Op 14 december besloot de Europese Raad dat de onderhandelingen over EU-lidmaatschap van Oekraïne en Moldavië kunnen beginnen. Beide landen bestaan echter ten dele uit betwist gebied. Dat het vooruitzicht op lidmaatschap van de EU niet bijdraagt aan de oplossing van conflicten heeft de toetreding van het gedeelde Cyprus eerder bewezen. Het zou dan ook beter zijn om eerst een duurzame oplossing te vinden voor de conflicten in Oekraïne en Moldavië, voordat concrete stappen worden gezet naar lidmaatschap van de EU.
In oktober 2003 reisde ik met wijlen collega Kamerlid Hans van Baalen naar Cyprus om aan de Tweede Kamer te kunnen rapporteren over de gereedheid van het land voor het lidmaatschap van de EU. Op onze agenda stond vanzelfsprekend ook de noord/zuid kwestie, oftewel de gedeelde staat van het eiland. Sinds 1974 houdt Turkije het noordelijk deel van Cyprus bezet, maar de Europese Raad was van mening dat die bezetting niet mocht leiden tot Cyprus’ uitstel van toetreding tot de EU. Het idee was dat de EU de noodzakelijke pressie op Turkije zou uitoefenen om vóór de toetreding van Cyprus tot de Unie op 1 mei 2004 te komen tot een hereniging van het eiland. Daar is niets van terecht gekomen. Ook de verwachting dat de EU na toetreding van Cyprus effectieve druk op Turkije zou kunnen uitoefenen is niet uitgekomen. Van die geschiedenis is kennelijk weinig geleerd, want ook met Oekraïne en Moldavië worden nu versneld stappen richting EU-lidmaatschap gezet. Daarmee dreigt het risico dat de EU wederom via uitbreiding een conflict importeert.
De situatie in Oekraïne is genoegzaam bekend. Op papier boekt het land volgens de Europese Commissie enige vooruitgang, maar de realiteit is een andere. Het land is verwikkeld in een bloedige oorlog, bestaat in belangrijke mate uit een oorlogseconomie, wordt nog steeds geteisterd door systemische corruptie en kan met geen mogelijkheid langs de lat van de toetredingscriteria voor de EU worden gelegd. Het besluit van de Europese Raad om de onderhandelingen over EU-lidmaatschap te starten is met blijdschap vernomen in Kiev, maar natuurlijk had men liever gezien dat de EU en de VS hadden besloten om de militaire steun fors te verhogen. Vanuit de EU komt er nu weliswaar meer financiële steun voor de Oekraïense regering, maar wapens kunnen ze er niet voor kopen. Het besluit is derhalve vooral van symbolische betekenis.
Heel anders is de situatie in Moldavië. Vorige maand constateerde de Europese Commissie dat het land grote vooruitgang heeft geboekt in het hervormen van de justitiële sector, onder meer door het evalueren van prominente rechters en openbare aanklagers. Corruptie wordt steeds effectiever onderzocht en bestreden en er is wetgeving die leidt tot confiscatie van middelen die zijn verkregen via georganiseerde misdaad. De besteding van publieke middelen moet beter worden verantwoord en openbare aanbestedingen moeten aan strengere wettelijke voorwaarden voldoen. Ook zijn er goede stappen gezet in de participatie van de bevolking in het besluitvormingsproces en is de bescherming van mensenrechten verbeterd. Deze vooruitgang is niet in heel Moldavië geconstateerd. De situatie in de afgescheiden regio Transnistrië is bij deze beoordeling buiten beeld gebleven.
In oktober dit jaar reisde ik naar Transnistrië om met eigen ogen waar te nemen hoe de sociale en politieke situatie in de regio is. Ik trof er een rustige gebied, zo groot als een gemiddelde Nederlandse provincie, waar een half miljoen mensen wonen en werken. De voertaal is Russisch, de munteenheid de roebel, de religie Russisch-orthodox en er is een eigen regering en parlement. De onafhankelijkheid die begin jaren '90 op Moldavië werd bevochten, wordt alleen erkend door landen die zelf worstelen met internationale erkenning zoals Abchazië en Zuid-Ossetië. Sinds die onafhankelijkheidsoorlog is er internationaal overleg over de status van Transnistrië waarbij de OVSE, Rusland en Oekraïne als mediators optreden. Dat overleg ligt vanwege de oorlog in Oekraïne stil. De onderminister voor Buitenlandse Zaken Alexandr Stetsiuk zei in een gesprek dat ik met hem voerde dat de toekomst van Transnistrië besloten ligt in de uitkomst van de oorlog in Oekraïne. Er is dus thans geen zicht op een toekomstige status voor Transnistrië.
De Europese Commissie ziet dat anders en gaat bij voorbaat uit van een alomvattende, vreedzame en duurzame oplossing voor het conflict om Transnistrië gebaseerd op de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Moldavië. Binnen de internationaal erkende grenzen van Moldavië moet Transnistrië dan een speciale status krijgen. Dat is niet het uitgangspunt van de regering van Transnistrië en ook de studenten die ik sprak aan de universiteiten van Tiraspol en Rybnitsa voelen zich niet verwant met het Moldavië aan de andere kant van de rivier de Nistru. Zij koesteren de Russische taal en cultuur waarmee ze in Moldavië niet welkom zijn. Een vreedzame en duurzame oplossing voor Transnistrië lijkt me niet denkbaar zonder de instemming van de bevolking van de regio.
Voor Cyprus gold destijds dat de toetredingsonderhandelingen de jure betrekking hadden op het hele grondgebied van de Republiek Cyprus. De facto heeft het lidmaatschap echter alleen betrekking op het zuidelijke deel van het eiland. Die situatie doet zich nu ook voor in Oekraïne en Moldavië. Er gaat worden onderhandeld met de regeringen van beide landen alsof het eenheidsstaten zijn terwijl het die in werkelijkheid niet meer zijn. Die onderhandelingen negeren dus de politieke werkelijkheid op de grond en dragen daarmee niet bij aan het bereiken van duurzame vrede, integendeel. Ze zullen de tegenstelling tussen de bevolkingen aanwakkeren en in Moldavië mogelijk leiden tot hervatting van vijandelijkheden. Voor beide landen geldt dat het beter zou zijn om eerst, rekening houdend met de wens van de bevolking van alle delen van deze landen, te komen tot een duurzame oplossing van de conflicten.
Harry van Bommel was lid van de Tweede Kamer van 1998 tot 2017 en woordvoerder Europese en Buitenlandse Zaken