© cc-foto: Human Development Institute
Generatieve AI bedreigt alles wat ik kan. Althans dat is wat ik nu overal lees. Tekstschrijven, vormgeven, fotograferen... AI-toepassingen zoals ChatGPT, Midjourney en Adobe generative AI knabbelen naar verluidt aan de fundamenten van mijn bestaanszekerheid, tenminste volgens de huidige normen en verwachtingen. Want wat moet ik nog, als AI mijn werk beter kan uitvoeren dan ikzelf?
Behalve maximaal profiteren van het gemak dat AI brengt, voel ik me (zoals zovelen) geroepen om op een fundamenteler niveau na te denken over mogelijke toekomstscenario’s en over hoe we AI in goede banen kunnen leiden. Want generatieve kunstmatige intelligentie staat op het punt om de wereld op zijn kop te zetten. En dan is regelgeving voor de toepassingen ervan niet afdoende. Het roept ook filosofische vragen op die we niet uit de weg mogen gaan.
Duizelingwekkend en mateloos fascinerend
In 2001 studeerde ik af op ‘de sociale implicaties van het internet als persoonlijk communicatiemedium’. E-mailen, internetdaten en chatten waren toen net een beetje ingeburgerd. Maar nu, (slechts) 23 jaar later, lijkt de digitale storm pas echt los te barsten. De razendsnelle opkomst van AI in het dagelijkse leven roept vragen op over de essentie van creativiteit, autonomie en de menselijke geest. Generatieve AI belooft niet alleen nieuwe werelden van expressie te brengen, maar ook een nieuw begrip van wat het betekent om een bewust en creërend wezen te zijn.
De vragen tollen rond in mijn hoofd. Zullen digitale entiteiten een eigen vorm van 'zelf' ontwikkelen, en zo ja, hoe zullen we daarmee omgaan? Zullen ze de essentie van het mens-zijn begrijpen en weerspiegelen, of zullen ze slechts een echo of schaduw zijn van onszelf en onze creaties? Trakteren ze ons op nieuwe denkpatronen en concepten, of raken we verstrikt in een web van voorspelbaarheid en herhaling? Kunnen machines daadwerkelijk iets nieuws 'creëren' of slechts complexe patronen reproduceren op basis van vooraf bepaalde gegevens? Hoe kunnen we waarborgen dat deze digitale schimmen niet de duistere kant van onze menselijkheid weerspiegelen, zoals de afgelopen 100 jaar al in talloze sciencefictionverhalen is geschetst (Metropolis!)? Hoe kunnen we voorkomen dat ze marionetten worden van verborgen krachten, in plaats van instrumenten van bevrijding? In theorie is het immers mogelijk dat intelligente machines nagenoeg al ons werk uit handen nemen in de toekomst. Voor ons rest dan weinig anders dan een goede hobby zoeken.
Ho, ho, rustig aan, niet alles tegelijk.
Authenticiteit en originaliteit
Een cruciale kwestie die we moeten overwegen, is hoe generatieve AI de betekenis van authenticiteit en originaliteit beïnvloedt. In een wereld waar machines steeds vaker creatieve uitingen produceren, worden we geconfronteerd met de uitdaging om de unieke waarde van menselijke expressie te definiëren én te behouden. Generatieve AI brengt een intrigerende paradox met zich mee. Het heeft namelijk het potentieel oneindige vermogen om nieuwe werelden te creëren, maar breekt het vertrouwen in onze eigen waarneming nog veel verder af dan alle ‘illusiemakende’ technologieën hiervoor. Hoe zullen we omgaan met deze digitale scheppers die de grens tussen wat echt is en wat niet, nog veel verder doen vervagen?
Machines kunnen ons verrassen, maar niet altijd op een goede manier. Ze hebben geen gevoel voor humor of ironie en hun gevoel voor ethiek is slechts zo goed (of problematisch) als de data waarop hun algoritmes gebaseerd zijn. In tegenstelling tot machines, leren mensen gedurende hun leven niet alleen door de ‘data’ die ze opnemen uit bijvoorbeeld boeken, podcasts en video’s, maar vooral ook door ervaringen in het echte leven op te doen. Maar de definitie van 'echt leven' zou op den duur kunnen veranderen. Is een ervaring in een virtuele wereld immers geen echte ervaring? En wat betekent 'gevoel' precies en zijn mensen eigenlijk ook niet 'geprogrammeerd' door hun genetische aanleg, opvoeding en ervaringen?
De liefde voor een ander, de verslagenheid bij het verlies van een dierbare, de blijdschap om de eerste sneeuwvlokken van het jaar, het betoverende gevoel van een nachtwandeling door een lege stad, huidhonger, mededogen, verwondering over de absurditeit van het leven; het zijn vormende emoties die een machine misschien wel nooit zal kunnen ervaren, in elk geval niet op dezelfde manier als wij. Kan een algoritme dan ooit in staat zijn om iets ‘menselijks’ te produceren? Het blijven toch vooral instrumenten of echokamers, omdat ze de oorspronkelijkheid missen die zo kenmerkend is voor mensen. Ze zullen ons proberen te begrijpen, maar ze kunnen daarin alleen maar falen, toch...?
De grote vraag is of het er iets toe doet. Hoe dieper AI begrip krijgt van menselijke esthetiek, culturele context en emoties, hoe beter het wordt in het reproduceren ervan. Hoe verfijnder, hoe moeilijker te onderscheiden. Kunstmatige intelligentie zal ook steeds immersiever, interactiever en gepersonaliseerder worden, waardoor de grens nog verder vervaagt. Theoretisch gezien zou generatieve AI zelfs een vorm van zelfbewustzijn kunnen ontwikkelen, de heilige graal (of het monster van Frankenstein) van kunstmatige intelligentie. Doodeng en mega-interessant tegelijk.
AI en co-creatie
AI verandert hoe dan ook de aard van samenwerking in een wereld waarin machines mede-auteurs kunnen zijn van alles wat we maken. Het is niet alleen een kwestie van technologische vooruitgang, maar ook van hoe deze vooruitgang de manier waarop we onszelf en onze samenleving begrijpen, vormgeeft. Generatieve AI heeft het vermogen om creatieve content te genereren. Dat is superhandig in kunst, entertainment en op de werkvloer. Maar een ongewilde bijvangst zou kunnen zijn dat het onze sociale structuren negatief verandert en een verontrustende impact heeft op de machtsverhoudingen in de samenleving. Denk aan een te grote concentratie van macht, verlies van vaardigheden en daardoor te grote afhankelijkheid van AI, de inzet van AI voor ongeoorloofde surveillance, grootschalige afbraak van integriteit door doortrapte manipulatie en misleiding en zelfs existentiële bedreiging van de mensheid.
Het is daarom noodzakelijk om na te denken over de ethiek van co-creatie – met AI – en digitale participatie. Hoe waarborgen we dat generatieve AI niet leidt tot nieuwe vormen van uitsluiting? Wat als de mensen die succesvol kunnen samenwerken met AI zó ver vooruitlopen dat ze voor de arme stakkers erachter uit het zicht verdwijnen?
Laten we niet vergeten dat elke technologische innovatie is ingebed in en ontstaan is uit bestaande sociale contexten en machtsrelaties. En die zijn niet altijd even fris. De vraag die we onszelf moeten stellen is: wie profiteert en wie verliest door de opkomst van deze technologie? Versterkt het bestaande sociale ongelijkheden of kunnen we AI juist inzetten voor meer gelijkwaardigheid, en hoe dan? We moeten de innovatieve kracht van generatieve AI omarmen en tegelijkertijd waarden van rechtvaardigheid en inclusiviteit inbouwen en bewaken.
Kijk eens om je heen, hoeveel mensen bekwamen zich nu al in het schrijven van goede ‘prompts’ om generatieve AI aan te sturen? Waarschijnlijk enkelen, de early adopters. En ook voor hen blijven de algoritmes die ze proberen te beïnvloeden black boxes. Het is mij bijvoorbeeld nog nooit goed gelukt om een beeld dat ik in mijn hoofd heb te laten genereren, zodat het lijkt. Alleen door veel prompts te schrijven, bij te schaven, steeds opnieuw te laten genereren kom ik iets dichterbij. AI grijpt in op zoveel terreinen in ons leven, dat we de ontwikkeling ervan niet alleen aan technofielen kunnen overlaten.
Even samen doorpakken nu
Technologie mag niet de menselijke waarden, empathie en moraliteit vervangen. Het is aan ons, als denkers en makers, om ervoor te zorgen dat we deze grote nieuwe kracht op een verantwoorde en ethische manier inbedden in onze samenleving – samen met diezelfde samenleving. Gelukkig is nadenken over generatieve AI ook doorgedrongen in de hogere echelons, die bij dit soort zaken traditioneel achter de feiten aanlopen. Ook al is Nederland een van de eerste lidstaten die überhaupt een overheidsbrede visie op generatieve AI heeft, het blijft vooralsnog bij regelgeving van praktische aard, toegespitst op de AI-toepassingen van dit moment en de nabije toekomst. Daarin wordt AI nog vooral gezien als ‘krachtig verlengstuk van het analytisch en scheppend vermogen van mensen’. De overheid stuurt aan op onderzoek om de impact van AI op de arbeidsproductiviteit, kwantiteit en kwaliteit van werk in kaart te brengen, richt een ‘Rijks-AI-validatieteam’ in, maar blijft met haar geformuleerde uitgangspunten nog erg aan de oppervlakte:
“Generatieve AI wordt op een veilige, rechtvaardige manier ontwikkeld en toegepast. Het dient het menselijk welzijn en de menselijke autonomie en draagt bij aan duurzaamheid en welvaart.”
Gelukkig gaat het in de uitwerking ook over onder andere radicale transparantie en verantwoording, respect voor privacy, het hoogste niveau van veiligheid en robuustheid om misbruik te voorkomen, biaspreventie (het identificeren, verwijderen en voorkomen van bestaande vooroordelen in data om discriminatie te voorkomen), uitvoerige internationale afstemming en samenwerking, voortdurende monitoring, evaluatie en bijsturing, duurzaamheid, inperking van de macht van Big Tech en publieke participatie. Het geheel van proactieve regulering, ethisch ontwerp en inclusieve ontwikkeling helpt potentiële gevaren van generatieve AI te voorkomen en de positieve impact ervan te vergroten. Maar zelfs dan is het discours over AI nog niet fundamenteel genoeg. Want AI dwingt ons na te denken over hoe we de mensenmaatschappij hebben ingericht en of dat over een tijdje nog wel relevant is.
We hoeven niet per se in paniek te raken, maar we mogen nu ook niet verslappen. Laten we bedenkers en schrijvers zijn – niet alleen passieve toeschouwers – en samen deze superinteressante volgende stap in de menselijke ‘evolutie’, want dat kun je toch wel stellen, in goede banen leiden. Dit gaat immers iedereen aan. Na de ‘automatisering’ en ‘robotisering’ die vooral het werk beïnvloeden van mensen die met hun handen werken, zijn we nu definitief een weg ingeslagen waarin ook het creatieve denkwerk steeds vaker door machines wordt gedaan. Zelf moet ik nog iets te lang werken om te kunnen denken ‘het zal mijn tijd wel duren’.
p.s. ‘Kalm aan en rap een beetje’ is de titel van een boek van cabaretier Herman Finkers. Het is bovendien een fantastisch algemeen advies. Mensen lijken namelijk snel en ongemerkt aan nieuwe werkelijkheden te kunnen wennen, zodat ze erin verstrikt raken zonder het in de gaten te hebben.
cc-foto: Human Development Institute