Als klimaatdoelen niet worden gehaald, racisme institutioneel blijkt en afspraken over kwetsbare en alleenstaande kinderen niet worden nagekomen, kunnen we niet zeggen: ‘hier gaan wij niet over’.
In Vlaardingen, waar ik namens GroenLinks raadslid ben, is al meer dan eens een voorstel afgeschoten, omdat het niet op het niveau van gemeentepolitiek zou passen. ‘ls het iets wat de grenzen van de stad overstijgt, hoeven wij er niets over te besluiten’, aldus het gehanteerde argument. Het betreft dan thema’s als discriminatie of klimaat, of in het geval dat ik hier wil bespreken: vluchtelingen.
Op 23 april riep ik mijn collegae op om enkele alleenstaande en kwetsbare kinderen uit overvolle vluchtelingenkampen in onze stad een veilig thuis te bieden. Of, zoals dat in politieke bewoordingen hoort, om “aan het Rijk de boodschap over te brengen dat, als het Rijk een beroep doet op onze stad, Vlaardingen van harte bereid is om een aandeel te nemen in de extra opvang en begeleiding van kinderen uit Griekse vluchtelingenkampen, zodat de rechten en veiligheid van de meest kwetsbare kinderen zo snel mogelijk worden geborgd ”.
Na veel aarzelende geluiden, leek het er toch op dat er genoeg goodwill gecreëerd was om dit voorstel aan te nemen. Precies op de avond van de stemming kwam staatssecretaris Broekers-Knol (VVD) met een verklaring over dit onderwerp. Het kabinet zou zorgen voor opvang van deze kinderen. In Griekenland. Dat was voor veel raadsleden reden om het voorstel opzij te schuiven. Wij, de gemeenteraad, hoefden ons niet meer het hoofd te breken over dit onderwerp, zo werd betoogd. Het voorstel was overbodig! Het kabinet had zijn plasje gedaan, dus vond een te groot deel van de raad toch dat het geen gemeentezaak meer was. Samen met ‘het kan misschien geld kosten’ was dat de argumentatie voor een meerderheid om tegen te stemmen.
Zo’n half jaar later werd ik ‘gerustgesteld’. Nadat kamp Moria volledig af was gebrand, zag zelfs de staatssecretaris eindelijk in dat opvang in de regio geen optie was, en beloofde de meest kwetsbare slachtoffers naar Nederland te halen. Weer maanden later blijkt dat die belofte niet is waargemaakt: geen enkel kind uit het kamp is nu in Nederland. Precies nul.
Schandalig, natuurlijk. Maar helaas niet verrassend. Het kabinet neemt vaker geen verantwoordelijkheid voor dergelijke problematiek. Toch gebeurt het te vaak dat gemeenteraadsleden met het kabinet schermen als een excuus om maar niet te hoeven handelen. Raadsleden kijken graag alleen binnen de stadsgrenzen. Daarbuiten ligt de verantwoordelijkheid bij andere gemeenten, of bij het kabinet: “ daar hebben wij niets mee te maken ”. Maar zo werkt het niet. Als het kabinet faalt, moeten gemeenten niet achterover leunen. Wanneer het kabinet niet zijn verantwoordelijkheid neemt, moeten gemeenten zorg dragen om het falen op te vangen.
Zelfs met een competent en verantwoordelijk landsbestuur, is het goed als gemeenten over hun schutting kijken en verantwoordelijkheid nemen voor de bredere problematiek. Dit ging bijvoorbeeld om potentiële inwoners van onze gemeente, natuurlijk hebben we daar iets mee te maken. Dat geldt ook voor andere genoemde grote onderwerpen. Discriminatie moet op hoog niveau worden aangepakt, maar ook binnen een gemeente is het noodzakelijk dat burgers beschermd worden tegen discriminatie. Klimaatproblematiek is een globale zaak, toch moet ook de stad haar verantwoordelijkheid nemen.
Ook als die gemeenten uiteindelijk afhankelijk zijn van een laatste woord van de regering, kunnen gemeenten handelen en signalen afgeven. Want inderdaad, bij veel zaken ligt het beslissende woord bij het landelijk bestuur. Zo heeft een handvol gemeenten waaronder Leiden en Utrecht wel aangegeven om kwetsbare kinderen uit Moria op te vangen, maar heeft ook daar geen van deze kinderen onderdak: gemeenten hebben nog steeds ministers en staatssecretarissen nodig om uitvoering aan dit soort besluiten te geven. Als klimaatdoelen niet worden gehaald, racisme institutioneel blijkt en afspraken over kwetsbare en alleenstaande kinderen niet worden nagekomen, kunnen we niet zeggen: ‘hier gaan wij niet over’. Nederland bestaat uit meer dan 300 gemeenten. Die gemeenten samen hebben macht, die te weinig gebruikt wordt, als het om dit soort zaken gaat.
Het stoeptegelniveau is van belang, absoluut. Een gemeentebestuur is voor de burger bereikbaar, herkenbaar en kan bijna op individueel niveau inwoners helpen. Het is goed dat er wordt nagedacht over provinciale wegen, huisvesting op stadsniveau, parkeerkosten en het planten van parken en bomen. Daar houdt de verantwoordelijkheid van gemeenten echter niet op. Daarom een oproep aan alle stadsbesturen: kijk over die schutting. Bevraag en bekritiseer het landsbestuur en als het nodig is, ruim de troep op die datzelfde landsbestuur achterlaat.