De Eerste Kamer heeft ingestemd met de pandemiewet van zorgminister Ernst Kuipers (D66). Dit betekent dat het kabinet weer een juridische grondslag heeft om bij een dreigende pandemie, zoals corona, bijvoorbeeld een mondkapjesplicht in te voeren. Ruim een jaar had het kabinet die niet. De wet is met 49 voor en 24 stemmen tegen aangenomen.
De coalitiepartijen stemden voor, evenals GroenLinks, PvdA en de SP. Onder de tegenstemmers bevonden zich PVV, de Fractie Nanninga, de Partij voor de Dieren en de SGP.
Tijdens het tweedaagse debat vorige week in de senaat over de aanpassing van de Wet publieke gezondheid (Wpg), zoals de pandemiewet officieel heet, tekende zich al een meerderheid af voor het wetsvoorstel. Wel hadden zowel voor- als tegenstanders moeite met de noodbevoegdheid die de minister van Volksgezondheid in deze wet krijgt.
Die noodbevoegdheid houdt in dat de minister maatregelen kan nemen die niet in de wet zijn opgenomen. Te denken valt aan het sluiten van scholen of het invoeren van een avondklok. Nadat de ministerraad met zo'n noodmaatregel heeft ingestemd, kan de Tweede Kamer de invoering ervan alsnog blokkeren. De Eerste Kamer heeft dat blokkeerrecht niet.
De noodmaatregel vervalt acht weken na het instellen ervan maar kan wel steeds met acht weken worden verlengd. Daarvoor moet de Tweede Kamer dan wel eerst toestemming geven. Bij het nemen van maatregelen die wel in de wet staan, is ook altijd vooraf instemming van de Tweede Kamer nodig.
De tegenstemmers vinden onder meer dat een nieuwe Eerste Kamer over zo'n belangrijke wet, waarin het kabinet vrijheidsbeperkende maatregelen kan opleggen, had moeten stemmen. Die wordt op 30 mei gekozen. Ook noemen de tegenstemmers het "onverteerbaar" dat de Eerste Kamer niet meebeslist bij het instellen en afschalen van maatregelen. De voorstanders vinden het vooral belangrijk dat er nu eindelijk een juridische basis is om eventuele maatregelen te nemen.