Angst is kennelijk een krachtige manier om mensen voor je te winnen.
Neoliberalisme mag dan volgens critici in de zombiefase verkeren - het is dood maar het loopt nog wel door - het debat erover is springlevend. Sterker nog, er is nog nooit eerder zoveel over gesproken. Donderdag zat het Rotterdamse debatcentrum Arminius bomvol met een paar honderd belangstellenden die kwamen luisteren naar Merijn Oudenampsen, Bram Melink en Naomi Woltring die een boek schreven over de Nederlandse geschiedenis van de ideologie, dat nu al een standaardwerk is.
Maandag 13 februari doet Lilian Marijnissen Rotterdam aan om te praten over haar boek De Winst van Eerlijk Delen dat voor een groot deel over de erfenis van het neoliberalisme handelt. De SP is de partij die zich al in de jaren 90 verzette tegen de stroming maar er ondanks aanhoudende pogingen niet in slaagde er een maatschappelijk debat over los te maken. Niemand wilde er iets over horen. Het werd opgevat als een holle frase. De VVD ontkende zelfs glashard dat het neoliberalisme bestond. Het tegendeel is waar.
Naomi Woltring schetste in Arminius hoe groot de invloed van de ideologie is geweest op wat Nederland is. Aan het begin van de jaren ‘80 leek de Nederlandse verzorgingsstaat erg op die van Zweden, dat nog steeds wereldwijd gezien wordt als een voorbeeld van een overheid die het welzijn van de burgers voorop stelt. Veertig jaar later lijkt de Nederlandse verzorgingsstaat veel meer op de Britse met minimale, uitgeklede voorzieningen waarin de burger het zelf mag uitzoeken, waar honger heerst aan de onderkant van de samenleving en behoeftige senioren de hele dag in het ov zitten omdat ze de energiekosten niet kunnen betalen.
John Jansen van Galen, oud-hoofdredacteur van de Haagse Post, vraagt zich in het Parool af wat er voor het neoliberalisme in de plaats moet komen. “We staan met lege handen. Het ontbreekt aan een heldere boodschap van waar het met Nederland naartoe moet.” Fun fact uit de bijeenkomst in Arminius: toen de neoliberalen na de Tweede Wereldoorlog de geesten in Nederland rijp wilden maken voor hun ideeën kochten ze daartoe de Haagse Post op. Dat was overigens ver voordat Jansen van Galen bij het blad kwam en de opzet mislukte al snel.
Maar de drie auteurs maakten wel duidelijk dat de opvatting van Jansen van Galen, die ook vertolkt werd door vragenstellers uit de zaal, te eenvoudig is. Een nieuwe ideologie trek je niet zo maar even uit de kast. Het heeft tientallen jaren geduurd voordat de neoliberale ideeën gemeengoed zijn geworden. Auteur Bram Melink stelt dat op dat gebied - en alleen op dat gebied - de neoliberalen hem zelfs inspireren. “Het geduld en doorzettingsvermogen waarmee ze te werk zijn gegaan en dat ze zagen dat ideeën de basis vormen voor een nieuwe politiek.”
Jansen van Galen doet schamper over de ‘welzijnseconomie’ die GroenLinks en PvdA voorstellen. Dat is naar mijn mening onterecht. Het is een goed en noodzakelijk idee om het welzijn van de bevolking en dat van de planeet centraal te stellen en niet meer de welvaart en de bijbehorende verslaving aan eeuwige groei. De SP pleit daar in andere termen ook voor. De vraag is hoe je zo’n opvatting gemeengoed maakt. Maar we zijn al op weg, het begin is er.
Wat er moet gebeuren is dat uit zo’n opvatting gevolgtrekkingen komen die verrijkend zijn. De welzijnseconomie moet bijvoorbeeld het hele bedrijfsleven veranderen. Dat klinkt ingrijpend maar dat is precies wat neoliberalisme voor elkaar kreeg.
Naomi Woltring zette uiteen wat de gevolgen waren voor wonen bijvoorbeeld. Nederland kende tot eind vorige eeuw een grote sector sociale woningen. Neoliberalen hebben daar een hekel aan want mensen die veilig in een sociale huurwoning wonen lopen geen risico en daar worden ze volgens de neoliberalen gemakzuchtig van. Dus ook al staat in de Grondwet dat de overheid moet zorgen voor volkshuisvesting, begonnen de neoliberalen de sector zoveel mogelijk te verkleinen. Ineens moest iedereen huiseigenaar worden. Ook politiek een handige ontwikkeling want huizenbezitters stemmen rechtser dan huurders. Je ziet de trend inderdaad terug in de stembusuitslagen.
Zo zie je dat een grondbeginsel, van waaruit vervolgens doorgeredeneerd wordt, de samenleving op alle niveaus verandert. De vraag is wel of het progressieve idee van welzijn daar voldoende eenduidig voor is. Bij concurrentie weet iedereen wat er bedoeld wordt, bij welzijn kunnen de opvattingen al snel uiteen lopen.
Dat er geen alternatief voorhanden lijkt, is ironisch genoeg ook een gevolg van het neoliberalisme. Het was Margaret Thatcher, keizerin van het neoliberalisme, die in 1980 de kreet muntte die tot aan nu het denken bepaalde: There Is No Alternative. Het zoeken daarnaar stopte inderdaad en we zitten nu met de gebakken peren. Terwijl je toen al had kunnen bedenken dat er iets mis is met een ideologie die draait om concurrentie maar tegelijkertijd beweert dat er geen alternatief is.
Het alternatief is er natuurlijk wel. Het is alleen nog niet in hapklare vorm beschikbaar. Je vindt het van Rutger Bregman met zijn altruïsme tot en met Kate Raworth en haar donuteconomie die mens en planeet centraal stelt. Het gekke is, de meeste mensen zullen die opvattingen delen maar die komen niet tot uiting in hun stemgedrag. Daarin schuilt het werkelijke probleem.
Een verklaring voor die discrepantie kan zijn dat de kiezers door angst hun eigen opvattingen niet volgen. Angst voor migratie, angst voor welvaartsverlies. Angst is kennelijk een krachtige manier om mensen voor je te winnen. Dat heeft Extinction Rebellion wel goed begrepen. Ze stellen het centraal in hun strijd voor verandering. Hun angst, de vernietiging van de planeet, is ook nog eens volkomen terecht. Het welzijn van de planeet en mens centraal stellen is daarom noodzakelijk. Sterker nog, er is geen alternatief.