Met een bedrukt gevoel kauwde ik op de patat, hevig verlangend naar een ouderwetse zakkenroller die mijn telefoon zou stelen.
Volstrekt levensmoe zak ik op een late vrijdagavond onderuit in de tram die ons van het Leidseplein naar Amsterdam Centraal brengt. “Merkwaardig dat je niet gewoon in het openbaar kunt zeggen dat je levensmoe bent”, zucht ik tegen de vriendin waarmee ik op pad ben. “Mijn levensmoeheid impliceert allesbehalve dat ik overweeg er een einde aan te maken, daar ben ik veel te opportunistisch voor, God weet wat er nog op mijn pad komt.”
Terwijl ik zo filosofeer, tuimelt een dikke Engelse toerist met paars haar voorover tegen het raam. “Het was niet eens een scherpe bocht”, hoont de vriendin. Als ik even verderop, ter hoogte van de Dam, de eerste kerstboom van het jaar zie, klaart mijn humeur op. Pas dan kan ik verwoorden waarom de afgelopen avond in Amsterdam psychologisch uitputtend voelde. Het begon eigenlijk al bij het verlaten van het station.
‘Ritprijs 8,40′, stond er in het scherm van de uitcheck-poort. Dit bedrag was ik kwijt voor twintig minuten staan in een overvolle intercity van Utrecht naar Amsterdam. NS bleek de daluren van mijn kortingskaart te hebben gereduceerd, voorheen betaalde ik alleen ’s ochtends vol tarief. Na aankomst in de hoofdstad wandelden we richting Febo, waar ik bijna vier euro voor een eenvoudige friet met mayo afrekende.
Met een bedrukt gevoel kauwde ik op de patat, hevig verlangend naar een ouderwetse zakkenroller die mijn telefoon zou stelen. Dan kon ik me op een eerlijke manier beroofd voelen, in plaats van te vermoeden dat iedere zogenaamd bonafide aanbieder van goederen of diensten mij oplichtte. “Ze hebben alles hufterproof gemaakt”, observeerde de vriendin ondertussen het interieur van Febo.
Inderdaad oogde de toonbank massief, alsof hij het personeel tegen een binnenrennende stier kon beschermen. “Kom we gaan hier weg, in het theater voel ik mij vast beter”, stond ik op. Naar een voorstelling in het DeLaMar gingen we, bij die Franse naam stelde ik mij een smal, onpraktisch gebouw met krakende vloeren en donkere nisjes voor. Romantischer dan deze militante 2022-Febo in ieder geval.
Jammer genoeg bleek DeLaMar een door Joop van den Ende ingericht pornopaleis. Verchroomde leuningen en hoerige rode verlichting voeren er de boventoon. Langs de trap die naar de foyer leidt, hangen schreeuwerige schilderijen met zwart-wit-contrasten die pijn aan je ogen doen. Naast een buste van gerespecteerd actrice Mary Dresselhuys prijkt een glimmend beeld van een wijdbeense vrouw.
“Gelukkig was de voorstelling best oké”, telt de vriendin onze zegeningen in de tram terug. Ik beaam dit, maar voel me desondanks financieel aangerand. Eerst door de Nederlandse Spoorwegen, vervolgens door een Febo-uitbater en daarna door de familie Van den Ende. Terwijl we naar de gereedstaande intercity richting Utrecht lopen, klinkt een omroepbericht waarin voor zakkenrollers wordt gewaarschuwd.