Zaterdagochtend rond de klok van 8:15 een appje: "Was vroeger alles wel écht zo goed. En beter?"
Ik: "Laat me slapen! … En ow ja, wellicht, alhoewel we veel problemen hebben gekend en natuurlijk twee wereldoorlogen, en ga zo maar door. De wereld draait op problemen. Maar laat me nu even doorslapen..."
Ik haal mijn schouders op. Slaap weg. Ik ben vanochtend na een eerste pauze voor het ochtendgebed al vroeg door menig vogel gewekt. Onmiddellijk kijk ik links van me. En ik zie daar tot mijn verbazing de gebundelde Kronkels van Carmiggelt liggen. "Hoe komen die daar nou?" Eén van 's Neerlands beste auteurs. Een boek dat inmiddels bij al tig keer de revue is gepasseerd en waar ik geen genoeg van kan krijgen.
Immens jong had hij al een sterke signatuur. Zijn onbezonnenheid straalde samen met de stralen van de frisse zo door de ochtendschemering. Dat jong en onbezonnen zijn wist hij lang bij zich te houden. Zelfs de Grote Drie had hij wellicht kunnen verslaan als hij wat later het levenslicht had gezien. Wat zeg ik, hij was groter dan de Grote Drie.
Maar eigenlijk is dat een nodeloze discussie. Hij was groter maar hier zien we iets belangrijks, namelijk dat het eropuit trekken voor immens veel creativiteit zorgt. Hij beschreef het allemaal wat hij zag. Daar moest trouwens nog wel even een wereldoorlog aan voorafgaan, maar daar kom ik later op terug.
Hij, die geen Amsterdammer was maar plat Hagenees, deed meer verslag van Amsterdam dan menig Amsterdammer. Maar misschien is dat juist wel de kracht van 'buitenstaanders' die over iets schrijven. Zij kunnen vaak een sterkere cocktail maken van realisme, idealisme en een vleugje morose observaties. En vooral Hagenezen kunnen dat. Simon kon het. Wellicht zie je het als buitenstaander beter. Net alsof je op vakantie bent en plots bij alles heel bewust bij stilstaat.
Maar wat velen niet lijken te weten en sommigen (wellicht bewust?) hem hebben afgenomen zijn zijn daden van verzet. Wikipedia meldt: "In juli 1941 accepteerde hij zijn ontslag als enige medewerker die weigerde de Ariërverklaring te tekenen bij zijn toenmalige krant. Hij schreef de detectiveroman Johan Justus Jacob om een uitgeverij te helpen waar Joden werkten die elders ontslagen waren. Verder hield hij zich met allerlei baantjes in leven. In 1942 werd zijn zoon Frank geboren en begon de door vrienden opgerichte illegale krant Het Parool te verschijnen. Hoewel Carmiggelt een gezin had, werkte hij er actief aan mee. In 1943 kwam zijn in het verzet actieve broer om in kamp Vught. Daarop raakte Carmiggelt nauwer betrokken bij de krant en nam hij de druktechnische verzorging op zich."
Hij schreef. Van een vermeend blauwtje dat hij opliep tot de dynamiek van de duiven op de Dam en de gedragsanalyse van zijn grootste helden de komieken. Die waren volgens hem het meest kwetsbaar en zeker niet minder belangrijk. Vooral hun onzekerheid niet. Hier kon Carmiggelt allemaal achterkomen door één cruciaal gegeven, hij was nieuwsgierig en stond open voor de ander. Het scheen een warm persoon te zijn die zelfs nieuwe woorden in het bij wijlen statisch edoch prachtige Nederlands durfde te introduceren.
Waarom ik dit allemaal opteken? De spontaniteit is weg. Laatst zocht ik naar een schoenenzaak. Waar dat vroeger in het gemoedelijke Brabant in zo'n 1/72e etmaal duurde, was ik nu zeker een driekwartier kwijt door de gesloten houding van mensen.
Nederland polariseert, beste toehoorders. En waar is nu Carmiggelt die met humor het ijs kan breken? Hij die een wereldoorlog overleefde, zijn broer verloor, maar zijn immense talent niet. Het zou oprecht zonde zijn als we gezamenlijk dit mooie land dit zouden laten overkomen.
Ik stuit al zoekende naar de winkel op een verhaal dat Carmiggelt op had kunnen tekenen.
Op de markt was er een man in een soort Scrooge-pak en ander als een verklede Bob Marley van eind jaren '60. Beide heren wilden met hun pakken en schmink indruk maken op de voorbijgangers. Tot er een jongetjs voorbijkwam die een pop van de hand deed en beide heren die voor hun kleindochters wilden hebben.
Beide heren zijn dus immens geïnteresseerd, maar door hun infantiele houding en hun gebekvecht komt er op een gegeven moment een lachende derde gepensioneerde man bij die postzegels verkoopt en de pop weet te bemachtigen. Allebei de mannen zijn in verlegenheid gebracht en geven de gepensioeneerde de schuld.
Simon Carmiggelt zou hier met een kop koffie in zijn vuistje lachen om al deze figuren. Zonder er om te vragen een theathershow op straat aanschouwen en die later in het Parool in één van zijn Kronkels de revue te laten passeren.
Bij het lezen hiervan moet ik zelf een beetje grinnikken. Zo mooi was Nederland niet altijd, maar het is maar wat je ervan maakt. Simon Carmiggelt had zijn Kronkel voor die dag en tekende op:
"𝘚𝘰𝘮𝘴 𝘮𝘰𝘦𝘵 𝘫𝘦 𝘦𝘱𝘪𝘣𝘳𝘦𝘳𝘦𝘯. 𝘌𝘯 𝘦𝘱𝘪𝘣𝘳𝘦𝘳𝘦𝘯 𝘬𝘢𝘯 𝘪𝘬 𝘩𝘦𝘵 𝘣𝘦𝘴𝘵𝘦 𝘰𝘮𝘴𝘤𝘩𝘳𝘪𝘫𝘷𝘦𝘯 𝘥𝘢𝘵 𝘫𝘦 𝘥𝘰𝘦𝘵 𝘢𝘭𝘴𝘰𝘧 𝘫𝘦 𝘩𝘦𝘦𝘭 𝘥𝘳𝘶𝘬 𝘣𝘦𝘻𝘪𝘨 𝘣𝘦𝘯𝘵, 𝘮𝘢𝘢𝘳 𝘦𝘪𝘨𝘦𝘯𝘭𝘪𝘫𝘬 𝘢𝘭𝘭𝘦𝘴 𝘰𝘱 𝘦𝘦𝘯 𝘴𝘰𝘰𝘳𝘵 𝘷𝘢𝘯 𝘻𝘪𝘫𝘯 𝘣𝘦𝘭𝘰𝘰𝘱 𝘭𝘢𝘢𝘵 𝘦𝘯 𝘩𝘦𝘭𝘦𝘮𝘢𝘢𝘭 𝘯𝘪𝘦𝘵𝘴 𝘥𝘰𝘦𝘵".
Iets wat ze aan de Mediterraanse zee als geen ander kennen en soms niet kunnen. Zo luidt een Marokkaans spreekwoord ook:
"𝘒𝘢𝘭𝘮𝘦𝘦𝘳 𝘫𝘦 𝘨𝘦𝘦𝘴𝘵 𝘦𝘯 𝘭𝘦𝘦𝘳 𝘰𝘮 𝘵𝘦 𝘻𝘸𝘦𝘮𝘮𝘦𝘯 (𝘫𝘦 𝘻𝘶𝘭𝘵 𝘶𝘪𝘵𝘦𝘪𝘯𝘥𝘦𝘭𝘪𝘫𝘬 𝘥𝘳𝘪𝘫𝘷𝘦𝘯)."
Nochtans kan ik mijn vrienden van het spontane straattheater er niet van overtuigen, maar relax, het gaat goed komen. Ondanks hun verlies zijn Scrooge en Bob Marley uiteindelijk tot bedaren gekomen. Ze zijn ze bij het Marokkaans eufisme van 'alles komt goed' terechtgekomen en hebben dat omarmd...