Het was vooral een botsing tussen Marokkaanse Nederlanders en witte Nederlanders
Acht maanden lang was er met groeiende spanning naar uitgekeken: het gevecht tussen Badr Hari en regerend wereldkampioen Rico Verhoeven. We kennen de afloop: een kater. Na anderhalve ronde gooide Badr de handdoek in de ring vanwege een spierscheuring in zijn onderarm. ‘Het duel van de eeuw’ werd de flop van de eeuw.
Toch had ik deze legendarische vechtpartij niet willen missen. Badr, de levende kickbokslegende, zou nog eenmaal terugkeren in het strijdperk. Want Rico klopte „één keer teveel” op zijn deur, daar hoog en droog in Marokko. Badr bezwoer Rico aan gort te zullen slaan. Dus boekte ik gauw een ticket en koerste afgelopen zaterdag richting Oberhausen.
Vijf kilometer vóór de König-Pilsener-Arena was er al geen doorkomen meer aan. Complete bussen met fans blokkeerden alle rijstroken. Het hele centrum was geconstipeerd. Marokkaanse vlaggen en wimpels wapperden uit auto’s, vaandels gedrapeerd om de schouders, joelende hoofden, luid getoeter. Alsof half Marokko was uitgelopen voor de troonbestijging van hun nieuwe koning. Ik vond nog eerder een dodo dan een parkeerplek, en de avond moest nog beginnen.
Terwijl pal achter de Arena de Weihnachtsmarkt in volle gang was (lieflijke kerstliedjes uit lieflijke Bratwurst-stalletjes) stoomde binnen een kolkende massa zich klaar voor een bloedige veldslag. Het stadion was tot de nok toe gepropt; van de twaalfduizend kaarten waren er tienduizend voor fans uit Nederland. Badr-petjes, Badr-shirts, Badr-buttons, I-love-Badr-tattoos. Op de trappen naast de hoofdingang hielden jongemannen wanhopig een karton omhoog: ‘I pay double price for ticket!’
Om mij heen klonk meer Nederlands dan Duits. De fans bleken voornamelijk afkomstig uit Amsterdam-West, Rotterdam-Zuid en het Vlaamse Borgerhout. Hier en daar opstootjes met Rico-fans met kaalgeschoren koppen en bolstaande speed-ogen.
Er wachtte nog een lang voorprogramma. De gemoederen konden nog lang doorsudderen tot het spectaculaire slotstuk. Maar toen, rond middernacht, verscheen daar eindelijk de man voor wie de duizenden aanbidders de landsgrenzen waren overgestoken: Badr Hari. Badr kwam niet via de gebruikelijke catwalk, natuurlijk niet, maar dook op aan de andere kant van de zaal, dwars door het publiek, onder een maagdreunende basbeat van rapper Appa – ‘Bááádr, bad, bad, Báádr is een bad boy!’ – met in zijn kielzog een twintig-meter-lange hofhouding. Toen barstte het goed los.
Toen hij eindelijk in de ring stond, bestormde een horde hysterische fans de ring voor een foto samen met hun held. Ze probeerden over touwen te klimmen om hem aan te raken, te omhelzen, te zoenen. Er vielen klappen. Stoelen vlogen door de lucht, flessen VIP-wijnen rolden over de vloer. Ik hoorde: „Fuck Rico!” „Fuck Wilders!” „Fuck you kutmarokkanen!” De organisatie moest ingrijpen.
Zulke drift en uitzinnigheid heb ik zelden meegemaakt. Dit was niet zomaar idolatrie, zoals je vaker ziet bij sporticonen. Dit was niet zomaar een sportieve clash tussen twee rivaliserende kickboxers. Dit raakte aan iets diepers: dit had de kenmerken van een revolte. Onder de dikke laag van show en entertainment werd iets politieks uitgevochten. Dit was, ik kon het niet anders duiden, een clash van wij (Marokkaanse Nederlanders) tegen jullie (witte Nederlanders).
En Badr Hari, de heroïsche badboy, leek in alles de ideale vaandeldrager voor deze clash. Hij was het die de verlossing moest brengen. Hij was het die de zucht naar revanche moest bevredigen.
Maar revanche voor wat? Revanche voor de pijn en frustratie waar zijn aanhang schijnbaar elke dag mee kampt. Revanche voor de discriminatie en vernederingen die zij dagelijks zouden meemaken, in naam van, natuurlijk, ‘de vrijheid van meningsuiting’.
Maar waarom juist Badr Hari? Waarom zou juist hij, los van zijn indrukwekkende sportprestaties, de ideale vaandeldrager zijn voor deze clash? Simpel. Of je het ermee eens bent of niet, deze ‘Devil Prince of Morocco’ wordt door zijn aanhang (en die is groter dan wij denken) beschouwd als de ultieme voorbeeld-Marokkaan; een trotse vedette die niet met zich laat sollen.
Hoewel geboren en getogen onder de rook van Amsterdam bokst Badr steevast onder de Marokkaanse vlag. Het rood van de vlag is het bloed op zijn borst. Badr – veroordeeld tot veertien maanden cel voor zware mishandeling – is in de ogen van zijn fans de veelgeplaagde kickboxer die in allerlei rechtszaken verwikkeld is geraakt, die door justitie wordt achtervolgd, wiens persoon en carrière men in diskrediet wil brengen door allerlei verdachtmakingen. Geen van zijn fans is vergeten hoe na de moord op Koen Everink alle media, nog vóór enig onderzoek was verricht, collectief de vinger richting hem wezen; hij moest hangen. Dezelfde verdachtmakingen waar zijzelf – met dank aan een ‘etnisch profilerend politieapparaat’ – dagelijks tegenaan lopen.
Badr is de leeuw die terugvecht en nooit opgeeft, de superheld die korte metten maakt met alle monsters die hem kapot willen maken. Badr is de man die z’n respect voor Erdogan, „de enige moslimleider die z’n nek uitsteekt voor de Palestijnen”, niet onder stoelen of banken steekt. Badr is de huisvriend van de Tsjetsjeense moslimleider Ramzan Kadirov; de dappere man wiens volk stelselmatig slachtoffer is van Poetins pogroms. Badr is de man die vóór elk gevecht nederig neerknielt voor Allah en de grond kust. Badr is, kortom, in alles de tegenpool van al die zogenaamd succesvolle Marokkaanse-Nederlandse ‘bruggenbouwers’ die binnen hun eigen gemeenschap allang doorgaan voor judassen die de hielen likken van (rechtse) witte Nederlanders ter meerdere eer en glorie van zichzelf en hun loopbaan.
Badr likt niemands hielen. Badr zegt: Ik sterf met opgeheven hoofd. Ik kom uit jullie wijken. Ik ken jullie verdriet. Ik ken jullie pijn. Ik vecht voor jullie trots en waardigheid.
Dit is het verhaal dat het vandaag uitstekend doet in de kring van de uitgekotsten en de gemarginaliseerden. The one-mans-story die diep peurt in de wond van het multiculturele drama. Het verhaal van de minder, minder, minder Marokkaan die als een boemerang terugkaatst in de gedaante van Badr Hari als powerfood voor de meer, meer, meer Marokkaan. Dit is het ware duel van de eeuw. Zal dit ook floppen?