In mijn vorige stuk schreef ik dat het aankomende advies van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) spannend zou zijn omdat de rechters zouden kunnen zeggen dat Israël apartheid pleegt en daarmee het debat daarover definitief zouden beslechten. De rechters hebben hierover wel iets gezegd, maar dit is door verschillende mensen verkeerd geïnterpreteerd, zoals door de Volkskrant, die schrijft: “Bovendien stellen de rechters vast dat Israël zich schuldig maakt aan apartheid.” Dit hebben de rechters echter nooit gezegd. Wat zij hebben vastgesteld, is dat Israël artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (CERD) schendt. Het artikel luidt:
“De Staten die partij zijn bij dit Verdrag veroordelen in het bijzonder rassenscheiding en apartheid en nemen de verplichting op zich op onder hun rechtsmacht vallende grondgebieden alle uitingen van dien aard te voorkomen, te verbieden en uit te bannen.”
Dit betekent dat Israël zich schuldig maakt aan óf rassenscheiding óf apartheid, of aan beide, maar de rechters hebben niet bepaald welke van de twee het is. Marko Milanovic, een vooraanstaand jurist, schrijft hierover op het juridische blog van de European Journal of International Law:
“So, the Court finds a violation of Article 3 CERD, but it does not use the term apartheid or conduct any analysis of what the constitutive elements of apartheid are. This question is canvassed extensively in some of the separate opinions, but the bottom line of the Court’s approach seems clear – at best Israel’s actions amount ‘only’ to racial segregation, but they could also be apartheid. And the reason for this ambiguity is again the need to maintain consensus within the Court; the Court thus did not call Israel an ‘apartheid state’, but it did find a violation of an article in which apartheid is one of the two available options.”
Milanovic stelt dat de 15 rechters een uitspraak moeten doen en als ze het oneens zijn, schrijven ze iets dat het midden houdt. Interessant is dat het Hof het woord ‘apartheid’ in artikel 3 CERD cursief heeft geschreven, alsof het de term wil benadrukken.
Het Hof concludeert dat Israël een breed scala aan discriminerende wetten en maatregelen heeft ingevoerd die Palestijnen ongelijk behandelen, wat in strijd is met het internationaal recht. Deze ongelijke behandeling kan niet worden gerechtvaardigd met redelijke en objectieve criteria of een legitiem publiek doel. Het Hof beschouwt de uitgebreide beperkingen die Israël oplegt aan Palestijnen in de bezette gebieden als systematische discriminatie op basis van ras, religie of etnische afkomst, in strijd met verschillende artikelen van drie belangrijke mensenrechtenverdragen: ICCPR, ICESCR en CERD.
Het Hof stelt vast dat Israëls beleid en praktijken in de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem een fysieke en juridische scheiding tussen Palestijnen en Israëlische kolonisten afdwingen. Door de fragmentatie en omsingeling van Palestijnse gemeenschappen en de toepassing van verschillende juridische systemen, handhaaft Israël een bijna volledige scheiding tussen kolonisten en Palestijnen. Deze scheiding vormt een schending van artikel 3 van CERD.
Rechters bij het ICJ kunnen echter ook aparte opinies schrijven, ongeacht of ze het met de uitspraak eens zijn of niet. Hieronder de opinies van de rechters die daarover hebben geschreven.
De ICJ-President Nawaf Salam schreef wel dat Israël apartheid pleegt. Zijn argument is als volgt. Hij betoogt dat hoewel de definitie van apartheid in Artikel II van de “International Convention on the Suppression and Punishment of the Crime of Apartheid” (de “Apartheid Conventie”) duidelijk is beïnvloed door de ervaring in Zuid-Afrika, dit niet betekent dat een beleid alleen als apartheid kan worden gekarakteriseerd als het volledig de beleidsmaatregelen en praktijken van Zuid-Afrika destijds reproduceert.
Hij stelt dat een strikte lezing van de definitie de Conventie vandaag de dag ineffectief zou maken, aangezien het onwaarschijnlijk is dat een staat openlijk een beleid van raciale segregatie zoals in Zuid-Afrika zou claimen.
Apartheid is een internationaal erkend misdrijf met een verbod dat een jus cogens norm is, wat betekent dat het een dwingende norm van internationaal recht is waar geen afwijking van is toegestaan. Een niet-restrictieve, ruime interpretatie van de definitie van apartheid is nodig om te voorkomen en te bestraffen wat een misdrijf onder internationaal recht vormt. Dit zorgt ervoor dat de Conventie relevant blijft en effectief kan worden toegepast op verschillende vormen van systematische onderdrukking en discriminatie, zelfs als dit niet exact dezelfde vorm aanneemt als in Zuid-Afrika.
Met deze argumenten benadrukt Salam dat het essentieel is om de definitie van apartheid breed te interpreteren om te waarborgen dat alle vormen van systematische raciale onderdrukking onder de Conventie vallen en kunnen worden aangepakt en bestraft.
Salam herinnert ons er ook aan dat het Internationaal Strafhof apartheid als een misdaad tegen de menselijkheid kan berechten. Op dit moment heeft de aanklager van het ICC arrestatiebevelen tegen Netanyahu en nog een regeringsfunctionaris gevraagd. In zijn aanklacht heeft hij apartheid niet opgenomen, maar hij zal de uitspraak van het ICJ en de separate opinies goed lezen en mogelijk de aanklacht later uitbreiden.
De Duitse rechter Georg Nolte stelde: “Het Hof beschouwt Israëls wetgeving en maatregelen als een schending van artikel 3 van CERD, maar laat de vraag open of zij Israëls beleid en praktijken als een vorm van rassenscheiding of apartheid beschouwt. In de afwezigheid van enige discussie over het subjectieve element van apartheid, dat een kernelement van het verbod is, kan de opinie niet worden begrepen als een bevinding dat het verbod op apartheid daadwerkelijk door Israël is geschonden.” Bovendien vond hij dat het Hof onvoldoende informatie had om te concluderen dat Israël artikel 3 van CERD schendt.
De Japanse rechter Yuji Iwasawa zegt dat hoewel het Hof concludeert dat de scheiding die Israël in de Westelijke Jordaanoever implementeert een schending vormt van artikel 3 van CERD, het Hof deze scheiding niet expliciet als apartheid kwalificeert.
De Braziliaanse rechter Leonardo Brant verklaarde dat hij het eens is met de redenering en conclusies van de rechtbank dat Israël artikel 3 van CERD heeft geschonden. Hij benadrukt dat de fysieke en juridische scheiding in de bezette Palestijnse gebieden door Israël neerkomt op schendingen van deze verboden. Brant wijst erop dat apartheid ernstige praktijken omvat, erkend als misdrijven tegen de menselijkheid en hij vindt dat de rechtbank een evolutieve interpretatie had kunnen toepassen om de bestanddelen van apartheid te verduidelijken.
Brant benadrukt dat apartheid bestaat uit:
1. Het plegen van onmenselijke daden.
2. Een geïnstitutionaliseerd regime van systematische onderdrukking en overheersing door één raciale groep over een andere.
3. De intentie om dit regime in stand te houden.
Hij concludeert dat Israëls beleid en praktijken, die leiden tot fysieke en juridische scheiding en het fragmenteren van Palestijnse gemeenschappen, duidelijk raciale segregatie vormen. Hij stelt verder dat een regime van raciale segregatie of apartheid de vervulling van het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk onmogelijk maakt. Terwijl hij Israëls veiligheidsbehoeften erkent, benadrukt hij dat dit geen segregatie of apartheid rechtvaardigt en dat naleving van internationaal recht de enige weg is naar vrede en veiligheid voor zowel Israël als Palestina.
De Zuid-Afrikaanse rechter Dire Tladi stelt dat Israëls beleid en praktijken in de bezette Palestijnse gebieden (OPT) duidelijk neerkomen op apartheid. Volgens hem heeft de rechtbank vastgesteld dat Israël artikel 3 van CERD schendt. Dit betekent dat Israëls beleid de verboden op apartheid, een fundamentele norm van internationaal recht, overtreedt.
Tladi trekt duidelijke parallellen tussen het apartheidssysteem in Zuid-Afrika en de huidige praktijken van Israël in de OPT. Hij benadrukt de overeenkomsten in systematische discriminatie, scheiding van bevolkingsgroepen en het gebruik van onmenselijke handelingen om dominantie door één raciale groep over een andere te handhaven. Hij stelt dat deze praktijken de bedoeling tonen om Palestijnen te domineren, vergelijkbaar met de apartheidspolitiek van Zuid-Afrika.
Ondanks dat sommigen kunnen aanvoeren dat er onvoldoende bewijs is voor de intentie tot dominantie, betoogt Tladi dat het systematische karakter van de segregatie en de expliciete beleidsmaatregelen die zelfbeschikking in Palestina exclusief aan Joodse personen voorbehouden, duidelijk de bedoeling van dominantie aantonen. Hij concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat Israëls beleid en praktijken apartheid vormen.
We zien dus dat de rechters de uitspraak verschillend hebben geïnterpreteerd. Er zijn 14 aparte opinies geweest en behalve de bovengenoemde rechters hebben de rest daarover niets gezegd. Dus het ICJ heeft het debat niet definitief beslecht en de Volkskrant heeft de uitspraak te summier gelezen.