Mensen met lagere inkomens en uitkeringsgerechtigden gaan er veel minder op vooruit dan het kabinet-Wilders had beloofd. Dat blijkt uit de koopkrachtcijfers die het ministerie van Sociale Zaken dinsdag naar de Kamer heeft gestuurd, zo meldt de Volkskrant.
De krant schrijft:
De middeninkomens houden nog relatief veel over van de door het CPB voorspelde koopkrachtstijging, terwijl met name de lagere inkomens hun koopkracht veel minder zien stijgen dan eerder verwacht. Zo konden mensen in de laagste inkomensgroep aanvankelijk op een plus van 1,4 procent rekenen, maar daar blijft nu slechts 0,5 procent van over.
Uitkeringsgerechtigden werd een wortel van 2 procent koopkrachtstijging voorgehouden, maar zij gaan er volgend jaar slechts 1 procent op vooruit. Een alleenstaande ouder die rond het sociaal minimum leeft, hoeft zelfs geen enkele verbetering in koopkracht te verwachten.
Een van de redenen dat het koopkrachtplaatje voor de minst verdienenden forst tegenvalt, is de voorgenomen verhoging van de huurtoeslag. Daar is voor volgend jaar een streep doorgezet, in plaats daarvan wordt die verhoging vooruitgeschoven naar 2026. Ook de algemene heffingskorting, een korting op de inkomstenbelasting die vooral gunstig is voor lage inkomens, wordt verlaagd met 335 euro.
Uit de berekeningen blijkt ook dat het kabinet niets doet om de armoedecijfers omlaag te brengen. Zo is de verwachting dat de kinderarmoede de komende jaren op 4,7 procent blijft.