In Syrië dat sinds 2011 getekend werd door een ongekend bloedige oorlog, en de opkomst inluidde van terreurgroep ISIS, is het geweld weer opgelaaid. Gevechten tussen het regeringsleger en opstandelingen in het noordwesten van Syrië hebben inmiddels meer dan 240 mensen het leven gekost. Dat meldt het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten.
De jihadistische groep Hayat Tahrir al-Sham (HTS) en bondgenoten, veelal gesteund door Turkije, openden woensdag een aanval op gebieden die onder controle staan van het dictatoriale regime van Bashar al-Assad. Het zijn volgens het observatorium de zwaarste gevechten in het noordwesten sinds 2020. Het Syrische leger heeft met hulp van bondgenoot Rusland meer dan zestig zware luchtaanvallen uitgevoerd op locaties van de opstandelingen.
De in Engeland gevestigde waarnemingsorganisatie meldt dat wordt gevochten tot op 2 kilometer van de stad Aleppo. Dat betekent dat de jihadisten dichter bij de stad komen. Een Syrische regeringsfunctionaris heeft tegen persbureau AFP gezegd dat militaire versterkingen van het leger vrijdag in Aleppo zijn gearriveerd. Er vinden "hevige gevechten" plaats ten westen van Aleppo, aldus de functionaris.
Volgens Syrische staatsmedia zijn in Aleppo vier doden gevallen door artilleriebeschietingen van jihadisten op studentenhuisvesting. Het observatorium telt 25 burgerdoden door het opgelaaide geweld. Door de gevechten zijn meer dan 14.000 mensen, van wie bijna de helft kinderen, ontheemd geraakt, aldus de Verenigde Naties. Volgens VN-functionaris David Carden, die zich bezighoudt met humanitaire hulp in Syrië, "verslechtert" de situatie, met name voor burgers.
Bron: ANP