De woningnood en de dakloosheid interesseert ze blijkbaar niet
Minister Hugo de Jonge is een veelgeplaagd man. Steeds vaker wordt hij aangesproken op de woningnood. Dat komt omdat er nogal een verschil is tussen zijn optimistische retoriek en de barre praktijk. Dan roep je de kritiek over je zelf af. Vaak genoeg echter kan hij er niets aan doen maar saboteren anderen zijn pogingen om burgers onder dak te brengen. Zo komt er niets van een plan dat hij in september 2022 lanceerde: in nog geen anderhalf jaar 37.500 flexwoningen bouwen om de ergste nood te lenigen. Hij praatte bij het kabinet € 200 miljoen los.
Helaas er wordt niet gebouwd. Nada, niks, geen hol. Woningbouwcorporaties zouden de opdracht moeten geven nadat gemeentes een locatie hebben aangewezen. Beide instanties blijven op hun handen zitten, stelt Het Financieele Dagblad deze woensdag vast.
Corporaties voelen er niet voor. Ze zijn bang de kosten er niet uit te krijgen omdat flexwoningen als tijdelijke behuizingen maar vijftien jaar op dezelfde plek mogen staan. Dat er nog steeds hier en daar noodwoningen van vlak na de oorlog staan, is blijkbaar geen wenkend perspectief. Ook gemeentes doen moeilijk. Ze zijn bang voor protest van omwonenden. Ze vinden de complexen te hoog óf te laag. Ze stellen allerlei eisen waaraan deze flexwoningen niet voldoen.
Er staan er nu 900 in de opslag waarmee Hugo de Jonge geen kant op kan.
Dat is echt niet aan hem te wijten.
Dat is te wijten aan de corporaties en de gemeentebesturen die opnieuw laten zien dat ze niet dicht bij de noden van de burger staan, integendeel. Het aantal economisch daklozen was al enkele jaren aan het stijgen. Nu neemt de groei snel toe. Tienduizenden burgers zouden God op hun blote knieën danken als zij in plaats van n i k s een betaalbaar huurwoninkje konden krijgen. Ook al is dat in een noodgebouw.
En dan liggen corporaties, wier bestaansreden is het bestrijden van de woningnood onder mensen met een kleine beurs, dan liggen juist corporaties dwars.
Dan zijn het burgemeesters, wethouders en gemeenteraadsleden die hun woningzoekenden laten barsten en de pleuris krijgen. Deze formulering is doordacht en bewust gekozen: de pleuris laten krijgen omdat ze bang zijn dat buurten achteruit gaan door de komst van betaalbare huisjes.
Vaak moeten mensen tegenwoordig langer op een sociale huurwoning wachten dan in de tijd van mijn ouders, die in 1948 trouwden. Nederland was nog maar nauwelijks aan de wederopbouw begonnen was. Toen heerste het besef dat woningnood volksvijand nummer 1 was.
Nu leeft die gedachte niet bij de comfortabel gehuisveste bestuurdertjes in de stadhuizen en de corporatiekantoren. Het interesseert ze niet. Eigenlijk zouden ze gewoon van het rijk een aanwijzing moeten kunnen krijgen om een precies aangegeven aantal flexwoningen te realiseren.
Het is jammer dat daklozen en woningzoekenden in Nederland nog niet georganiseerd zijn. In sommige Zuid-Amerikaanse landen zouden ze het wel weten. Daar bezetten zulke slachtoffers van het systeem braakliggende terreinen. In Nederland zou zo iets kunnen met bouwlocaties die wel zijn toegewezen maar waarop de geplande dure torenflats wegens de tijdsomstandigheden letterlijk niet van de grond komen. Dit onder het motto: opstaan, plaats vergaan. Dat zou misschien enige maatschappelijke druk op kunnen leveren voor het aanwijzen van bouwlocaties door het rijk. De steun van het CDA zouden zulke actievoerende woningzoekenden meteen krijgen. Althans dat zei die partij in 2020.
Voor het overige ben in van mening dat het toeslagenschandaal niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin.
Beluister het Geheugenpaleis, de wekelijkse podcast van Han van der Horst en John Knieriem over politiek en geschiedenis. Nu: de Obama show