, stikstof-, CO₂-, en methaanuitstoot, potentieel gevaarlijke ziektes als vogels- en varkensgriepen en nu dus ook nog een overschot aan dieren.
Vanwege dit nieuwe probleem vraagt de vee-industrie om financiële hulp, terwijl het gemiddelde Nederlandse gezin de boerensector al met 500 euro aan subsidie ondersteunt. We moeten hierbij niet vergeten dat het niet alleen de boeren zijn die in nood verkeren. Ook de door hen gehouden dieren hebben het zwaar. En de samenleving ziet zich vanwege bovenstaande problemen ook voor zware opgaven staan. Laten we de boeren, hun dieren en onszelf uit dit lijden verlossen. Een betere oplossing dan nog meer geld naar de vee-industrie, is om het nieuwe probleem aan te grijpen om de bio-industrie uit te faseren. Het wordt tijd dat we onderschrijven wat al lang duidelijk zou moeten zijn: de huidige bio-industrie is onverantwoord en onhoudbaar. Wie even over de aanhoudende problematiek nadenkt ziet dit direct in.