Wel eerst even het neoliberalisme afzweren.
Deze dinsdag arriveerde minister Wopke Hoekstra in Beijing met de opdracht zo weinig mogelijk ruzie te maken. Dat vereist grote diplomatieke stuurmanskunst omdat ons land min of meer in opdracht van de Verenigde Staten ASML heeft verboden zijn modernste technologie aan China te verkopen. Daarnaast zijn er nog andere pijnpunten zoals de ontdekking van Chinese politiebureaus op Nederlandse bodem of bepaalde spionageactiviteiten. Tegelijkertijd is volstrekt duidelijk dat er zonder Chinese producten zoals zonnepanelen, computers en elektrische auto's weinig van de energietransitie terecht zal komen. Dan hebben we het nog niet eens over de gevolgen van eventuele economische sancties tegen ons land.
Bij Goedemorgen Nederland bepleitte het VVD-kamerlid Silvio Erkens de oprichting van een Europese batterijen- en zonnepanelenindustrie. Het probleem is dat je dat niet aan de markt kunt overlaten. Zonder staatsingrijpen zal het marktaandeel van Chinese producten op allerlei gebied alleen maar toenemen. Het land staat bijvoorbeeld klaar om met goede en goedkope wagens de markt van de elektrische auto's over te nemen. Zo komt ons land, vreest Erkens, in een afhankelijkheidsrelatie terecht. De vrije markt kent winnaars en verliezers. In de huidige vrije markt behoort Europa tot de verliezers.
In veel ontwikkelingslanden hebben ze daar ervaring mee: ze zijn voor technologie en enigszins geavanceerde producten afhankelijk van het westen (en tegenwoordig ook van China). Het eigen bedrijfsleven kan zo niet tot ontwikkeling komen, want dat is niet in staat tegen concurrerende prijzen te produceren. Sommigen landen – Taiwan, Zuid-Korea, Japan – zijn er toch in geslaagd aan die afhankelijkheid te ontkomen. Ze staan inmiddels wetenschappelijk en technologisch op ons niveau. Men heeft dat daar bereikt door een nauwe samenwerking tussen de staat en grote zakelijke conglomeraten. Daarbij gaf de staat veelal brede aanwijzingen. Dat is ook de basis van de spectaculaire Chinese groei die zich pas kon voordoen nadat Mao's 'marxisme-leninisme' in de praktijk was afgezworen. Het succes kwam niet door een vrije maar door een gestuurde markt.
Ook Nederland heeft ooit op dat paard gewed. Om de energiepositie te verbeteren werd in 1901 De NV Nederlandsche Staatsmijnen opgericht, die uitgroeide tot een enorm bedrijf met een eigen vervoerstak en een chemische industrie, die begon met de grootschalige productie van kunstmest. In 1918 waren de staat en de gemeente Amsterdam de belangrijkste investeerders in de Hoogovens, die Nederland in staat moesten stellen zijn eigen staal (en later aluminium) te produceren.
Ook in het bankwezen was de overheid actief. Er bestond een Rijkspostspaarbank met daaraan verbonden een postcheque en girodienst. Enkele gemeentes, waaronder Amsterdam hadden een eigen girodienst. Daarnaast richtte de overheid wel eens speciale ontwikkelingsbanken op om de ontwikkeling van een specifieke regio of een bedrijfstak te stimuleren.
Rond 1900 kwamen liberalen en daarna ook andere politieke stromingen tot de overtuiging, dat bedrijfstakken waarin geen zuivere concurrentie mogelijk was, beter in handen van de overheid konden overgaan. Dan was tenminste controle via de gekozen volksvertegenwoordiging mogelijk. Zo kwam het dat gemeentes en provincies de productie van gas en elektriciteit in handen kregen alsmede het openbaar vervoer. Tot de jaren zeventig van de twintigste eeuw vond vrijwel iedereen dit de normaalste zaak van de wereld. Een gemengde economie waarin staatsbedrijven en een particuliere sector naast elkaar bestonden, werd zelfs beschouwd als een wenselijke ontwikkeling van het kapitalisme. Het was bijvoorbeeld vanzelfsprekend dat het gebrek aan huizen na de Tweede Wereldoorlog vooral bestreden werd door gemeentelijke woningbedrijven die met staatssubsidie op grote schaal hele straten en wijken uit de grond stampten om die vervolgens te blijven exploiteren. Zij speelden tot de privatisering in de jaren negentig een wezenlijke rol op de vastgoedmarkt.
Toen vond de ommekeer in het denken plaats die heden ten dage onnauwkeurig wordt aangeduid als het neoliberalisme. Korte inhoud: de staat remt, de vrije markt is de oplossing. Als gevolg daarvan zijn de meeste staatsbedrijven zijn verkocht. Wat ervan rest, zoals Tata Steel, DSM (pas gefuseerd met een Zwitsers bedrijf) of het grootste deel van de energiemaatschappijen bevinden zich in buitenlandse handen. Europese wetgeving verbiedt de meeste vormen van staatssteun. Hugo de Jonge zit met de handen in het haar. Hij bezit in tegenstelling tot zijn voorgangers van zeventig jaar geleden niet de mogelijkheid zelf de woningbouw ter hand te nemen.
Aan de vruchten kent men de boom en nu beginnen zelfs VVD-ers ervan te schrikken. Zelfs zij luiden de doodsklok over het neoliberalismee.
Het is voor Europa best mogelijk zich onafhankelijk te maken van producten uit het buitenland. Daarvoor zal men moeten terugkeren naar het afgeschreven model van de gemengde economie. Ook zullen offers moeten worden gebracht want het zal een dure liefhebberij zijn op te bouwen wat men de afgelopen decennia heeft verkocht en verkwanseld. Dit betekent zonder meer een stevige greep in de beurs van de belastingbetalers. Je gaat immers met je investeringen tegen de vrije markt in. Ook zal men de Europese producten zeker in de opbouwperiode met hoge tariefmuren tegen buitenlandse concurrentie moeten beschermen. Dat leidt dan weer tot tegenmaatregelen die de Europese export moeten treffen. Zo keren we dan terug naar een wereld vol invoerrechten en exportquota waarmee handelsblokken proberen elkaar het leven zuur te maken. Het alternatief is economische afhankelijkheid zoals ontwikkelingslanden die ervaren.
In alle gevallen: tel uit je winst. Welkom in het tweede kwart van de eenentwintigste eeuw.
Voor het overige ben ik van mening dat het toeslagenschandaal niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin.
Beluister het Geheugenpaleis, de wekelijkse podcast van Han van der Horst en John Knieriem over politiek en geschiedenis. Nu: de zegeningen van de Nederlandse Bank.