Verpletterende bureaucratie maakt burgers gek van machteloosheid en wantrouwen
De achterburen gingen verbouwen. De huisjesmelker liet zijn pandje opknappen. Lang had hij geduldig gewacht. Eerst verdween de oude man met longemfyseem. Een half jaar later diens echtgenote. Tot slot vertrok het jonge stel van de eerste etage. Het feest kon beginnen, het grote cashen was daar – niet alleen in Amsterdam wordt aan huizen verdiend. Vergunningen werden aangevraagd. Karpatenkoppen ingevlogen, noeste werkers zonder radio of rumoer. In week 1 sloopten ze het binnenwerk. In week 2 startte de wederopbouw met veel getimmer en gefrees. Aan het eind van week 3 waren de pannen van het dak.
Hè, dat dak was toch net vernieuwd? “Gaat het asbest er nu uit?” vroeg buurvrouw An. “Nee”, zei buurman Jan, hij dacht van niet.
De volgende maandag stonden er mannen in witte pakken op het dak. Goed beschermd tegen asbest, maar zonder valbescherming – zo’n 6 meter boven het balkon, zeker 20 meter boven de straattegels. Luchtslurf aan de snuit, koevoet in de hand. Het ging er voortvarend aan toe. Raggels kraakten, asbestplaten knapten. Broksgewijs viel het afval tussen de dakspanten door op de houten zoldervloer. Of daar iemand stond om het asbest in plastic zakken te doen, was niet te zien. Het losgetrokken dakfolie flapperde in de wind. Er vielen stukjes asbest langs het huis naar beneden.
“Gaat dat wel goed zo?” vroeg buurvrouw An. “Nee”, zei buurman Jan, hij dacht van niet. “Ze maken het asbest niet nat. Ik zie geen stofzuiger. Ze hebben het dak niet afgedekt. Ze trekken het asbest met hun handen los. Je kunt er gif op innemen dat er asbestvezels los laten. Met deze wind liggen ze straks op straat, in de Zeeheldentuin, het hele huizenblok.”
Ze sloten hun ramen, zetten hun computers aan. Het rondje langs de loketten kon beginnen. Een eerste email aan Bouw- en Woningtoezicht haalde niets uit. Het telefoontje met Omgevingsdienst Haaglanden evenmin: “We zijn van de milieudelicten, niet van het asbest. We mogen ons nergens mee bemoeien, al ze staan met hun blote handen asbest te slopen. U moet bij de gemeente zijn.”
Bellen met de overheid is geen sine cure. Altijd een keuzemenu, een zwoele stem die je door de keuzes praat, toets 1-2-3… al onze medewerkers zijn in gesprek… muzak. Na zes minuten klonk het monter: “Gemeente Den Haag. Wie wilt u spreken? Ogenblikje alstublieft.” Buiten kraakte het asbest, weer een stuk dat afbrak. Na enkele minuten sprak de telefoniste opgewekt: “Ik kan de bouwinspecteur niet bereiken. Hij neemt zijn telefoon niet op.” Oh. Is hij met vakantie? “Dat mag ik niet zeggen. Privacy.” Is zijn plaatsvervanger bereikbaar? “Dan moet u mij eerst zeggen hoe die heet.” Kunt u doorverbinden met iemand anders van Bouw- en Woningtoezicht? “Helaas, het spijt me.” Maar wat dan? “Een schriftelijke melding indienen”, lachte de telefoniste. “Binnen vijf werkdagen krijgt u antwoord.” “Mevrouw, ze zijn het asbest nu aan het slopen! Er spelen daar kleine kinderen!” “Als u op deze manier tegen mij praat, kan ik u niet te woord staan.” Tuut tuut tuut.
“Dan maar de politie”, dachten drie buren tegelijkertijd en belden 112. “Plaats delict?”En: “Zodra een collega vrij is, gaan we erheen.” Dat gaf de burger moed. Een uur later lag het dak – half gesloopt – te blakeren in de zon. De witte pakken waren verdwenen. Het was stil. “Zou de politie hebben ingegrepen?”vroeg An. “Geen idee”, zei Jan. “Zal ik eens bellen?”
Er was inderdaad een motoragent langs gereden. Die had de papieren gecontroleerd. Een gecertificeerd asbestsloopbedrijf, asbestverwijdering keurig aangemeld bij de gemeente en andere inspecties. Alles was in orde. Nee, hij was niet binnen geweest. Hij had niet gezien hoe er werd gewerkt. “Maar ze breken met hun handen het asbest af!” “Sorry, de politie is niet bevoegd. U moet bij de gemeente zijn.” Even later stonden de mannen weer op het dak en rukten aan het asbest.
“Dat gaat niet goed”, jammerde An. “Neen”, zei Jan. En ze grepen allebei de telefoon. An om te bellen. Jan om te filmen, ondertussen woest gebarend naar een overbuurvrouw die net in het zonnetje was gaan zitten, zich totaal onbewust van het asbest en de mannen in witte pakken op enkele meters afstand van haar stoel.
De Inspectie voor Leefomgeving en Transport – die op zijn website waarschuwt: “Asbest is een gevaarlijke stof. Uit onderzoek blijkt dat blootstelling aan asbestvezels ernstige risico’s voor de gezondheid met zich meebrengt. Inademing van asbestvezels kan longkanker, longvlies- en buikvlieskanker (mesothelioom) en stoflongen (asbestose) veroorzaken” – vond het reuze zorgwekkend. Ze wilde graag ingrijpen, maar helaas: “Wij doen geen bouwwerken. Dat doet de gemeente. Niet bevoegd, sorry.”
De inspectie SZW (de vroegere arbeidsinspectie) kon evenmin iets betekenen: “We doen geen asbest. Alleen als werknemers gevaar lopen. Niet-aangelijnd op het dak staan mag niet. Maar daar kunnen we niets mee. Ook niet met uw foto’s en filmpjes. We moeten het zelf constateren, een heterdaadje. Nee, er zijn geen inspecteurs beschikbaar. Die reizen door het hele land. Voor ze ter plekke zijn, zijn we anderhalf uur verder en is dat dak klaar. Ik zal uw melding doorsturen aan de gemeente. En belt u eens met de provinciaal Meldpunt Milieudelicten.”
Dat nummer klonk bekend. En inderdaad: “Omgevingsdienst Haaglanden, wat kan ik voor u doen? Oh. Nee. Niets. Sorry. Maar wat u vertelt, klinkt alsof de gemeente moet handhaven. Succes!” Ook de afdeling Gezondheid en Milieu van GGD Haaglanden reageerde met empathie. Niets dan begrip voor alle zorgen over de volksgezondheid. Ze zouden het bespreken in het afdelingsoverleg en terugbellen. Er volgde een mail: “We hebben uw melding aan de Dienst Stedelijke Ontwikkeling doorgestuurd en nog geen terugkoppeling ontvangen.” Ok, wel bezorgd, niet bevoegd. Nederland is opgedeeld in kavels en hokjes. Op papier is alles perfect geregeld en afgebakend. Elke overheidsdienst een eigen setje protocollen, formulieren en voorschriften. Iedere instantie taken en bevoegdheden, een eigen loket en callcenter, zijn eigen stukje grond. Wat buiten die kaders en piketpaaltjes valt, kan rustig te pletter vallen. En de burger maar hollen, bellen, zoeken, puzzelen, keuzemenu’s klikken, meldingsformulieren invullen, klagen, zeuren, drammen, wachten. Van het kastje naar de muur.
Dat er iets tussen wal en schip valt, kan niemand worden verweten. Niemand is schuldig in persoon. Geen mens, geen organisatie kan hiervoor verantwoordelijk worden gesteld. Maar je zou willen dat er verandering kwam in deze onzinnige hokjesgeest en inflexibiliteit.
Als de overheid de drugscriminaliteit een speerpunt vindt omdat die de democratie zou ondermijnen, moet zij haar knopen nog maar eens tellen. Want dit aangeharkte Kafka-park met zijn hokjes, regeltjes (die voor sommigen gelden en voor anderen weer niet) en verpletterende bureaucratie maakt burgers gek van machteloosheid en wantrouwen. Dan moet je niet verbaasd zijn dat er iemand dolgedraaid met een shovel door de gevel gaat.
Het ondermijnt het vertrouwen in de overheid en de rechtsstaat – vermoedelijk veel meer dan de door de regering opgeklopte hype rond drugscriminaliteit, die uitsluitend erop gericht is om draagvlak te creëren voor een Ondermijningswet (broertje van de Sleepwet) die straks de burgers, veel meer dan de drugscriminelen, zal knevelen.
Halverwege de middag – het dak was al driekwart kaal – belde een gemeente-inspecteur van de afdeling Asbest. Hij was met vakantie, maar wilde graag geruststellen. De regels rond asbest waren enorm versoepeld. Enkele jaren terug waren de veiligheidsvoorschriften nog streng. Overdreven streng. Dat was nu anders. Een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf. Een melding, goedgekeurd door de gemeente. Klaar. “U hoeft zich werkelijk geen zorgen te maken. Asbest van de laagste categorie is niet schadelijk, tenzij je er langdurig aan wordt blootgesteld. Afdekken is niet nodig. Als ze maar nevelen, stofzuigen en de asbestplaten in één stuk afvoeren.” “Maar dat doen ze niet”, stotterde An. “Oh”, klonk het aan de andere kant van de lijn. “Dan moet u dat snel aan mijn collega gaan zeggen. Hij vervangt de bouwinspecteur en is net bij uw achterburen aangekomen. En dan moet hij de asbestsanering stil leggen en aanvullende maatregelen opleggen.” Voor het pandje van de huisjesmelker stonden twee mannen. De inspecteur propte net iets in zijn fietstas. De voorman van het asbestsloopbedrijf stond er zwetend en met een verhit hoofd naast. “Alles is in orde”, zei de inspecteur. “Melding klopt. Papieren kloppen. Niets aan de hand.” “Heeft u binnen gekeken?” vroeg Jan. “Gecontroleerd hoe ze werken?” “Neen”, zei de inspecteur. “Daartoe ben ik niet bevoegd.” “Ze breken het asbest met hun handen!” zei An. “Niet waar”, zei de voorman. “Er wordt niet geneveld”, zei Jan. “Wel waar”, zei de voorman. “Volgens uw collega moet de gemeente handhaven”, zei An. “Mijn collega is met vakantie. Die ziet niet wat ik zie.” “U ziet helemaal niks!” riep An en Jan wilde een filmpje laten zien. “Ik zie de papieren. Ik hoor wat het gecertificeerde sloopbedrijf erover zegt”, bitste de inspecteur. “Alles is in orde. Ik heb geen aanleiding te denken dat het niet goed gaat. Ik ga niet handhaven. Goedemiddag.”
24 uur later was het dak kaal. De zolder werd alsnog gestofzuigd. Iemand zonder wit pak veegde het puin op het balkon in een hoek. De verantwoordelijke bouwinspecteur had nog teruggebeld, maar de bouwvergunning werd diezelfde dag nog verleend. De huisjesmelker kon verder. En dat deed hij ook. Diezelfde avond stonden er twee grote, zwarte mannen in T-shirts, op gladde gympen en niet-aangelijnd een reusachtig dekzeil op het dak vast te timmeren. Op de uitslag van de kleefmonsters die de gemeente op het allerlaatste moment en onder grote druk van de buren had laten uitvoeren, wilde de huisjesmelker niet wachten. Het grote cashen stond te trappelen voor de poort.