Het bos zal plaats moeten maken voor de economische belangen van de industrie en de politieke afwegingen van de bestuurders.
Het overdonderende lawaai van kettingzagen overstijgt het geruis van de wind. Vogels vliegen op om een veilig heenkomen te zoeken. De eerste grove dennen, waarvan sommige meer dan honderd jaar hebben gestaan, zijgen ineen als gevolg van dit nietsontziende geweld.
Dit is het scenario dat de provincie Gelderland en de gemeente Brummen voor ogen hebben voor een bosperceel aan de oostzijde van de Veluwe. Het bos zal plaats moeten maken voor het Logistiek Centrum Eerbeek (LCE), een centrale opslaglocatie voor de Eerbeekse papierindustrie. Tegen de achtergrond van de escalerende klimaatcrisis is dit voornemen op zijn minst discutabel.
Dat er een groot economisch belang aan de basis ligt van de bouw van het LCE, wordt door de provincie en de gemeente niet verdoezeld. De Eerbeekse papierindustrie is een belangrijke motor van de locale economie, zo staat in de beleidteksten te lezen. Het LCE zou ook bijdragen aan de energietransitie, doordat het emissievrij transport naar de papierfabrieken mogelijk zou maken, al blijft een gedegen onderbouwing achterwege.
De aanleg van het LCE is een voornemen dat al enkele jaren speelt. Eerder wilde de gemeente het opslagcentrum op een andere locatie, in de nabijheid van de bebouwing van Eerbeek gerealiseerd zien. Verzet van omwonenden en een uitspraak van de Raad van State torpedeerden dit plan. De gemeente ging op zoek naar alternatieven.
Als snel werden twee andere plekken gevonden. De eerste bevond zich aan de rand van en deels in het bos, maar had als groot nadeel dat een camping moest worden wegbestemd. De andere locatie had dit nadeel niet: geen omwonenden die lastig konden worden en geen langdurige onteigeningsprocedures. Het enige nadeel was dat bijna 3,5 hectare bos moest worden geofferd. De natuur trok aan het kortste eind. Het bos zal plaats moeten maken voor de economische belangen van de industrie en de politieke afwegingen van de bestuurders, al liggen wellicht juridische procedures van natuurlijk- en milieu-organisaties in het verschiet.
Deze gang van zaken is niet heel verbazingwekkend. In de afgelopen decennia is op de Veluwe en elders bos, heide en andere natuur veelvuldig opgeofferd aan economische belangen; er verschenen campings, bungalowparken, woonwijken, industrieterreinen, nieuwe infrastructuur en tal van andere vormen van menselijke activiteit. Juridische procedures werden aangespannen, maar vaak bleek de natuur de uiteindelijke verliezer.
De laatste jaren worden de gevolgen van de mondiale klimaatramp echter allengs beter zichtbaar. Overal ter wereld verdwijnen flora en fauna, worden temperatuurrecords verbroken en uitgestrekte gebieden bedriegd door bosbranden of kolkende watermassa’s. Dat menselijke activiteiten, bovenal de uitstoot van broeikasgassen, hieraan ten grondslag liggen, is inmiddels boven elke twijfel verheven. Toekomstscenario’s waarin deze rampspoed binnen beheersbare perken blijft, worden steeds minder waarschijnlijk. Dat bij elk ruimtelijk ingrijpen daarom niet slechts lokale schade aan de natuur of de uitstoot van stikstof wordt meegewogen, maar ook de effecten op klimaat met nadruk worden betrokken, is dan ook geen luxe.
En juist aan deze klimaatdimensie lijkt bij de voorgenomen verwezenlijking van het LCE maar marginaal aandacht te zijn geschonken: het te kappen bos wordt weliswaar elders gecompenseerd, maar deze aanplant kan op de kortere termijn natuurlijk nooit de klimaatschade van het verdwijnen van een meer dan honderd jaar oud bos compenseren.
Tegen deze achtergrond zou een betere wettelijke bescherming van de Nederlandse bossen en een fundamenteel andere attitude van bestuurders gerechtvaardigd zijn. Nog steeds bevinden zij zich echter in het oude paradigma van een eenzijdige nadruk op economische expansie, terwijl juist nu alle zeilen moeten worden bijgezet om een klimaatcatastrofe te voorkomen.
Greta Tunberg koos onlangs in Volkskrant Magazine voor een mooie, pregnante formulering: ‘We slaapwandelen nog steeds naar de afgrond’. Het zijn niet slechts natuurcatastrofes in de Amazone, Californië, Australië of Pakistan, die haar gelijk illustreren, maar ook het beleid van Nederlandse bestuurders, zoals die van de provincie Gelderland en de gemeente Brummen.