Nederlanders hebben niet alleen religieuze motieven. Ook No Surrender ging, dus overheid, bereid je voor!
Er was eens een tijd dat we keken naar vreedzame demonstraties in de straten van Syrië. Mensen die hun stem lieten horen en riepen om vrijheid en rechtvaardigheid. We gebruikten de woorden ‘Arabische lente’ om aan te duiden wat we op televisie zagen. Die tijd ligt ver achter ons. Het algemene beeld veranderde van vreedzame activisten naar vrijheidsstrijders naar gematigde rebellen naar “Het Grote Absolute Kwaad” in de gedaante van de zelfverklaarde Islamitische Staat (IS).
Inmiddels zijn meer dan 150 Nederlandse moslims afgereisd om zich aan te sluiten bij IS. De reactie in Nederland kenmerkt zich door onbegrip, woede en angst. Onbegrip over het feit dat mensen ervoor kiezen om vanuit het veilige Nederland af te reizen naar een oorlogsgebied om te strijden. Woede omdat men het als een vorm van verraad ziet ten opzichte van Nederland en de Nederlandse normen en waarden. Angst voor de gedachte dat teruggekeerde Syriëstrijders – psychologisch beschadigd en met ervaring met (zware) wapens – terugkomen en hier aanslagen zullen plegen. Wantrouwen jegens Nederlandse moslims die – totdat zij het tegendeel bewijzen – schuldig zijn aan het steunen van IS.
‘No Surrender’-leden in Syrië Sinds een week is er een nieuwe categorie ‘Syriëgangers’ op het toneel verschenen. Drie leden van de motorclub No Surrender blijken op eigen initiatief (dus niet ‘vanuit’ of ‘namens’ de motorclub) te zijn afgereisd naar Syrië waar zij samen met de Koerdische Peshmerga / YPG strijden tegen IS. Zelf ken ik de motorclub No Surrender; ik bezocht eerder dit jaar meerdere clubhuizen voor een artikel over de rol van ‘broederschap’ binnen een MC.
Dat ook anti-IS-strijders vanuit Nederland hun weg naar Syrië vinden is logisch. Tanja Nijmeijer was jarenlang de enige Nederlandse die elders het strijdtoneel had opgezocht. Die tijd is voorbij en komt nooit meer terug. Het was ook een kwestie van tijd tot de eerste Nederlandse anti-IS-strijders zouden afreizen. Ik verwacht dat we rekening moeten houden met meer dergelijke strijders.
Niet-ideologische factoren Terwijl deskundigen en politici in de media over elkaar heen buitelen om vooral de ideologische drijfveren van de islamitische strijders te duiden en verklaren, spelen verschillende pragmatische factoren een even belangrijke rol. De situatie op dit moment van de Koerden komt op een aantal vlakken overeen met de situatie in het begin van het verzet tegen Assad.
In de eerste plaats speelt de toegankelijkheid van informatie en beeldmateriaal een rol. Via sociale media is iemand met een paar klikken verbonden met betrokkenen die op locatie verslag doen, al dan niet sterk gekleurd vanuit hun eigen stellingname. Van de gevechten rond de stad Kobane was zelfs een tijd een livestream beschikbaar. De mate waarin sociale media een rol spelen om (potentiële) strijders met elkaar te verbinden kan nauwelijks onderschat worden.
Ten tweede lijkt de roep om internationaal ingrijpen grotendeels aan dovemansoren gericht, net als in het begin van het verzet tegen Assad. De eerste airstrikes bij Kobane werden pas uitgevoerd nadat IS met haar tanks de stad al was binnengetrokken. De Koerdische strijders, outnumbered en met inferieure wapens, worden de ‘underdog’. Ze vragen de wereld om hulp maar niemand lijkt te antwoorden.
Ten derde is er de aanwezigheid van deze concrete groep strijdkrachten waarbij aansluiting gezocht kan worden. Dat de Nederlandse biker ‘Ron’ stoer op de foto staat in Syrië is één ding, dat hij op die foto omringd wordt door strijders die hem in hun groep hebben opgenomen is veel belangrijker.
Ten vierde lijkt de opmars van IS rondom Kobane gestopt te worden. Iedereen wil graag onderdeel zijn van het winnende team. Dat juist de Koerden succesvol weerstand aan IS lijken te kunnen bieden spreekt in deze context in hun voordeel.
Ten vijfde is de reis naar het conflictgebied met minimale middelen en informatie goed voor te bereiden en uit te voeren. Als je contacten hebt aan de veilige kant van de grens die zelf weer in contact staan met de strijders elders is de oversteek zo gemaakt. No Surrender heeft een chapter in Ankara, maar of dat enige rol heeft gespeeld bij de reis van hun drie leden is speculatie.
Als laatste is de algemene reactie over de strijd van de drie leden van No Surrender niet negatief. Zij worden op diverse websites bejubeld vanwege hun strijd tegen IS en veel sterkte gewenst. Hetzelfde geluid was te horen binnen een deel van de Nederlandse islamitische gemeenschap toen de strijd in Syrië nog een verdedigbare strijd tegen Assad leek te zijn, “de wereld grijpt niet in en kijkt maar toe, maar zij doen tenminste iets!”. Dat zelfs het OM heeft aangegeven dat ze niet pro-actief zal zoeken naar strafbare feiten is in de praktijk vooral een mediacode: ‘zorg dat je geen foto’s van oorlogsmisdaden twittert, dan leggen wij je geen strobreed in de weg’.
Wanneer mensen zo laagdrempelig informatie vanuit een conflictgebied kunnen ontvangen, het gevoel krijgen dat de internationale gemeenschap onvoldoende optreedt terwijl er ‘nu iets gedaan moet worden’ om slachtoffers te voorkomen en er een concrete groep is om bij aan te sluiten, zullen een beperkt aantal mensen dit ook doen. Als mensen ideologisch gedreven zijn maar deze praktische factoren ontbreken, is het juist onwaarschijnlijker dat zij gaan.
Individualisme versus broederschap De mensen die wél in actie komen, zijn over het algemeen mensen die niet als individualisten in het leven staan, maar in wiens normen en waarden het belang van ‘de groep’ en onderlinge broederschap al een belangrijke rol spelen. Waar zelfs de waarde van familiebanden in Westerse landen sterk aan inflatie onderhevig is, blijven groepen bestaan die zich juist kenmerken door een sterke onderlinge broederschap. Dat vind je binnen religieuze gemeenschappen, maar ook binnen motorclubs, de harde kern van voetbalsupporters, etnische minderheden, ex-militairen en groeperingen aan de uiterste randen van diverse politieke stromingen. Het is eerder logisch dan toevallig dat de eerste Nederlandse anti-IS-strijders lid zijn van een motorclub.
Tijdens mijn bezoeken aan clubhuizen van No Surrender trof ik telkens onverschrokken, betrokken en gedreven mensen aan die hun onderlinge loyaliteit expliciet uitdroegen. Mannen, geen jongetjes en al helemaal geen bangeriken. Dát zijn het type mensen die bij het zien van wat zij onrecht vinden, doen wat zij denken dat gedaan moet worden, ook als er niet direct een persoonlijk belang is.
Zolang onder andere de zes genoemde factoren een rol spelen in de strijd tegen IS zal Nederland zich erop moeten voorbereiden dat er meerdere Nederlandse strijders aan beide zijden van het conflict zullen vechten. Een deel daarvan zal sneuvelen. Een deel daarvan zal terugkeren. Beide situaties treffen henzelf, maar ook hun directe (woon-)omgeving. De Nederlandse overheid dient hierop vooraf beleid te ontwikkelen.