Eenzijdige arbitrageprivileges voor grote bedrijven zijn niet meer van deze tijd. Daarom moet ICS uit het CETA-verdrag geschrapt worden.
Tien jaar geleden begonnen de onderhandelingen over CETA, het vrijhandelshandelsverdrag tussen de EU en Canada. De wereld van 2020 is inmiddels een andere dan die van 2009. Van links tot rechts is er veel meer bewustzijn over de desastreuze gevolgen van ongereguleerde markten voor mens, dier, milieu en klimaat. Een recente Policy brief van het CPB (december 2019) toonde aan dat de huidige globalisering ook in Nederland leidt tot verschuivingen in werkgelegenheid, waardoor mensen zich vaker moeten beroepen op sociale zekerheid. Aanvullende maatregelen zijn vereist, en er is een nieuwe visie nodig op hoe de globalisering iedereen vooruit kan helpen zonder het klimaat te belasten. Dat biedt kansen voor minister Kaag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
In plaats daarvan heeft minister Kaag de afgelopen weken een charmeoffensief gelanceerd om het EU-Canada handelsverdrag CETA te vuur en te zwaard te verdedigen. Veel kritische geluiden jegens CETA deed zij af als “mythes” en een potentiële tegenstem plaatste zij in de context van “populisme, fake news en angstfactoren”. Helaas debiteerde Kaag in aanloop naar en tijdens het CETA-debat zelf een aantal onwaarheden (bijvoorbeeld dat claims van bedrijven tegen maatregelen in het publieke belang onder CETA niet zullen worden gehonoreerd – daarover kan zij vooraf geen zekerheid geven). Ook waarschuwde zij voor de gevolgen voor de positie van Nederland op het wereldtoneel indien Nederland niet zou instemmen met een handelsverdrag met één van haar bevrijders. Daarmee deed zij de terechte kritiek op CETA ernstig tekort en sloeg zij de discussie over een andere globalisering plat.
Een veelbesproken bezwaar jegens CETA waar ook veel voorstanders van CETA zich zorgen over maken, is ICS (Investment Court System), ofwel arbitrage in CETA. ICS geeft bedrijven met de middelen daartoe de mogelijkheid om een claim in te dienen jegens staten bij een speciaal arbitragehof indien overheden maatregelen doorvoeren die hun (toekomstige) winsten zouden kunnen bedreigen. ICS geeft speciale rechten aan multinationals, ondermijnt de nationale rechtsgang en leidt tot hoge proceskosten, schikkingen en soms enorme claims voor overheden. De dreiging van een claim kan er bovendien voor zorgen dat overheden bepaalde maatregelen (bijvoorbeeld tegen milieuvervuiling) niet doorvoeren, uitstellen of afzwakken. Als we nu met Canada een onderhandeling zouden beginnen, zei Kaag in 2017, “dan zou investeringsbescherming of geschillen- beslechting ook niet in het akkoord worden opgenomen.” Toch wil zij graag dat Nederland nu zo spoedig mogelijk tekent bij het kruisje.
Het kan ook anders. Nota bene Canada heeft aangekondigd in de modernisering van het verdrag tussen Canada en Oekraïne ISDS te willen schrappen, en ook in het nieuwe verdrag tussen de VS, Canada en Mexico wordt ISDS uitgefaseerd. CETA moet een “blauwdruk” vormen voor alle toekomstige handelsverdragen en een “race-to-the-top” bewerkstelligen. Eerlijke handel begint echter bij het schrappen van privileges voor multinationals, zoals aparte rechtbanken. Als het Kaag menens is, dan heeft zij nu de unieke kans om daad bij woord te voegen, terug te keren naar de onderhandelingstafel en ervoor te zorgen dat ICS uit het CETA-verdrag verdwijnt. Alleen op die manier maakt zij zich weer geloofwaardiger als een beschermer van de duurzame wereldeconomie die zich niet laat gijzelen door “angstfactoren” en zich inzet voor een eerlijke globalisering.