In zowel Polen als Hongarije maakte de erosie van de institutionele controle de opkomst van informele macht mogelijk.
Sinds zijn aantreden in december 2023 heeft de Poolse premier Donald Tusk meermaals het patronagesysteem van de vorige regering van Wet en Rechtvaardigheid (PiS) veroordeeld.
Tusk heeft beloofd “al diegenen die hun macht hebben misbruikt en de Poolse staat hebben beroofd” verantwoordelijk te houden. Er is een vernietigende lijst van vermeend wangedrag door Jarosław Kaczyński's PiS-partij gepresenteerd, waaronder het verspillen van enorme bedragen aan een nieuwe luchthaven in centraal Polen, wanbeheer van de door de staat beheerde raffinaderij PKN-Orlen, het veranderen van openbare verkooppunten in propaganda-instrumenten, de aankoop van spyware om politieke tegenstanders in de gaten te houden, het vullen van staatsbedrijven met loyalisten en het gebruik van openbare middelen als een partijfonds.
Het Poolse politieke systeem opschonen zal een uitdagende taak zijn voor premier Tusk. Maar zijn acties duiden op een veelbelovende verschuiving in de richting van een transparanter politiek systeem, waarbij EU-onderzoeken naar schendingen van de rechtsstaat achterwege zullen blijven. Deze aanpak biedt ook hoop voor andere landen zoals Hongarije, waar corruptie diep geworteld is.
De patronagenetwerken van Viktor Orbán en Jarosław Kaczyński vertonen opvallende overeenkomsten. Beide leiders hebben informele machtsstructuren, die leiden tot democratische achteruitgang en artikel 7-onderzoeken door de Europese Commissie. Maar hoe zijn deze gedragingen ontstaan en wat kunnen we doen om ze te stoppen?
In zowel Polen als Hongarije maakte de erosie van de institutionele controle de opkomst van informele macht mogelijk. Corruptiezaken op hoog niveau werden genegeerd en de rechtshandhaving werd passief, deels door de partijdigheid van het Openbaar Ministerie.
Er werden bijvoorbeeld aanzienlijke bedragen doorgesluisd naar de kringen van Zbigniew Ziobro, Kaczyński's minister van Justitie, zonder veel toezicht. Een opvallend voorbeeld was het misbruik van het Justitiefonds, dat bedoeld was om slachtoffers van misdrijven te helpen en gevangenen te rehabiliteren, maar dat uiteindelijk groepen financierde die loyaal waren aan Ziobro, waaronder zijn partij Verenigd Polen, en instellingen die de coalitie van Kaczyński steunden.
Bovendien werden er gezamenlijke pogingen ondernomen om afwijkende meningen de kop in te drukken en degenen die probeerden de verantwoordingskloof te overbruggen het zwijgen op te leggen. Dit werd gedeeltelijk bereikt door informele macht, zoals media capture, waarbij invloedrijke personen en staatsbedrijven onafhankelijke mediakanalen overnamen, waaronder de zwaar gepolitiseerde Poolse publieke omroep.
Terwijl de formele staatsinterventie in Polen relatief beperkt bleef, gaf de PiS-regering vorm aan het media-eigendom via cliëntelistische netwerken en niet onderzochte financiële regelingen. De 'repolonisatie' van de lokale Polska Press portefeuille door staatsgecontroleerde oliegigant PKN Orlen, geleid door Kaczyński's bondgenoot Daniel Obajtek, was het kroonjuweel van deze inspanning.
Hoewel de strategie van Kaczyński op de lange termijn niet slaagde, waren de omvang en de diepgang van de cliëntelistische corruptie onder PiS enorm en het zal veel tijd kosten om dit uit te bannen.
Om een idee te geven van de omvang van de corruptie: auditors die de overheidsuitgaven tijdens de PiS-regering hebben onderzocht, hebben al 100 miljard zloty (~€23 miljard) aan verdachte, mogelijk illegale uitgaven geïdentificeerd. Er zijn ook beweringen dat Kaczyński expliciet heeft verklaard dat alleen politiek loyale personen openbare bestuursfuncties en posities in staatsbedrijven zouden mogen bekleden.
Zelfs achteraf blijft PiS schaamteloos elke schuld of aansprakelijkheid uit de weg gaan. Toen hij werd ondervraagd over de acties van zijn partij, reageerde Kaczyński dat het steunen van verschillende instellingen niet illegaal was en ook niet in strijd met het algemeen belang.
De situatie in Hongarije is nog diepgewortelder. In 2022 bestempelde de EU de regering van Viktor Orbán officieel als een 'electorale autocratie' vanwege de voortdurende democratische achteruitgang die bijna elk aspect van de staat heeft ondermijnd. Orbáns strategie is gebaseerd op monopolisering van bovenaf van zowel de staat als de economie, waarbij particuliere onderwijsstichtingen dienen als belangrijke instrumenten om overheidsmiddelen te ontvangen.
Miljarden Hongaarse forinten aan belastinggeld zijn naar platforms gevloeid zoals het Centrum voor Fundamentele Rechten en zijn eigenaar, Jogállam és Igazság Nonprofit Kft. Deze instellingen 'handelen' als door de overheid georganiseerde niet-gouvernementele organisaties (GONGO's), maar ze functioneren in werkelijkheid om de boodschappen van Orbán's regering te legitimeren en te promoten, terwijl ze de prestaties van zijn partij, Fidesz, prijzen.
Het Centrum voor Fundamentele Rechten is zelfs nog zorgwekkender omdat het banden heeft met buitenlandse netwerken met twijfelachtige achtergronden, waaronder de Pools-katholieke juridische denktank Ordo Iuris en het aan Trump gelieerde CPAC, die beide als doel hebben om wereldwijd antiwesterse verhalen te verspreiden onder het mom van 'conservatisme'.
Door de omvang van deze greep voelen veel Hongaren zich berust in de volledige overheersing van Orbán en zijn bondgenoten. Zijn propagandamachine, ongeëvenaard in de EU, voedt desinformatie en complottheorieën. Een van de laatste onafhankelijke mediakanalen in Hongarije, RTL, lijkt ten onder te zijn gegaan nadat het mediabedrijf dat in Duitse handen is een strategische overeenkomst aanging met het staatsbedrijf 4iG.
Toch is er misschien een uitweg.
De snelle acties van Donald Tusk tegen het PiS-netwerk in Polen zijn niet onopgemerkt gebleven in Hongarije. Péter Magyar, een kritisch oppositiefiguur die momenteel in de peiling binnen 10 procentpunten van Orbánstaat, heeft Tusks leiderschap in de strijd tegen intern cliëntelisme benadrukt. 'Oligarchen, NER-criminelen!' schreef Magyar op sociale media, “Houd Polen in de gaten!
Magyar heeft ook aangekondigd dat zijn partij, de Respect- en Vrijheidspartij (TISZA), van plan is zich aan te sluiten bij het Europees Openbaar Ministerie en ‘digitale biechtstoelen‘ op te zetten waar burgers die betrokken zijn bij het Fidesz-regime anoniem informatie kunnen delen over het machtsmisbruik van de partij. Er wordt ook gesproken over het creëren van sectoroverschrijdende samenwerking tussen burgers en onderzoeksjournalisten om Orbáns informele patronale regime uit te dagen.
Dit alles hangt echter af van de vraag of Magyar of een andere oppositiepartij Orbán kan verslaan in de verkiezingen van 2026.
Wie er na Fidesz ook premier wordt, hij zal de veranderingen die zich momenteel in Polen voltrekken moeten navolgen en de democratische cultuur van Hongarije moeten transformeren.
Péter Magyar moet afstand nemen van de vijandige houding ten opzichte van het maatschappelijk middenveld en de pers die kenmerkend is voor Orbáns bewind. In plaats van het demoniseren van onderzoeksjournalisten, zou Magyar een cultuur van wederzijdse tolerantie en institutionele verdraagzaamheid moeten bevorderen. Daarnaast zou TISZA haar mandaat in het Europees Parlement moeten gebruiken om aan te dringen op zinvolle EU-maatregelen tegen media capture in Centraal- en Oost-Europa.
Hoewel de inspanningen van Tusk om cliëntelisme in Polen te bestrijden als voorbeeld zouden kunnen dienen voor Hongarije, is het een hele uitdaging om het regime van Kaczyński voor het gerecht te brengen en dat zal na de val van Orbán in Hongarije alleen maar meer het geval zijn.
De focus moet liggen op het vestigen van een vrije en eerlijke democratie met inbreng van alle sectoren van de samenleving die deze visie delen. De weg naar herstel lijkt voor beide landen lang en moeilijk, maar er is nu, zij het te laat, een sprankje hoop aan het einde van de tunnel.