Peter Sas onderzoekt hoe achter onze angst voor lege schermen een gebrek aan politieke verbeeldingskracht schuilgaat.
Laatst zag ik een reportage over de stakende scriptschrijvers in Amerika. Er was een picket line te zien voor de deuren van een van de grote TV networks, met stakers die zwarte borden omhoog hielden terwijl ze scandeerden: “Without us, screens go black!” De camera zoomde in op een van de stakers, die kort werd geïnterviewd: “Wij zijn het zat dat onze creativiteit, onze fantasie wordt geëxploiteerd door Hollywood, door de networks en door de streamingdiensten. Zij gaan ervandoor met de winsten, terwijl wij worden afgescheept met hongerloontjes en tijdelijke contracten. Wij eisen erkenning van het belang van ons werk en een daarbij passende beloning. Zonder ons gaan de schermen op zwart!” En dat was geen loos dreigement: na enkele weken staking dreigt de productie van series en films stil te vallen en zijn populaire dagelijkse shows als The Tonight Show inderdaad al op zwart gegaan.
Toen ik de stakende scriptschrijvers met hun zwarte borden zag, moest ik denken aan een vergelijkbaar fenomeen in Rusland en China een jaar eerder, waar demonstranten de straat op gingen met lege vellen wit papier. Hoewel hun lege A4-tjes strikt genomen niets uitdrukten en de demonstranten er verder ook het zwijgen toe deden, waren de boodschappen van hun ‘lege pagina-protesten’ toch voor iedereen luid en duidelijk te verstaan – in Rusland: Poetins oorlog tegen Oekraïne is crimineel, in China: Xi Jinpings ultrastrenge covid-beleid is totalitair. Verboden boodschappen dus, die door de dictatoriale overheden dan ook keihard onderdrukt werden.
Wat mij trof was enerzijds de overeenkomst tussen de stakende scriptschrijvers in Amerika en de dappere demonstranten in Rusland en China – namelijk hun gebruik van ‘gevisualiseerde leegte’ als uiting van protest – en anderzijds de niet minder opvallende verschillen: zwarte borden in het ene geval, witte vellen papier in het andere; en luid gescandeerde leuzen in het ene geval (“Without us, screens go black”) en veelzeggende zwijgzaamheid in het andere. Deze mix van overeenkomst en verschil zette mij aan het denken. Als de lege A4-tjes van de Russische en Chinese demonstranten een duidelijke, voor iedereen verstaanbare politieke boodschap hadden (kritiek op het totalitaire beleid van de dictatoriale leiders), geldt dat dan ook voor de zwarte borden van de stakende scriptschrijvers?
Op het eerste gezicht niet. Hun staking is immers niet, zoals dat heet, een politieke “algemene staking” maar ‘slechts’ een economische staking, waarin een specifieke beroepsgroep opkomt voor zijn privébelangen (een hoger salaris, een beter pensioen etc.). Bij de staking van de scriptschrijvers lijkt, anders gezegd, de bredere uitstraling naar de Amerikaanse maatschappij als geheel te ontbreken. Zij is in ieder geval geen klassiek-marxistische “massastaking” à la Rosa Luxemburg, waarin het proletariaat zichzelf als klasse für sich ontdekt en zich verenigt tegen het uitbuitende systeem van het kapitalisme als zodanig.
Maar wellicht moeten we de bredere politieke betekenis van de zwarte borden van de stakende scriptschrijvers elders zoeken? Niet zozeer aan de productiekant (waar traditioneel de focus van het marxisme ligt) als wel aan de consumptiekant, namelijk in het aanzienlijke effect dat deze staking heeft op het Amerikaanse publiek, dat nu immers verstoken dreigt te blijven van zijn favoriete tv-shows, series en films. Volgens de genoemde reportage heeft zich namelijk een paniekerige onrust van de Amerikanen meester gemaakt. De grote studio’s en TV networks worden overspoeld met duizenden boze brieven vol beledigingen en bedreigingen, brieven van gewone Amerikanen die eisen dat het loonconflict met de scriptschrijvers onmiddellijk wordt opgelost.
Als een verslaafde die bang is zijn dagelijkse fix te moeten missen, zo maken veel Amerikanen zich blijkbaar grote zorgen om het angstbeeld van het lege scherm. Het is aan die angst dat de zwarte borden van de stakende scriptschrijvers appelleren. Hun leus “Without us, screens go black!” jaagt de Amerikanen de stuipen op het lijf, net zoals de Franse aristocratie in 1789 geterroriseerd werd door de revolutionaire leus “Liberté, fraternité, égalité”. Niets is blijkbaar zo verontrustend als een televisiescherm dat op zwart gaat of alleen sneeuwende ruis laat zien, of een bioscoop waarin uitsluitend het lege witte filmdoek vertoond wordt (“Now showing: Absolutely nothing!”). Waar komt deze verlammende angst voor het lege scherm vandaan? Wat is hiervan de bredere politiek-filosofische betekenis?
De semantiek van de lege pagina
Laten we, om deze vragen te kunnen beantwoorden, eerst eens onderzoeken hoe ‘gevisualiseerde leegte’ überhaupt een politieke betekenis kan uitdrukken. Wat dit betreft zijn de demonstraties met lege vellen wit papier in Rusland en China zeer informatief: zij laten duidelijk zien hoe deze ‘semantiek van de leegte’ werkt, althans onder condities van dictatoriale overheersing. Ook al zeiden de demonstranten met hun blanco A4-tjes letterlijk genomen niets, iedere goede verstaander wist wat ze eigenlijk bedoelden: precies datgene wat niet gezegd mocht worden. Onder dictatoriale omstandigheden, waar de vrijheid van meningsuiting onderdrukt wordt, is een omhoog gehouden leeg A4-tje niet zomaar een leeg A4-tje: het is een ontvankelijk scherm waarop alle mogelijke verboden boodschappen geprojecteerd kunnen worden. Het blanco A4-tje fungeert hier niet als witte vlag maar juist als een soort oorlogsverklaring aan de autoriteiten. Het betekenisloze ‘niets’ is in politiek opzicht uiterst betekenisvol én gevaarlijk.
Maar dat geeft meteen ook aan dat de betekenispotentie van de lege pagina-protesten niet zo gemakkelijk af te grenzen is. Binnen dictaturen mag immers zoveel niet gezegd of getoond worden. Moeten we al die verboden betekenissen en beelden dan begrijpen als mede-geprojecteerd op de witte A4-tjes van de demonstranten? Zo heeft de Chinese censuur in 2018 een Winnie de Poeh-film van Disney verboden, omdat veel Chinezen op sociale media gniffelend wezen op de opvallende gelijkenis tussen de honingverslaafde knuffelbeer en de Grote Leider Xi Jinping (die not amused was). Betekent dit dan dat we op de witte A4-tjes van de Chinese demonstranten ons ook de beeltenis van Winnie de Poeh moeten voorstellen? En waarom niet? Moeten we dan op de blanco pagina’s van de Russische demonstranten ook de beeltenis van oppositieleider Navalny projecteren, die immers door Poetin – naar goed Russisch gebruik – in een Siberisch strafkamp is weggestopt? En waarom niet?
De demonstranten met hun witte A4-tjes brachten dus niet slechts één specifieke boodschap naar buiten – protest tegen Poetins oorlog tegen Oekraïne, protest tegen het totalitaire covid-beleid in China – zij protesteerden tegelijk óók tegen de dictatoriale onderdrukking van vrije meningsuiting als zodanig. Alles wat niet gezegd of getoond mocht worden, werd door de witte A4-tjes indirect gezegd en getoond: een revolutionaire explosie van betekenis als protest tegen de dictatoriale implosie van vrije expressie. De witte A4-tjes zeiden niet per se iets specifieks maar wezen op de pure mogelijkheid van betekenis-expressie als zodanig, de pure potentie om überhaupt iets te zeggen. Het ‘niets’ van de lege pagina als mogelijkheidsvoorwaarde van elk ‘iets’ dat gezegd, geschreven of getoond kan worden – daarin schuilt het échte politieke gevaar van de lege pagina.
Dictatuur als white page anxiety
Die mogelijkheid van vrije expressie kunnen dictators niet tolereren. Daarom zouden ze het liefst alle lege pagina’s verbannen of vernietigen, als dat praktisch mogelijk zou zijn. Zo bezien hebben dictators altijd last van white page anxiety, angst voor de witte pagina – een bekende term voor writer’s block. De dictator als geblokkeerde schrijver? Dictatuur als politieke writer’s block? Dat is nog niet eens zo’n gekke vergelijking. Zoals een geblokkeerde schrijver krampachtig blijft vasthouden aan een vooropgezet plan voor een verhaal of vertoog, zo blijft een dictator krampachtig vasthouden aan zíjn verhaal over de natie, zíjn vertoog over het volk, zíjn totalitaire plan.
En zoals de geblokkeerde schrijver merkt dat zijn vooropgezette schrijfplan niet werkt, dat de inspiratie ontbreekt en dat de angstwekkend leeg blijvende pagina hem uitdaagt om zijn plan los te laten, om andere mogelijke betekenissen vrijelijk te exploreren – iets dat hij als geblokkeerde schrijver nou juist niet kan – zo daagt het blanco A4-tje de dictator uit om diens politieke verhaal los te laten, om andere mogelijke betekenissen, om andere mogelijke narratieven toe te staan. Iets dat hij als dictator natuurlijk niet kan. En zoals de geblokkeerde schrijver op den duur een panische angst voor de lege pagina ontwikkelt, omdat deze hem honend confronteert met zijn eigen leegheid, zijn impotentie als schrijver, zijn gebrek aan inspiratie en creativiteit, zo ontwikkelt de dictator een paranoïde angst voor het witte A4-tje als aanval op zijn totalitaire verhaal: de lege pagina als de gevreesde mogelijkheid tot vrije expressie van alle mogelijke betekenissen.
Toch is de analogie tussen dictator en geblokkeerde schrijver niet perfect. De geblokkeerde schrijver is immers actief op zoek naar inspiratie, naar vrije verbeelding en creatieve fantasie, maar hij wordt daarvan afgesneden door zijn eigen krampachtige vasthouden aan een vooropgezet schrijfplan en een vooropgezet beeld van zichzelf als schrijver (‘Ik schrijf nou eenmaal thriller-detectives, dat is wat het publiek van mij verwacht, dus móet het een spannende whodunnit worden’). De dictator daarentegen is bepaald niet op zoek naar inspiratie, naar verbeelding, naar nieuwe betekenissen – integendeel, hij heeft een hekel aan elke vorm van vrije fantasie, is meer dan tevreden met zíjn heersende politieke verhaal en vindt zichzelf ongetwijfeld dé ‘ster-auteur’ van de politieke textuur van zijn land (de auteur als autoriteit, van het Latijnse “auctor” dat letterlijk “gezaghebbend persoon” betekent). Dit alles in tegenstelling tot de geblokkeerde schrijver, die juist walgt van zijn gebrek aan creativiteit en verbeelding, zijn onvermogen om nieuwe betekenissen te creëren.
Het verschil zit ‘m hierin dat voor de dictator de dreiging van buitenaf komt, in de vorm van dissidenten die tegen zijn dictatuur opstaan, terwijl voor de geblokkeerde schrijver de dreiging van binnenuit komt, zijn eigen gebrek aan creatieve fantasie. Voor de dictator weerspiegelt het witte A4-tje de vrije meningsuiting van het onderdrukte volk; voor de geblokkeerde schrijver weerspiegelt de lege pagina een interne vijand, zijn leegheid als schrijver.
De writer’s block van het Westen
Willen we het fenomeen van politieke writer’s block écht in het vizier krijgen, dan moeten we dus niet kijken naar dictaturen als Rusland en China, maar juist naar ons eigen vrije Westen. Zoals we zullen zien is het de politieke writer’s block van het collectieve Westen die de bredere politieke betekenis verklaart van de zwarte borden van de stakende scriptschrijvers alsook de corresponderende angst voor het lege scherm bij het Amerikaanse publiek (dat hier symbool staat voor het Westen als zodanig).
Ogenschijnlijk lijkt de semantiek van de lege pagina hier totaal anders te werken dan in Rusland of China. Wij leven immers niet in politieke dictaturen, maar in democratieën, met mensenrechten en vrijheid van meningsuiting. Hier mag je alles zeggen. Hier word je niet gearresteerd als je met een blanco A4-tje op het Binnenhof gaat staan; je wordt hoogstens meewarig aangekeken. Hier, zo lijkt het, fungeert de lege pagina niet als een explosief revolutionair protest, waarin alle verboden boodschappen in één klap worden uitgedrukt. Hier lijkt het nietszeggende wit van de lege pagina gewoon te blijven wat het is: nietszeggend. Althans, dat is de liberale constructie van het vrije Westen, die slechts naar onze politieke vrijheden kijkt. Gaan we, naar goed marxistisch gebruik, uit van het primaat van de economie, dan doemt er een ander beeld op. Dan wordt duidelijk dat ook wij in een dictatuur leven, namelijk die van het (Grote) Geld, de Mammon waaraan alles dienstbaar wordt gemaakt, de oncontroleerbare krachten en machten van de gedereguleerde wereldmarkt waaraan wij onszelf met het neoliberalisme en de globalisering hebben uitgeleverd.
Vandaar het angstbeeld van het lege scherm, dat ons honend uitdaagt om nou eindelijk eens onze eigen fantasie te gebruiken, onze eigen creatieve verbeelding. Want dat is precies wat wij, producerend-consumerende schakeltjes in de gigantische geldmachine van het geglobaliseerde kapitalisme, niet meer kunnen: onze eigen fantasie gebruiken. Dat hebben we immers uitbesteed aan de ‘droomfabriek’ (Ernst Bloch) van het kapitalisme, dat ons – via Hollywood-films, via reclame, via de media, maar ook via de technocratische politiek van het neoliberalisme – verteld waarvan we mogen en zelfs moeten dromen: the American dream, een ‘beter leven’ met meer welvaart, meer spullen die we eigenlijk niet nodig hebben, meer vrijheid om ons eigen leven vorm te geven door middel van modieus gedesignde lifestyle-producten. Wilde dromen buiten de lijntjes, dromen over een alternatief politiek-economisch systeem bijvoorbeeld, zijn niet toegestaan, of beter gezegd: onmogelijk geworden, simpelweg omdat we de daarvoor nodige fantasie missen. We hebben het vermogen om te dromen verloren.
“There is no alternative”, zei Thatcher al in 1980. Tien jaar later stortte het Sovjet-communisme, het “reëel bestaande” alternatief voor het kapitalistische systeem, ineen. Sindsdien kunnen we alleen nog binnen dat systeem dromen, niet meer daarbuiten. Zo praktiseren wij in het ‘vrije Westen’ een zelfcensuur waar menig dictator jaloers op zal zijn. We zien dit fundamentele gebrek aan politieke fantasie duidelijk in het overbekende ‘argument’ waarmee elke kritiek op het kapitalisme wordt neergesabeld: Wat wil je dan? Communisme? De geschiedenis heeft laten zien dat dát niet werkt. Discussie gesloten. Alsof totalitair communisme het enige alternatief voor kapitalisme is. Wat een ideeënarmoede! Wat een politieke writer’s block! “We ‘voelen ons vrij’ omdat we niet beschikken over de taal om onze onvrijheid uit te drukken”, aldus Zizek.
Dit gebrek aan politieke verbeeldingskracht verklaart ook de aantrekkingskracht van complottheorieën. Mensen voelen een enorme en terechte onvrede met het systeem, want ze weten dondersgoed dat ze op een of andere manier ‘genaaid worden’. Maar ze missen het vermogen om buiten het systeem te denken, om de onvrede op systeemkritische wijze onder woorden te brengen. De complottheorie fungeert hierbij als uitlaatklep, die weliswaar in staat stelt om de onvrede te kanaliseren, maar op zo’n fantastisch-onrealistische manier dat het systeem er niet door geraakt wordt. Complottheorieën als QAnon of de Great Reset klinken misschien radicaal, maar ze vormen totaal geen bedreiging voor de kapitalistische machtsverhoudingen die de échte wortel van de onvrede vormen. Daarom worden complottheorieën ook verspreid en daarom zijn ze zo populair. Door bovendien juist de ‘linkse elite’ tot doelwit van deze complottheorieën te maken, beschermt het kapitalisme zich des te beter tegen linkse kritiek.
Kapitalistisch realisme als collectieve depressie
Dit onvermogen om buiten de kaders van het neoliberalisme te denken, wordt door de Britse politiek-filosoof Mark Fisher “kapitalistisch realisme” genoemd, dwz. “het wijdverbreide gevoel dat het kapitalisme niet alleen het enige levensvatbare politieke en economische systeem is, maar ook dat het nu zelfs onmogelijk is om je een coherent alternatief voor te stellen”. Volgens Fisher gaat het hierbij om een diep “gevoel van uitputting, van culturele en politieke steriliteit”, “een alles en iedereen doordringende atmosfeer” die onze tijd beheerst, als “een soort onzichtbare barrière voor denken en doen”. Hij vergelijkt het kapitalistisch realisme met “het deflationaire perspectief van een depressief iemand, die denkt dat iedere positieve toestand, iedere hoop, een gevaarlijke illusie is”. Het tragische hierbij is dat Fisher uiteindelijk zelf ook aan deze kapitalistische deflatie van alle hoop ten onder is gegaan: in 2017 beroofde hij zichzelf, zwaar depressief, van het leven.
Het kapitalistisch realisme hangt als een smorende, verstikkende deken over ons heen. Als we ons ervoor openstellen, kunnen we het beklemmende gevoel van dit totale gebrek aan creatieve verbeelding, vernieuwing en perspectief in alle aspecten van onze cultuur ervaren. Zo zijn er sinds de jaren ‘90 geen nieuwe muziekstijlen meer bij gekomen. Hoe lang kun je nog doorgaan met 80’s en 90’s dance parties? Onbeperkt lang blijkbaar. Ook Broadway blijft eindeloos terugvallen op de overbekende musicals: Les Misérables, Cats, Hair, The Phantom of the Opera… Het publiek wil alleen nog het oude vertrouwde; het nieuwe schrikt af. Zo biedt Hollywood allang geen ruimte meer aan cinematografische experimenten: de tijd van Easy Riders, Raging Bulls is voorbij. Ook de tijd van de rebellerende jeugdbewegingen is voorbij: na de hippies van de jaren ‘60 en de punks van de jaren ‘70 en ‘80 heerst onder jongeren vooral een conformistisch hedonisme, dat geregeld ontaard in leeg geweld om het geweld, zonder enige politieke motivatie. Zoals Fisher treurig vaststelt: “Voor de meeste mensen onder de twintig in Europa en Noord-Amerika is het gebrek aan alternatieven voor het kapitalisme niet eens meer een probleem. Het kapitalisme neemt naadloos de horizon van het denkbare in beslag.” De hoop een radicaal andere, betere toekomst is dood.
De afgelopen winter viel het mij op dat het gros van de mensen op straat rondloopt in sombere, volstrekt fantasieloze kleding, waarbij vooral de kleur zwart domineert. Mode is altijd een uitdrukking van de heersende collectieve stemming. Wat de mode van nu dan ook duidelijk maakt is dat de heersende stemming er één van algehele uitzichtloosheid en cynisme is (“Je moet wel een enorme loser zijn als je nu nog idealen hebt”). De in razend tempo op ons af stormende klimaatcatastrofe en dreigende ecologische ineenstorting maakt deze uitzichtloosheid steeds concreter. Een ramp die rechtstreeks door het kapitalisme is veroorzaakt. De kapitalistische winsthonger vreet onze planeet op.
De bekende slogan van de neo-marxistische filosoof Fredric Jameson, dat het makkelijker is om ons het einde van de wereld voor te stellen dan het einde van het kapitalisme – een slogan die voor Fisher de essentie van het kapitalistisch realisme uitdrukt – blijkt nu dan ook veel profetischer te zijn dan Jameson had kunnen voorzien. Jameson doelde met zijn uitspraak op de niet aflatende populariteit van apocalyptische rampenfilms uit Hollywood, afgezet tegen het totale gebrek aan radicale kritiek op en utopische alternatieven voor het kapitalisme in de populaire massacultuur. Inmiddels kunnen we concluderen dat dit zich voorstellen van het einde van de wereld is overgegaan van de Hollywoodfilm naar de harde wetenschap, die immers waarschuwt voor de ineenstorting van vitale ecosystemen en zelfs van de menselijke beschaving als zodanig als we niets doen aan klimaatverandering en de ecologische uitputting van de aarde. Met andere woorden: we weten dat deze ramp eraan komt, dat dit werkelijkheid is en niet slechts een Hollywood-fantasie. En toch blijven we, in navolging van Thatcher, over het kapitalisme zeggen: “There is no alternative.” In die zin is het kapitalistisch realisme bij uitstek onrealistisch.
Tot slot: de verbeelding aan de macht
Zoals een geblokkeerde schrijver een panische angst ontwikkelt voor de lege pagina – white page anxiety – omdat deze zijn leegte als schrijver weerspiegelt, zo jaagt het lege scherm ons Westerlingen de stuipen op het lijf omdat het ons confronteert met onze politieke leegte, ons totale gebrek aan politieke verbeelding, ons pijnlijke onvermogen om een alternatieve politiek-economische werkelijkheid voor te stellen, anders dan de neoliberale status quo. Het lege scherm verwijst hier niet zozeer, zoals bij de lege pagina-protesten in Rusland en China, naar de mogelijkheid van vrije meningsuiting, maar – nog fundamenteler – naar de mogelijkheid van vrije meningsvorming als zodanig, het vermogen om zelf na te denken, om de eigen politieke verbeelding te gebruiken, buiten de opgelegde kaders van het neoliberalisme.
In het ‘vrije Westen’, anders gezegd, verwijst het angstbeeld van het lege scherm naar wat de filosoof John Locke de “white paper” van de “mind” noemde, de tabula rasa van ons eigen bewustzijn als het ‘innerlijke scherm’ waarop alle mogelijke ideeën, zintuiglijke indrukken en fantasieën kunnen verschijnen. Het angstbeeld van het lege scherm legt de pijnlijke waarheid bloot dat wij deze “white paper” van de “mind” hebben laten misbruiken als passief filmscherm voor de kapitalistische projectie van de American dream, de verleidelijke maar bedrieglijke film over eindeloze welvaartsgroei en onuitputtelijke consumptieparadijzen. Ligt hier niet de politieke betekenis van de gescandeerde leus “Without us, screens go black” van de stakende scriptschrijvers?
Zoals Hollywood en de TV networks teren op de creatieve verbeelding van de uitgebuite scriptschrijvers, zo teert het kapitalisme als geheel op de menselijke verbeeldingskracht, dwz. op ónze bereidheid om de American dream te dromen. En vindt deze exploitatie van onze verbeeldingskracht niet heel letterlijk en concreet plaats in de social media? Deze teren immers op de content die wij als gebruikers zelf aanleveren, op onze foto’s en sociale contacten, onze haat- en liefdesverhoudingen, onze dromen en verlangens, onze humor en creativiteit. Het is onze content waardoor de social media aantrekkelijk zijn voor onze medemensen, maar daarmee ook voor de reclames van het bedrijfsleven en voor het Grote Geld dat politieke macht wil kopen (denk aan de schandalen rond Cambridge Analytica en de Israëlische groep ‘Team Jorge’). Wij spekken Big Tech – en het kapitalisme als zodanig – met onze eigen verbeeldingskracht.
Wordt het niet eens tijd dat we daarmee stoppen? Dat wij, net als de scriptschrijvers in Amerika, in staking gaan? Dat we weigeren om onze verbeeldingskracht nog langer door de American dream te laten kapen? Zou dat niet dé manier zijn om de staking van de scriptschrijvers uit te laten groeien tot een massastaking à la Rosa Luxemburg? Zonder onze medewerking gaan de schermen van het kapitalisme op zwart. En wordt het ook niet eens tijd dat wij ‘de semantiek van de lege pagina onder condities van dictatoriale overheersing’ haar revolutionaire werk laten doen? Zoals de witte A4-tjes van de Russische en Chinese demonstranten precies dat uitdrukken wat de dictatoriale overheden verbieden, zo drukt de “white paper” van onze “mind” in het geheim precies dat uit wat de dictatuur van het geld verbiedt: de droom van een betere wereld, voorbij het kapitalisme. Wordt het, kortom, niet eens tijd dat we de oude leus nieuw leven inblazen die in mei ‘68 op de muren van Parijs gekalkt stond? De verbeelding aan de macht! Alleen door onze politieke verbeeldingskracht te bevrijden uit het dwangbuis van het kapitalistisch realisme, kunnen we onze politieke writer’s block overwinnen.
Meer over:
opinie, china, protesten, scriptschrijvers, staking, verenigde staten, big tech, entertainment