Er wordt dik geld verdiend aan Polen door malafide uitzendbureaus en foute huisjesmelkers
Op 17 juni 2003 werd in Tweede Kamer gedebatteerd over openstelling van de grens voor Poolse arbeidsmigranten. De toenmalige staatssecretaris reageerde in dat debat op een televisie-uitzending waarin werd beweerd dat er misschien wel 300.000 Polen naar Nederland zouden kunnen komen. Hij zei: “Daar zijn wij intern eens goed naar gaan kijken, maar op dat idioot hoge aantal komen wij zeker niet uit.” Ik weet niet of iemand hem al heeft herkend aan zijn taalgebruik; “een idioot hoog aantal”. Dat was natuurlijk Mark Rutte. Ruim een halfjaar later noemde hij de aantallen die volgens hem wel realistisch waren: 3500 tot 8500 arbeidsmigranten. Het zou dus volgens hem zeer beperkte gevolgen hebben voor de totale arbeidsmarkt.
Wij weten inmiddels beter. 300.000 was geen idioot hoog aantal. Het is zo ongeveer de realiteit van vandaag de dag. Daarmee is de instroom van Oost-Europeanen de afgelopen jaren in een tempo verlopen waarbij de instroom van Turken en Marokkanen in de jaren zestig verbleekt. Toen kwamen er enkele tienduizenden mensen in tien jaar tijd, nu datzelfde aantal in een à twee jaar. Het gaat vijf tot tien keer zo snel. Ongeacht de vraag hoe je staat tegenover migratie en of je die wel of niet een verrijking vindt voor de samenleving, in dit tempo is het een ontwikkeling die de Nederlandse samenleving niet aankan en aankon, zo is de afgelopen jaren ook gebleken.
Arbeidsmigratie is een gevoelig onderwerp, omdat het een onderdeel is van het politieke economische debat. Het gaat over de vraag hoe je omgaat met krapte op de arbeidsmarkt en hoe je het toekomstperspectief van de arbeidsmarkt ziet. Krapte op de arbeidsmarkt kun je grofweg op twee manieren te lijf gaan. Enerzijds kan dit via arbeidsvoorwaarden en innovatie, anderzijds door vergroting van het arbeidsaanbod. Vergroting van het arbeidsaanbod is in de afgelopen decennia eigenlijk steeds weer de strategie geweest waarop de Nederlandse economie heeft gedreven, in eerste instantie via gastarbeiders uit Turkije, Marokko en Zuid-Europa. In de jaren negentig ook via herintreding of toetreding tot de arbeidsmarkt van een grote hoeveelheid vrouwen, die daarvoor veel te weinig werkzaam waren. Je moet in dezen echter een keuze maken. Wil je de economie blijven sturen op basis van vergroting van het arbeidsaanbod en in de komende decennia verdergaan met arbeidsmigratie of durf je te vertrouwen op een economische ontwikkeling die meer uitgaat van innovatie en van betere arbeidsvoorwaarden?
Wij zien nu dat de geschiedenis zich herhaalt. In de jaren zestig werden op aandringen van de werkgevers gastarbeiders geworven in Turkije en Marokko. Die kwamen hier vaak terecht in erbarmelijke omstandigheden: beroerde werkomstandigheden, slechte salarissen en mensonterende woonomstandigheden. Toen moesten mensen vaak immers niet alleen een kamer, maar ook een bed delen met anderen door bij toerbeurt in dat bed te slapen. Mensen werden ook toen niet alleen gehaald om de frictie op de arbeidsmarkt op te lossen, om de tijdelijke tekorten op de arbeidsmarkt op te vullen of om het arbeidsaanbod te vergroten, maar simpelweg ook om geld aan ze te verdienen. Hetzelfde gebeurt vandaag de dag. Hier in Den Haag zijn er wijken waar de bevolking inmiddels voor tientallen procenten uit Oost-Europeanen bestaat. Ik heb onder andere een pand bezocht waar op een bovenetagetje in drie kamers ongeveer vijftien mensen werden gehuisvest. Zij betaalden 50 of 60 euro per persoon per week. Met dit etagetje worden dus tienduizenden euro’s per jaar verdiend. De huisbaas en de werkgever waren één en dezelfde. Als het seizoenswerk afgelopen was, zette de huisbaas de bewoners doodleuk op straat. “Ga maar naar de daklozenopvang!”, zei hij dan. Hij gaf hun het adres op een briefje mee. Bij de daklozenopvang zag je het effect daarvan. Ik kwam aan in een zaal vol Polen. Er zaten welgeteld nog vijf Hagenaars.
In Rotterdam sprak ik met een Poolse medewerker van de gemeente. Hij was speciaal aangesteld om Polen op te zoeken en deze mensen aan te sporen om zich te laten registreren in de GBA. En passant wees hij de mensen op hun rechtspositie. Hij legde ze uit dat op hun loonstrook ook het vakantiegeld had moeten staan of dat de enorme bedragen die werden ingehouden op het loon allemaal niet rechtmatig waren. Het gaat niet meer over normaal arbeidsmarktbeleid, maar over een georganiseerde industrie die dik en dik geld verdient aan de uitbuiting van mensen die hier in een totaal afhankelijke positie terechtkomen.
Mijn collega Hans Spekman en ik kunnen bijna een boek vol schrijven met dit soort verhalen. Er is sprake van moderne slavernij in Nederland. Mensen worden tegen betaling naar Nederland gehaald. Er wordt dik geld aan ze verdiend door malafide uitzendbureaus en foute huisjesmelkers en de kosten zijn behalve voor de mensen zelf ook voor de samenleving. Buurten raken ontwricht. Nederlandse werknemers worden weggeconcurreerd, terwijl de werkloosheid stijgt. Bovendien wordt er ongelooflijk misbruik gemaakt van de afhankelijke positie van arbeidsmigranten. De geschiedenis herhaalt zich nu al met grootschalige immigratie die wij eigenlijk niet aankunnen. Laten wij ervoor zorgen dat wij de problemen aanpakken, laten wij uitbuiting bestrijden en laten wij integratie bevorderen. Het is echt nog niet te laat. Wij zijn in staat om het te doen. Laten wij die les leren.
Lees de volledige inbreng van Martijn van Dam hier