Ik verwijt linkse intellectuelen vooral dat zij hun kop in het zand steken
Natuurlijk stortregende het uiteenlopende verklaringen voor het zware verlies dat linkse partijen bij afgelopen verkiezingen hebben geleden. Ook bij de PvdA kun je spreken van verlies want zij herstelde zich niet van de enorme optater die zij vier jaar geleden moesten incasseren.
Het hand-in-eigen-boezem-steken bleef gemakshalve beperkt tot “we hadden Rutte harder moeten aanpakken” en “we hadden als Links één front – of alliantie – moeten vormen”. De zelfkritiek had best wat harder en eerlijker gekund. Want laten we er geen doekjes om winden: linkse partijen lijden nogal aan politieke aderverkalking. Niet zij maar D66 kwam afgelopen anderhalf jaar met radicale voorstellen die de politieke discussie op scherp hebben gezet – en later door Links halfslachtig werden overgenomen. Zoals de halvering van de Nederlandse veestapel om de dramatische stikstofproblematiek eens flink aan te pakken. En het afschaffen van het oerwoud aan inkomensafhankelijke toeslagen , te compenseren door (her)invoering van een maandelijkse basisbeurs van 300 euro voor studenten en een vergelijkbare inkomensstijging voor andere mensen met een bijstandsuitkering. Wanneer zij gaan werken krijgen ze in het huidige systeem een financiële straf: het extra geld dat ze verdienen weegt niet op tegen het verlies aan inkomenstoeslagen, zoals zorg- en huurtoeslag.
Ik verwijt linkse intellectuelen vooral dat zij hun kop in het zand steken. Sinds zijn eerste bestseller is Thomas Piketty de lieveling van Links. Maar zodra hij met slecht nieuws komt, blijft hij ongelezen of onbegrepen. Zoals in zijn tweede dikke boek dat eindigt met een analyse die hij eerder in een paper heeft gepubliceerd. Daarin toont hij aan dat de kiezers met lage inkomens en weinig scholing sinds ongeveer de jaren ’60 steeds meer op rechtse partijen zijn gaan stemmen, terwijl ze voorheen overwegend voor Links kozen. Een ontwikkeling die zich min of meer gelijktijdig in vrijwel alle Westerse landen voltrok.
Het zal je maar gebeuren: je zegt te willen opkomen voor de zwakkeren in de samenleving maar die keren zich juist steeds meer van jou af. Rood hadden de linkse politici moeten worden – van schaamte. Helaas, Links heeft nog weinig geleerd en blijft hameren op oude standpunten, in de opgelapte kleren van de proletarische keizer.
Neue Männer braucht das Land , zong Ina Peter in 1982. Anno 2021 is dit aan Nederland niet besteed, getuige de hernieuwdesteun aan Mark Rutte. Wel zijn er veel vrouwelijke lijstaanvoerders ingezet. Althans bij Links, met als enige uitzondering Jesse Klaver bij GroenLinks – maar hoe lang nog na deze electorale klap? Het geslacht van de lijstaanvoerder lijkt zo het belangrijkste verschil tussen Links en Rechts te zijn geworden. Wat overigens niet tot gevolg had dat vrouwelijke kiezers massaal op Links zijn gaan stemmen.
Mij lijkt: neue Ideen braucht das Land! Neemt alleen D66 deze slogan serieus, door een halvering van de veestapel en de afschaffing van allerlei inkomensafhankelijke toeslagen te bepleiten? Ik zal twee andere ideeën aan de hand doen, om te voorkomen dat nog meer Nederlanders naar Rechts worden getrokken. Beide voorstellen berusten op creatief gebruik van comparatieve voordelen.
Het eerste voorstel neem ik over van Jan Lambers , die onlangs heeft bepleit om de Nederlandse transitie naar duurzame energie ook buiten de landsgrenzen te gaan realiseren – wat een wijziging van de Klimaatwet zou betekenen.
Zonne- en windenergie zijn volgens Lambers veel goedkoper te produceren in bijvoorbeeld de Spaanse Hoogvlakte dan in het dichtbevolkte Nederland. Waar met veel subsidie en onder groeiende protest van omwonenden het landschap met windparken en zonneakkers wordt volgeplempt, meestal onder de regie van linkse partijen die fanatiek duurzame energie willen realiseren. Die meestal denken dat je met subsidies, dus financiële prikkels , alles kunt bereiken – zonder neveneffecten. Onderzoek van het AD wijst uit dat van de 33 grootste zonneparken in Nederland inmiddels 79 procent in handen is van buitenlandse investeerders, die op deze manier 889 miljoen euro opstrijken. In feite steunt Links dus liever buitenlandse subsidiejagers dan de Zuid-Europese zonne- en windenergiesector, die de benodigde duurzame energie veel goedkoper en met minder maatschappelijke overlast kan produceren.
Dezelfde benadering kunnen we ook toepassen op het migratiebeleid, een andere problematiek waarmee Rechts stemmen wint en linkse lieden uitblinken in naïviteit. Zij vinden hun schone geweten belangrijker dan de feitelijke gevolgen aan de onderkant van de samenleving. Het is helemaal niet vreemd dat Nederlanders met lage inkomens en weinig scholing zich verzetten tegen de komst van meer arbeidsmigranten en politieke vluchtelingen, want zij hebben de meeste last van ‘buitenlandse concurrenten’ op de arbeids- en woningmarkt. Maar ook als het lot van politieke vluchtelingen ons ter harte gaat, moeten we een heel andere koers inslaan. Als vrijwilliger bij Humanitas heb ik zo vaak gezien hoe zij van het kastje naar de muur werden gestuurd in onze overgebureaucratiseerde samenleving, waar vele Nederlanders een aardige boterham verdienen in de ‘vluchtelingensector’ en waar vrijwilligers zoals ik zich een schoon geweten aanmeten.
Begrijp mij goed, een rijk land als Nederland moet in mijn ogen eerder meer dan minder verantwoordelijkheid nemen in de internationale vluchtelingenproblematiek. Maar we kunnen beter ons geld ter beschikking stellen aan ontwikkelingslanden als Oeganda, dat al decennia lang verhoudingsgewijs veel meer vluchtelingen binnenlaat dan Nederland. Zonder de langdurige procedures die we van de COA kennen en zonder de onhaalbare eisen die de Nederlandse samenleving aan laaggeschoolden of zelfs analfabeten stelt.
In Oeganda krijgen ze gewoon een tentenkamp toegewezen waar ze in en uit kunnen, met meestal alleen voedsel- en kledinghulp maar met alle vrijheid om een eigen bestaan op te bouwen, gelijk de plaatselijke bevolking. In Bidibidi , in 2017 ’s werelds grootste vluchtelingenkamp in NW-Oeganda, worden vluchtelingen betaald om de infrastructuur van een complete stad aan te leggen, die ook voor Oegandezen beschikbaar komt wanneer op (lange) termijn vluchtelingen terugkeren naar hun eigen land.
Zoals Spanje veel goedkoper duurzame energie kan leveren, zo kan de Nederlandse regering beter subsidie – of nog beter: leningen – ter beschikking stellen aan ieder Afrikaans en Nederlands bedrijf of NGO die daar arbeidsplaatsen voor vluchtelingen creëert. Niet als werkverschaffing maar als kleine bijdragen aan de opbouw van duurzame bedrijvigheid in Afrikaanse landen, met als bijkomend voordeel dat we minder afhankelijk kunnen worden van China als mondiale workshop. Ook goed voor de portemonnee van de Nederlandse belastingbetaler, want we besparen op verspillende subsidies voor duurzame energie en op al die (semi-)ambtenaren die goedbedoelde maar weinig effectieve pogingen doen om buitenlandse vluchtelingen in de Nederlandse samenleving te integreren.
Voor de meeste asielzoekers en statushouders die al geruime tijd in ons land ronddolen – en in de praktijk meestal tot passiviteit zijn veroordeeld – moeten we het anders aanpakken. Zij zijn er meer bij gebaat dat bijvoorbeeld iedere beroepschauffeur die uit kostenoverwegingen een bijrijder/maatje moet ontberen, wordt aangemoedigd om minimaal één dag in de week een asielzoeker of statushouder mee te nemen, om hem/haar op een praktische manier in te burgeren en spelenderwijs Nederlandse woordjes leren: wijzen en voorzeggen. De overheid moet alleen de huidige verzekeringsproblemen tot een oplossing brengen en voor een redelijke vergoeding zorgen. Misschien kiezen sommige inburgeraars bij nader inzien voor de Afrikaanse optie, waar ze als gelijkwaardig worden beschouwd, makkelijker een eigen bedrijfje kunnen opzetten, en in ieder geval meer kunnen lachen dan in het chagrijnige Nederland.