Voor alle Groninger bevingsschadeslachtoffers is het dubbel zuur dat pas in mei 2023 de uitkomsten van de parlementaire enquête in de Tweede Kamer met de regering worden besproken. Financieel-economisch gezien het meest ongunstige tijdstip. Nu inmiddels de plannen over forse bezuinigen dominant de politieke agenda’s bepalen van alle coalitiepartijen.
Als Mark Rutte als premier van alle Nederlanders zijn taak goed zou hebben vervuld en niet alle complexe problemen, waaronder het Groninger gasdossier, maar vooruit zou hebben geschoven, dan zou de schadeaanpak van de gaswinning in Groningen nog hebben kunnen plaatsvinden onder een veel beter financieel-economisch gesternte.
Groningers hebben niets aan de conclusie in het verslag van de parlementaire-enquêtecommissie dat premier Rutte en zijn kabinetten ernstig hebben gefaald in dit dossier. Het komende debat met de regering over de bevindingen van de enquêtecommissie zal met zekerheid overschaduwd worden door het thans dreigende tekort op de begroting.
De eerste tekenen dat die te verwachten bezuinigingen het standpunt van de overheid in negatieve zin voor de Groningers zal beïnvloeden, kon al worden afgeleid uit de uitgelekte bedragen die de overheid voor de ereschuld en alle bijkomende schadeposten in haar hoofd had en wat de Groninger bestuurders aan geld op tafel willen zien. Dat verschil was feitelijk al ruim veertig procent.
Het zal niemand verbazen dat de hoogte van de door de overheid te betalen ereschuld inclusief de schadeafhandeling en kosten van de versterkingsoperatie van beschadigde huizen, bepaald gaat worden door een politiek spelletje ordinaire koehandel.
De kans op het vallen van Rutte IV is theoretisch aanwezig maar ook dit debat zal Rutte IV vermoedelijk wel overleven. Alle coalitiepartijen hebben er immers belang bij dat zoveel mogelijk toekomstige bezuinigingen vroegtijdig worden gelekt om de geesten alvast rijp te maken voor voornoemde koehandel over de ereschuld.
De grootste coalitiepartij, de VVD, moet in het rapport van de parlementaire-enquêtecommissie kunnen lezen dat er één glasheldere en pijnlijke oorzaak- en gevolgrelatie blijkt te zijn. Als hun partijleider en langstzittende premier gewoon zijn eindverantwoordelijke taak voor alle Groningers normaal zou hebben uitgevoerd, dan was de bevingsschade veel eerder daadkrachtig opgemerkt en ruimhartig opgepakt. In een tijd dat het geld om die schade te herstellen nog in overvloed bij de overheid aanwezig was. Van een ereschuld was dan geen sprake geweest.
Het uiterst laakbare gedrag van de langstzittende premier van Nederland is dan ook de doorslaggevende reden dat Groninger slachtoffers met een beetje pech nu dubbel de klos zijn.