De dreiging van extreem-rechtse terroristen wordt door overheden en de autoriteiten categorisch genegeerd. Dit blijkt uit het grootste onderzoek naar de terreur van ‘lone wolves’ in Europa van de afgelopen 15 jaar, gedaan door universiteit Leiden, de denktanks Royal United Services Institute en Chatham House, en Institute for Strategic Dialogue. Dat meldt the Guardian.
Islamitische terroristen krijgen de volle aandacht van de autoriteiten, terwijl de acties van individuen en kleine groepen van rechts-extremisten – met als ultiem voorbeeld Anders Breivik – in feite dodelijker, bijna net zo talrijk, en veel moeilijker te detecteren zijn door veiligheidsdiensten.
In Groot-Brittannië zijn in de afgelopen 15 jaar de meeste aanslagen of pogingen tot geweest, vooral naar aanleiding van de moord op Britse militair Lee Rigby, van brandstichtingen tot aan bomaanslagen van islamitische centra. De onderzoekers ontdekten dat in 31 Europese landen ongeveer 124 personen betrokken waren bij de 98 aanslagen of complotten.
Één van de meest breed uitgemeten aanslagen is die op Lee Rigby’, die vermoord is door Michael Adebolajo en Michael Adebowale. Een tweede is die door Pavlo Lapshyn, een witte supremacist die een rassenoorlog trachtte te ontketenen door een grootvader die moslim is neer te steken en bomaanslagen op moskeeën te plegen.
Dergelijke terroristische daden worden in het rapport gekenmerkt als ‘lone’, zolang de persoon of groep handelde zonder dat er een bevel tot handelen van buitenaf of dat er ‘directe ondersteuning in de planning, voorbereiding en uitvoering van de aanval’ voorkomt.
Frankrijk staat op nummer 2 met 11 aanslagen. Duitsland en Zweden hadden er allebei vijf. Het rapport concludeert dat de aanvallen in Europa zeldzaam zijn en er landen zijn die geen gedocumenteerde aanvallen hebben gehad. Na 2011 is er wel een toename gesignaleerd.
Van de in totaal 124 daders had 38 procent religieuze motieven en 33 procent was rechts-extremistisch. De onderzoekers van het rapport waren zelf verrast door de bevindingen, gezien de wereldwijde focus op islamitisch extremisme. Researcher Melanie Smith geeft aan verbaasd te zijn over het hoge aandeel van de extreem-rechtse lone wolves in heel Europa.
"Het is bijzonder belangrijk, gezien de intense publieke aandacht voor religieus geïnspireerde terrorisme, dat rechts-extremisten een vergelijkbaar percentage van de daders representeren. Toen we keken naar waar de verdenking op gericht is, werd het duidelijk dat de overgrote meerderheid op zoek gaat naar religieus geïnspireerde terroristen … wat logisch lijkt, omdat het de hoek is van waaruit we het allemaal verwachten maar dat blijkt dus niet alleen het geval te zijn."
Driekwart van de rechts-extremistische aanslagen hebben geen dodelijke slachtoffers en 58 procent geen gewonden. Van alle aanslagen waren de religieus geïnspireerde aanvallen verantwoordelijk voor 8 procent van de sterfgevallen. Daarentegen waren rechts-terroristische aanslagen verantwoordelijk voor iets minder dan de helft van de doden. De meest voorkomende doelwitten waren burgers, met name etnische en religieuze minderheden, asielzoekers en immigranten. Een grote meerderheid van de religieuze doelwitten was moslim.
De onderzoekers hebben ook opvallende verschillen gevonden in het profiel van de extreem-rechtse daders en hun religieus gemotiveerde collega’s, onder wie zelfbenoemde jihadisten. Rechtse daders leggen een nadruk op het immigratiebeleid, de wens om patriottisme te inspireren en hun land tegen de ‘islamisering te verdedigen’. Die blijken meestal ouder te zijn: de meerderheid van hen was ongeveer 40 jaar oud. Zij hadden ook meer kans om sociaal geïsoleerd te zijn. De religieus-geïnspireerde aanslagplegers waren veel jonger – meestal onder de vijfentwintig. Zij liepen ook minder risico op sociaal isolement maar bleken wel meer psychische problemen te hebben.
De uitdaging voor de veiligheidsdiensten wordt in het rapport expliciet benoemd. Door een gebrek aan ‘typische’ kenmerken van de lone wolf-terroristen zouden ze zich vaker onttrekken aan de ‘waarschuwingssystemen’ van de inlichtingendiensten en het toezicht op de gevestigde terreurnetwerken. Het enige opmerkelijke gemeenschappelijk kenmerk dat genoemd wordt, is dat 96 procent man was, over etnische achtergrond wordt niet veel gezegd ondanks dat rechts-extremisten vaak van Anglo-Saksische afkomst schijnen te zijn die uit nationalistische overwegingen handelen.
Tweederde van de lone wolves is ook nooit actief geweest binnen een extremistische groep. Wel zeggen onderzoekers dat extreem-rechtse groepen zoals Pegida ‘morele zuurstof’ zijn voor bepaalde gewelddadige aanslagplegers.
Europa zou gebaat zijn bij een betere coördinatie tussen de lidstaten, in het bijzonder als het gaat om extreem-rechtse bewegingen die actief zijn. Het rapport benadrukt dat er – verrassend genoeg – geen extreem-rechtse organisaties die momenteel als terreurgroepen zijn bestempeld.
Ook moeten potentiële rechts-extremistische aanslagplegers nauwlettend in de gaten gehouden worden. Religieus-geïnspireerde daders ‘lekken’ hun plannen vaker bij vrienden of familie. Dat doet ongeveer 45 procent. Bij rechts-extremisten is dat slechts 18 procent. De lone wolves plaatsen hun voornemens vaker online, waarbij 41 procent van de lekkage optreedt.
Een belangrijke aanbeveling is gericht op sociale mediaplatforms zoals Facebook en Twitter, die op dit moment de mogelijkheid aan gebruikers bieden om inhoud op de pagina van individuen of groepen te melden. Het zou de identificatie van potentiële lone wolves ook mogelijk moeten maken.
Een voorstel van de onderzoekers is het toevoegen van de meldingsoptie: “[dit bericht] suggereert dat deze persoon een gewelddadige aanslag gaat plegen.”