De politiek van 'soft power' van Europa werkt, in veel gevallen best
goed, al zijn dat vaak langzame processen die niet zo in de gaten lopen
De situatie op de Krim legt de zwakte van de EU bloot. De enige oplossing is een gemeenschappelijke buitenlandse politiek, waarbij de EU eigenstandig kan opereren en beschikt over een militaire arm die direct en zonder ruggespraak met nationale overheden kan worden ingezet.
Hoe het precies zal lopen op de Krim weet niemand, en misschien is de situatie al veranderd tussen het moment van schrijven en publiceren. Wat we wel weten is dat er sprake is van een ernstige crisis: Rusland heeft de Oekraïense troepen een ultimatum gesteld om zich over te geven, wat duidt op de intentie van de Russen om de boel nog een stukje verder te laten escaleren en het indien nodig op gewelddadigheden te laten uitlopen. Het is eigenlijk te laat om er echt iets aan te doen: als men militair had willen ingrijpen, hadden de tankdivisies al in Kiev moeten staan en zou het gebrul van de F-16’s al in Kerch te horen moeten zijn.
Soft power Ik heb sterk de indruk dat de Europeanen ‒ om verwarring te voorkomen heb ik het even niet over ‘Europa’, ik heb het over de burgers ‒ plotseling zijn wakker geschud. Door Europeanen, en Nederlanders voorop, wordt al heel lang niet meer gedacht in termen van (militaire) machtspolitiek, en als machtspolitiek wordt uitgeoefend is dat meestal door de Amerikanen en meestal in NAVO-verband, waarbij de EU of sommige lidstaten hooguit een ondersteunende rol spelen en waarbij iedere actie op flinke kritiek kan rekenen.
Op zichzelf is dat edel: het is te gemakkelijk om te blijven hangen in een ‘realistisch’ wereldbeeld waarbij de mensheid gedoemd is te blijven zoals hij is, waarbij geweld, militarisme en onderdrukking mens eigen zouden zijn. Daardoor ontstaat het idee dat het bestaan van een profijtelijk militair-industrieel complex, een Bismarckiaanse realpolitik, en daarmee ook een notie van het recht van de sterkste, noodzakelijk en dus gerechtvaardigd zijn. Ik denk dat de laatste halve eeuw ons laat zien dat de mens misschien niet intrinsiek ‘beter’ wordt of verandert, maar dat hij wel in staat is problemen in toenemende mate geweldloos en door onderhandeling, samenwerking en overleg op te lossen. De politiek van ‘soft power’ van Europa werkt, in veel gevallen best goed, al zijn dat vaak langzame processen die niet zo in de gaten lopen.
Maar nog niet goed genoeg, en zeker niet als in een groot land met een martiaal verleden een man opstaat als Poetin die het ressentiment van verloren glorie weet te kanaliseren. Zeker veel Nederlanders hebben, soms bewust, soms onbewust, het idee dat mensen onder alle omstandigheden redelijke wezens zijn waarmee te praten valt, en dat zolang jij je zelf niet bewapent of vijandig opstelt, de ander dat ook niet zal doen. Ik denk ook dat het besef nu doordringt dat die geweldloze wereld (nog) niet bestaat. Misschien komt het ooit zo ver, en misschien is die tijd ook niet eens zo heel ver weg, maar daar zijn we nog niet.
Ik verzet me al een tijdje tegen het gemakkelijke anti-Amerikanisme van velen, waarvan ik al een tijdje zag aankomen dat het afleidde van de zeer reële dreiging vanuit Rusland. Waar iedereen te hoop liep tegen de Amerikaanse expedities in verschillende delen van de wereld, werd in Tsjetsjenië de aarde doordrenkt met bloed zonder dat de wereld daar erg veel aandacht voor had. Amerika heeft problemen, en er is zeer veel, zeer terechte kritiek op de VS mogelijk, maar uiteindelijk is het, behalve een bondgenoot, een land waarmee ‒ om in bovengenoemde termen te blijven ‒ te praten valt.
Kippenhok Hoe dan ook, nu wreekt zich dat de Europeanen ‒ burgers, partijen, politici en lidstaten ‒ zich onvoldoende hebben gerealiseerd dat de buitenwereld soms iets bozer is dan we willen geloven. Pogingen van de EU tot een gemeenschappelijke buitenlandse politiek en zelfs een gemeenschappelijk leger zijn stukgelopen op onwil om delen van de soevereiniteit over te dragen.
In plaats van een statenbond die naar buiten toe één gezicht en één politiek kan uitstralen en efficiënt kan handelen met ruggensteun van enorme economische kracht die de EU vertegenwoordigt en de militaire kracht die een gemeenschappelijk leger zou kunnen vormen, is de EU een kippenhok van staatjes die allemaal hun benepen politiekje voeren en zich in hun particularisme uit elkaar laten spelen. Het is een selffulfilling prophecy: door nationalisme en populisme kan Europa geen vuist maken, waardoor door diezelfde stromingen kritiek wordt geleverd dat de verschillen tussen Europese landen zo groot zijn: ‘Zie je wel? Kan nooit worden’. Poetin kijkt toe, lacht in zijn vuistje en stuurt een divisie naar de Krim.
Voldongen feit ‘Wat te doen?’ om maar eens beruchte Russische machtspoliticus te citeren. Zoals gezegd heb ik mijn twijfels over of aan de kwestie de Krim nog iets te doen is: Poetin speculeert erop dat Europa en Amerika geen afdoende vuist kunnen maken: Europa om bovengenoemde redenen en Amerika omdat het oorlogsmoe is, de krijgsmacht overstrekt is en de binnenlandse situatie te veel aandacht naar zich toe trekt. Poetins inschatting is juist: in het Amerika-kritisch wensdenken is de ondergang van het Avondland al te vaak voorspeld, maar de grootmacht heeft op dit moment beslist niet zijn beste tijd. De kans dat het land (weer eens) de hete kolen voor Europa uit het vuur zal halen is klein. Bovendien is de bezetting van de Krim een voldongen feit en Rusland een nucleaire macht.
Dus Europa moet zich er (eindelijk) op voorbereiden het zelf te moeten doen. Voor een deel kan dat buiten het militair-politieke spectrum en daarbij kunnen afzonderlijke lidstaten op eigen initiatief heel veel actie ondernemen, zoals een energiepolitiek waarbij de afhankelijkheid van landen als Rusland wordt beperkt, wat de vrijheid van handelen vergroot. (Overigens zou een ook hier een gemeenschappelijk beleid efficiënter zijn, maar het is niet noodzakelijk.)
Maar dat kan en mag niet het enige zijn. Van doorslaggevend belang is een gemeenschappelijke buitenlandse politiek, inclusief voor noodgevallen een forse militaire arm die op eigen autoriteit ingezet kan worden door de EU. Door welk instituut moet nog worden bepaald, als het maar op eigen initiatief kan besluiten ‒ dus zonder eindeloze ruggespraak met en navelstaren door nationale politici die vooral bezig zijn met hun eigen electorale postzegel. Ja, dat houdt overdracht van soevereiniteit in, en flink ook, en op korte termijn. Maar als we ons de volgende keer niet willen laten ringeloren door een potentaat als Poetin, is dat een noodzakelijk offer, hoe zwaar sommigen dat ook zal vallen.