Autofabrikanten en oliegiganten stonden in de jaren vijftig aan de basis van de klimaatwetenschap. Uit nieuw opgedoken documenten blijkt dat ze daarom destijds al op de hoogte waren van de gevaarlijke gevolgen van de uitstoot van CO2. Dat schrijft The Guardian.
Olie- en gasbedrijven financierden in 1954 onderzoek van de toen 26-jarige Amerikaanse geochemicus Charles Keeling, die de CO2-concentratie in de atmosfeer bestudeerde en daarmee één van de belangrijkste bouwstenen aanleverde voor de klimaatwetenschap. Het werk van Keeling bleek baanbrekend. Sinds Keeling begon bij te houden hoeveel kooldioxide er in de atmosfeer zit, steeg het aantal deeltjes van 316 per miljoen naar circa 422 nu.
De mogelijke impact van die toename was in de jaren vijftig al duidelijk. “De gevolgen van een veranderende CO2-concentratie in de atmosfeer voor het klimaat kunnen uiteindelijk aanzienlijk blijken voor de mensheid”, schreef de baas van Keeling, Samuel Epstein, in november 1954 aan de olie- en gasbedrijven. In de daaropvolgende decennia zette de fossiele industrie echter alles op alles om de klimaatwetenschap met behulp van desinformatiecampagnes in diskrediet te brengen.
De nu opgedoken documenten bewijzen dat de fossiele bedrijven nog eerder wisten van het klimaatgevaar dan tot nu toe publiek bekend was. Vorig jaar doken er ook al interne onderzoeken van Exxon op waarin akelig precieze voorspellingen werden gedaan over de klimaatontwikkelingen in de jaren zeventig en tachtig.
Wetenschapper Geoffrey Supran noemt de nieuwe documenten over het CO2-onderzoek uit 1954 tegenover The Guardian een ‘smoking gun’. “Hiermee wordt bewezen dat Big Oil al zeventig jaar op de hoogte is.”