© cc-foto: Global Justice Now
Dinsdag stemt de Eerste Kamer over het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada – CETA. Dit ‘Comprehensive Economic and Trade Agreement’ legt afspraken vast over de handel in producten en diensten tussen de twee handelsblokken. Het verdrag moet het makkelijker maken goederen van en naar Canada te importeren en exporteren, door 99 procent van de import- en exportheffingen af te schaffen. Maar CETA omvat veel meer dan alleen handelsafspraken die slecht zijn voor de concurrentie tussen bedrijven.
Met een goedgekeurd verdrag wordt het ook mogelijk om de eenmaal gemaakte afspraken over de handel, zonder inspraak van nationale parlementen, te wijzigen. Daardoor ontstaat een ondoorzichtig proces, waar bijvoorbeeld bedrijven veel invloed kunnen uitoefenen. Potentieel is dit desastreus voor mensenrechten, klimaat en gezondheid wereldwijd en door het buiten spel zetten van de rechter is er zelfs geen check meer mogelijk. Veel ondemocratischer kan het niet. De Eerste Kamer moet voorkomen dat Nederland haar handtekening onder dit verdrag zet.
Sinds de start van de onderhandelingen in 2009, is CETA al controversieel. CETA is namelijk niet alleen een handels- maar ook een investeringsverdrag. CETA geeft bedrijven uit Canada en de EU die in elkaar’s economieën investeren speciale bescherming via het ‘Investment Court System’ (ICS). Dit speciale ‘hof’ functioneert parallel aan bestaande rechtssystemen en omzeilt dus eigenlijk de Nederlandse (of Canadese) rechter. Dat stemt tot zorg.
Investeerders die menen dat hun verwachte winsten in gevaar komen door veranderend beleid, kunnen via dit hof overheden aanklagen. Dit type investeringsbescherming zorgt er nu al voor dat landen belangrijke beleidsveranderingen op het gebied van bijvoorbeeld klimaat of gezondheid uitstellen. Als een overheid die veranderingen wel doorvoert, loopt het namelijk het risico het bedrijf dat de klacht indient voor miljarden te moeten compenseren.
Minder bekend, maar minstens zo zorgelijk, zijn de ‘speciale commissies’ die CETA in Artikel 26 in het leven roept. Deze commissies, die bestaan uit ambtenaren, hebben het expliciete mandaat om de nu onder CETA gemaakte afspraken te veranderen, ná ondertekening. Die veranderingen hoeven voor goedkeuring niet langs nationale parlementen en zelfs niet langs het EU Parlement.
Om een voorbeeld te geven: veel parlementariërs konden akkoord gaan met CETA onder voorwaarden die de rechten van investeerders zouden beperken. Concreet wilden ze niet dat investeerders te pas en te onpas overheden kunnen aanklagen. Juist die cruciale voorwaarden zouden nu ná de inwerkingtreding van CETA door deze commissies kunnen worden veranderd. CETA wordt dan ook een ‘levend verdrag’ genoemd. Daarmee wordt in mooie woorden bevestigd dat CETA na goedkeuring een eigen leven kan gaan leiden zonder de zeer essentiële zeggenschap van parlementen.
Het democratische systeem in ons land en in de Europese Unie, is met grote zorgvuldigheid tot stand gekomen. Juist in Nederland en in Europa hebben we, dankzij deze zorgvuldigheid, een systeem weten op te tuigen met een hoge mate van transparantie. Besluitvormingsprocessen zijn toegankelijk voor iedereen die daar een belang bij heeft. We hebben daarnaast een sterk rechtssysteem, dat ervoor zorgt dat alle belangen die spelen, ook in de handelsrelaties met landen als Canada én bijvoorbeeld Indonesië, Mexico en Colombia, zorgvuldig afgewogen worden op basis van de reeds verankerde rechten én plichten van alle betrokkenen. Zowel ICS als de commissies die onder Artikel 26 in het leven worden geroepen zijn een serieuze bedreiging voor dat democratisch proces en dat rechtssysteem.
Juist in deze tijd, waarin we samen een aantal levensbepalende uitdagingen en keuzes staan, is een dergelijke ondermijning van onze rechtstaat een onacceptabele en uiterst onverantwoorde stap die alle alarmbellen zou moeten doen afgaan.
Danielle Hirsch, directeur Both ENDS
Burghard Ilge, senior beleidsmedewerker Both ENDS
cc-foto: Global Justice Now