Deze week zijn premier Rutte en minister Hoekstra op bezoek in Kiev. Dat bezoek volgt op het verzoek van Oekraïne aan Nederland om zogenaamd 'defensieve wapens' te leveren in de koude oorlog die nu heerst met Rusland.
In december was de regering nog van mening dat wapenleveranties aan Oekraïne “niet bijdragen aan een vreedzame oplossing van het conflict.” Een verstandig standpunt, maar inmiddels is de regering gedraaid en staat sinds kort “welwillend” tegenover een wapendeal. Wat de SP betreft zijn wapenleveringen aan Oekraïne olie op het vuur. In plaats van bewapening moet het gaan om ontwapening; een wapenwedloop dient vermeden te worden. Duitsland heeft dezelfde opvatting, het zou goed zijn om samen op te trekken.
Bovendien verbieden de Europese regels rond wapenexportbeleid dat wapens worden geleverd aan een crisisgebied. Uit de acht criteria die dit beleid toetsen hoeven we alleen criterium nummer 3 aan te halen. Dat criterium stelt dat EU-lidstaten exportvergunningen weigeren voor wapens die gewapende conflicten uitlokken of erger maken. Dit toch al wankele EU-beleid krijgt de genadeklap als aan Oekraïne wapens worden geleverd. Ieder land dat in een conflict is betrokken kan bij het bestellen van wapens hiernaar verwijzen.
Het is nog onduidelijk wat Nederland precies gaat overeenkomen met Oekraïne. Intussen heeft de regering wel besloten bij te dragen aan militaire opbouw in Oost-Europa. Zo zullen vanaf april twee JSF’s naar Bulgarije worden verplaatst. Dit kan niet anders worden gezien dan als wapengekletter. Het risico van een confrontatie met de Russische marine en luchtmacht boven de Zwarte Zee is reëel.
Oekraïne krijgt steeds meer militaire steun vanuit het westen. De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk lopen voorop met de levering van wapens, adviseurs en trainingen. Ook Polen, Spanje en de Baltische staten leveren een bijdrage. Aan de oostgrens van Oekraïne zagen we al een mobilisatie van meer dan 100.000 Russische militairen. Meer en meer zijn we getuige van een onvervalste wapenwedloop waar vooral wapenproducenten van profiteren.
Daarbij moet in acht worden genomen dat de Russische protesten tegen de NAVO-uitbreiding in oostelijke richting niet bij de autocraat Poetin zijn begonnen. Al vanaf de dagen van Boris Jeltsin, die bereid was verregaand met het Westen samen te werken, is ervoor gewaarschuwd dat deze NAVO-politiek op verzet zou stuiten. Het is een diepe angst in de Russische staat, ongeacht wie er de baas is, om het Westerse militaire apparaat dichterbij te zien komen. De geschiedenisboeken hierin negeren is ronduit gevaarlijk, ook voor onszelf. Ondanks Westerse afkeer jegens Russische machthebbers is het voor alle volkeren van Europa van levensbelang om dat in het oog te houden.
Het Russische verzoek om antwoorden op hun eisen hoe dan ook schriftelijk te krijgen verwijst rechtstreeks naar de loer die de Russische regering is gedraaid toen Gorbatsjov en de Amerikaanse minister Baker begin jaren negentig overeenkwamen dat de NAVO zich niet oostwaarts zou uitbreiden. Nu wordt in het Westen volgehouden dat het niet op papier staat en dus niet geldt. Rusland bestrijdt die weergave van de geschiedenis, en wil daarom nu alles op papier.
Het opschuiven van het Westerse militaire apparaat richting Rusland werkt escalerend – zoveel is duidelijk. Wij pleiten voor ontwapening in lijn met eerdere afspraken in Helsinki en Parijs. De Nederlandse regering zou zich met dit inzicht positief onderscheiden en voorop moeten gaan bij een diplomatieke uitweg. Een minder hysterische politiek zou helpen om olie op de golven te gooien in plaats van op het vuur.