Een week na Haïti ontwikkelingshulp ter discussie stellen, blijft ongepast
• 16-02-2010
• leestijd 3 minuten
Na een ramp als in Haïti beweren dat zoveel slechte huizen een bewijs zijn dat ontwikkelingssamenwerking niet werkt, is een onzinnige omdraaiing, reageert Farah Karimi op Marcia Luyten.
Anders dan Marcia Luyten in haar column schrijft, ben ik helemaal niet tegen een onderzoek naar de oorzaak van het hoge aantal doden in Haïti. Het is ook niet wat ik zeg in het aangehaalde citaat. Ik vond het in de eerste week van de ramp totaal ongepast om de, op zich terechte discussie over effectiviteit van ontwikkelingsamenwerking, ineens op te hangen aan de ramp in Haïti en dat vind ik nog steeds.
Ik ben niet tegen een onderzoek. Overigens: de oorzaak is niet zo moeilijk vast te stellen: een zware aardbeving, het epicentrum bij een stad met 2 miljoen inwoners in het armste land van het westelijk halfrond. En: Port au Prince is een stad waar beroerd gebouwd is. Dat heeft met van alles te maken, onder meer met armoede, een falende overheid en wijdverbreide corruptie.
Luyten maakt een vergelijking met rampen in Nederland, waar “nog voordat alle slachtoffers zijn geborgen, …de vraag klinkt: Hoe heeft dit kunnen gebeuren?” en “Wanneer nodig, wordt een parlementaire enquête ingesteld, zoals na de Bijlmerramp.”
Ten eerste wil ook in Nederland een onderzoek wel eens op zich laten wachten (Irak: honderdduizenden burgerdoden). Maar Luyten ziet toch ook wel dat bij een ramp de hulpdiensten eerst de gewonden helpen, de doden bergen en dat vervolgens maanden en jaren besteedt worden aan het weer opbouwen van de ravage. In die rol zijn de hulporganisaties in Haïti vanaf dag 1 aan de slag gegaan.
Toezicht op huizenbouw in Haïti is een taak van de overheid, waarvan we weten dat die in Haïti niet goed werkt. Dat moet veranderen en dat is ook waar verschillende ontwikkelingsorganisaties zich in landen als Haïti juist op richten. Oxfam Novib probeert naast rechtstreekse steun voor onderwijs en gezondheidszorg, juist de maatschappelijke organisaties in arme landen te versterken, zodat mensen zelf meer controle en druk kunnen uitoefenen op hun eigen overheid. Na een ramp als die in Haïti beweren dat zoveel slechte huizen een bewijs zijn dat ontwikkelingssamenwerking niet werkt is een onzinnige omdraaiing.
Hulporganisaties die in Haïti actief zijn zullen de komende maanden inventariseren welk aandeel zij op zich gaan nemen in de wederopbouw. Daarbij staat ‘beter terugbouwen’ centraal. De grote bouwprojecten zullen overigens niet door NGO’s als de onze worden uitgevoerd, maar door de overheid in samenwerking met grote internationale donoren.
Haïti is niet alleen kwetsbaar voor aardbevingen, maar meer nog voor de jaarlijkse orkanen. Het land, dat nog maar voor 5% begroeid is, zou ook dit najaar weer met ernstige overstromingen te maken kunnen krijgen. Ik waarschuw alvast: een nieuwe ramp is niet uit te sluiten. En dan kunnen we vaststellen dat de onverantwoordelijke ontbossing door onverantwoordelijke bedrijven en een slecht functionerende overheid hier mede schuld aan hebben. Ook dan zullen wij ons vooral weer richten op directe hulp aan slachtoffers in combinatie met maatregelen, die dergelijke rampen in de toekomst moeten tegengaan.
Dit artikel is een reactie op het artikel van Marcia Luyten: ‘Waarom in Haïti 200 duizend doden vielen en in Californië 67’ dat eerder op Joop verscheen.
Lees ook de reactie van Brechtje Paardekooper: Oxfam-Novib-directeur Karimi moet ten aanval