Wie de gehele Leidse afdeling rechtsfilosofie wegzet als extreemrechts loopt belangrijk wetenschappelijk werk mis.
Met het uiteenvallen van Forum voor Democratie wordt met argusogen gekeken naar de afdeling rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden. Paul Cliteur wordt verweten dat hij zich niet heeft gedistantieerd van Baudets racisme en antisemitisme. Reden genoeg voor de Universiteit Leiden om een onderzoek in te stellen naar antisemitisme binnen de faculteit rechtsgeleerdheid. Daarnaast zie ik op sociale media een oud Joop-artikel waarin de afdeling rechtsfilosofie, want daar gaat het in feite om, als rechts radicaliseringsbolwerk wordt gekarakteriseerd veelvuldig gedeeld worden. Deze kritiek is terecht. Het extreemrechtse gezwets van Baudet komt niet uit de lucht vallen. Bij de faculteit waaraan hij is gepromoveerd bestaat acceptatie voor dogmatisch conservatief gedachtegoed dat dicht tegen zijn foute opvattingen aanschuurt. Het is dus goed als we ons kritische licht doen schijnen op de Leidse afdeling rechtsfilosofie.
We moeten echter niet de baby met het badwater weggooien. Als iemand die in Leiden heeft gestudeerd en er nog altijd mensen kent, weet ik als geen ander dat er ook wetenschappelijk belangrijk werk wordt geleverd aan die faculteit.
Terechte kritiek Laat ik vooropstellen dat ik geen fan ben van veel dingen die er gebeuren aan de Leidse afdeling rechtsfilosofie. Baudet is naast een fout politicus , een volksmenner en gevaar voor ons land ook een product van die faculteit. Het is geen toeval dat hij juist daar is gepromoveerd. Dat had waarschijnlijk bij geen andere faculteit gekund. In de rest van de wetenschappelijke wereld wordt zijn proefschrift als onwetenschappelijk en dogmatisch conservatief gezien. Dat Baudet toch heeft kunnen promoveren aan de Universiteit Leiden heeft hij voornamelijk te danken aan het feit dat zijn proefschrift past bij het gedachtegoed van zijn promotor Paul Cliteur.
Cliteur heeft er net als zijn collega Afshin Ellian een handje van te zijn wat hij haat. Regelmatig waarschuwen deze heren voor de excessen van religie als gevaar voor onze democratische rechtsstaat. Daarbij vergeten ze meer dan eens de verworvenheden van die rechtsstaat. Ze komen dan met analyses die de zweem van vreemdelingenhaat bevatten, waardoor ze extreemrechts naar de mond praten. In het geval van Cliteur denk ik naast zijn idealisering van Baudet ook aan zijn omarming van het extreemrechtse frame van het cultuurmarxisme , zijn neiging om van (terechte) religiekritiek te vervallen in religiehaat en zijn goedpraten van Wilders’ uitspraak dat hij gaat regelen dat er minder Marokkanen in Nederland zijn. In het geval van Ellian denk ik aan zijn verzet tegen humane behandeling van illegalen en minderheden, hoe zijn (terechte) islamkritiek vaak uitmondt in islamhaat en dat hij niet onder ogen wil zien dat rechts gedachtegoed voor terreurdaden zorgt. Zo bezien is er reden genoeg om kritisch te zijn op wat er op de afdeling rechtsfilosofie van de Universiteit Leiden gebeurt.
Niet iedere rechtsfilosoof is zo Wie hierdoor de gehele Leidse afdeling rechtsfilosofie wegzet als extreemrechts loopt belangrijk wetenschappelijk werk mis. Ik denk bijvoorbeeld aan Bart Labuschagne, die een van Nederlands beste Hegel commentaren schreef met zijn geannoteerde versie van Hegels Filosofie van de Objectieve Geest. Ook Timo Slootweg en Claudia Bouteligier leveren interessant werk met hun studies over de relatie tussen literatuur en het recht. Hun lezingenreeksen over dit thema waren een toonbeeld van hoe wetenschap op aantrekkelijke wijze met een groot publiek gedeeld kan worden. Bastiaan Rijpkema schreef Weerbare Democratie, een van de interessantste recente politiek filosofische boeken. Het werd zelfs genomineerd voor de Socratesbeker, de prijs voor meest urgente filosofieboek.
Het is een prijs die de eveneens aan de afdeling rechtsfilosofie verbonden Andreas Kinneging eerder won voor zijn boek Geografie van Goed en Kwaad. Dit boek bevat dan ook terechte cultuurkritiek. Toegeven, die kritiek is wat mij betreft te reactionair in haar oplossing. Die neigt naar een soort gemeenschapsdenken waar ik geen fan van ben, omdat het seksistische elementen bevat. Hierbij komt dat ik in Kinnegings nadruk op individuele deugden een meer fundamentele kritiek op het kapitalisme mis. Maar dit neemt de waarde van zijn rake analyses niet weg. Bovendien is hij ook nog eens een van ’s lands grootste kenners als het gaat om het gedachtegoed van Alexis de Tocqueville en de klassieken.
En wat te denken van Janneke Vink ? Zij promoveerde een jaar geleden in Leiden bij Paul Cliteur op het idee om dierenrechten in de grondwet te verankeren. Een vredelievender voorstel kan ik mij nauwelijks voorstellen. Zij toont aan dat Cliteur niet de omgekeerde koning Midas is die wel eens van hem wordt gemaakt : niet alles wat met Cliteur in aanraking komt is slecht.
Als laatste zou ik Raisa Blommestijn willen noemen. Recentelijk heb ik haar fel bekritiseerd vanwege haar kritiek op de zogenaamd gevaarlijk links activisme. Die kritiek was volgens mij vaag en kwam daarmee neer op een misplaatste poging om goedkoop te scoren. Haar twijfelachtige bijdragen aan het publieke debat doen voor mij echter niets af aan haar interessante onderzoek over het gedachtegoed van rechtsfilosoof en nazisympathisant Carl Schmitt en de ondergang van de democratische rechtsstaat in de Duitse Weimarrepubliek. Dit thema is relevanter dan ooit. Juist de huidige opkomst van extreemrechts toont dat aan.
Vanwege het gevaar van opkomend extreemrechts is het terecht dat we met kritisch oog kijken naar de Leidse afdeling rechtsfilosofie. Maar we doen er goed aan in te zien dat de slechte reputatie die het door de ophef rond Forum voor Democratie krijgt slechts ten dele terecht is.