Wilders en de PVV plaatsen zich buiten de Nederlandse samenleving en de nationale tradities. Zij bepleiten immers openlijk geloofsvervolging
In het kader van de afscheidscadeaus waarmee het kabinet ons vermoeide vaderland opzadelt, hebben Minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Sander Dekker een brief van zeventien kantjes naar de Tweede Kamer gestuurd over het burgerschapsonderwijs. Dit vinden zij namelijk naatje en daar moet verbetering in komen, van groep 1 tot op de universiteit.
Stijlvast is de brief niet. Dat komt omdat de verschillende directoraten van OCW allemaal stukjes over hun eigen deelonderwerpen moesten leveren die vervolgens eindeloos heen en weer zijn gegaan tot er tenslotte iets overbleef waar de ambtelijke top en de bewindslieden zich in konden vinden. Zo worden heldere passages afgewisseld door gruwelijk jargon waarin men woorden aantreft als “burgerschapscompetenties”. Sommige suggesties zijn nogal duur zoals het denkbeeld om studenten voortaan in kleine groepjes te laten werken, begeleid door een docent, zodat zij kunnen leren op een democratische en tolerante wijze met elkaar om te gaan. Over geld staat er niets in. Er wordt geen extra budget in het vooruitzicht gesteld. Het zal dus allemaal wel bij vrome wensen blijven.
Toch is de brief een interessant teken des tijds. Tussen de regels door schemert het verlangen naar een gedeelde en door de overheid gepredikte moraal als antwoord op bedreigingen van onze samenleving. Bussemaker en Dekker noemen de aanslagen in Istanboel, Berlijn en Parijs.
Daarom moeten de wetten die het onderwijs verplichten om burgerschapskunde te doceren worden aangescherpt. Docenten dienen daaraan meer houvast te ontlenen over de inhoud van hun onderwijs. Hier en daar geeft de brief aanknopingspunten over wat dat zou moeten zijn.
"Dit alles vraagt om onderwijs dat jonge mensen leert wat ons bindt en hen de vaardigheden leert om respectvol om te gaan met verschillen. Van de start in het basisonderwijs tot aan het behalen van het diploma van het vervolgonderwijs moet de schooltijd bijdragen aan de vorming van leerlingen en studenten tot betrokken burgers. Het uitgangspunt voor burgerschapsonderwijs ligt in de basiswaarden van de democratische rechtsstaat die ons verbinden, zoals gelijkwaardigheid, de vrijheid van geloof en meningsuiting en het recht op zelfbeschikking. Goed burgerschapsonderwijs leert jonge mensen dat goed samenleven een collectieve verantwoordelijkheid is, de rechtsstaat bescherming biedt voor iedereen en de wet voor iedereen geldt. Het leert hen kritisch na te denken, om te gaan met situaties waarin deze rechten botsen en daarover met elkaar in gesprek te gaan. Dat is waar burgerschapsonderwijs om draait. Het is overal en in iedere tijd van groot belang."
"De gemeenschappelijke basis van onze samenleving wordt gevormd door de principes van de democratische rechtsstaat, zoals bijvoorbeeld vastgelegd in de Nederlandse Grondwet. Gedeelde waarden en een gedeelde nationale identiteit, zoals de inspectie aanbeveelt, vormen de kern van burgerschap in het funderend onderwijs, waaraan scholen moeten bijdragen. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat leerlingen leren hoe de Nederlandse democratische rechtsstaat is vormgegeven, dat ze leren over gemeenschappelijke tradities, cultuur en taal in Nederland, dat ze oefenen om op een democratische manier beslissingen te nemen en een moreel kompas ontwikkelen. Burgerschap gaat over waardenoverdracht. Dit gebeurt niet alleen mondeling en formeel door kennisoverdracht, maar ook informeel en expliciet, door zaken als schoolbeleid, de bejegening van leerlingen en de omgang van leraren onderling."
Bildung Waar de brief de situatie in het hoger onderwijs behandelt, duikt het Duitse woord Bildung op dat niet nader wordt verklaard. Het is afkomstig van Wilhelm von Humboldt, die aan het begin van de negentiende eeuw de Pruisische universiteiten mocht moderniseren. Doel van het academisch onderwijs was volgens hem niet alleen om studenten op te leiden tot specialist in hun vak maar ook om ze te vormen. Je zat ook op de universiteit om een brede algemene ontwikkeling op te doen die je in staat stelde helder en kritisch na te denken over de problemen waarmee je werd geconfronteerd. Bildung leidt tot gezonde twijfel maar niet tot de angst om keuzes te maken.
De brief benadrukt dat instellingen voor onderwijs deze waarden en principes niet alleen moeten doceren maar ook in hun gedrag tonen. Het beleid en de onderlinge omgang dienen doordesemd te zijn van tolerantie, democratische waarden, naar elkaar luisteren en elkaar de ruimte geven. De school is een oefenplaats voor burgerschap.
Wie de waarden en de democratische praktijk die daarop is gestoeld, niet deelt, plaatst zich buiten de samenleving. Die ondermijnt ze. De brief maakt dat zeer duidelijk. Over aanslagplegers wordt gezegd: “Ze richtten zich tegen vrijheid en welvaart, tegen het recht om te zeggen wat je wilt, te houden van wie je wilt en om te geloven wat je wilt”. Tussen deze regels door klinkt het fameuze lied : “ Wij worden bedreigd door de moslims, ja wij zijn bang voor de islam ”.
Toch raakt deze beschuldiging niet alleen jihadi’s. Ook Wilders en de PVV plaatsen zich buiten de Nederlandse samenleving en de nationale tradities. Zij bepleiten immers openlijk geloofsvervolging. Het sluiten van moskeeën en islamitische scholen, het verbieden van de koran zijn onnederlandse praktijken die niets te maken hebben met onze gezamenlijke basiswaarden en tradities, met wat wij collectief van onze vaderlandse geschiedenis geleerd hebben.
Het zijn niet alleen de ISIS-fanboys die het Nederlanderschap in de kern bedreigen. Dat doen ook Wilders en zijn sympathisanten. Daarom plaatsen zij zich net zo goed buiten de samenleving als geestdrijvers die met een grote mond en veel korancitaten hun huis proberen om te vormen tot een minikalifaat. Twee loten aan dezelfde stam.