Mayor toont de wanhoop niet met woede maar met tederheid. We zien geen lijken of gewonden maar kerstmannen die er nog wat van proberen te maken. Het resultaat is hartverscheurend.
Mayor is een bitterzoete documentaire over Musa Hadid, de innemende burgemeester van Ramallah. Als je niet goed op de hoogte bent van wat er in Palestina gebeurt en tegelijkertijd denkt dat je het allemaal wel weet, een combinatie die bij velen – lees: ook mij – voorkomt, dan is het een eye-opener. De documentaire laat Palestijnen zien zoals ze zijn maar zoals we ze zelden te zien krijgen, mensen zoals jij en ik. Ik bekeek Mayor via een Amerikaanse distributeur. In Nederland is de film zo ver ik weet nog niet te zien. Dat moet snel veranderen.
De documentaire begint met een shot van de gevel van Café de la Paix in het centrum. Café van de vrede, symbool van de Europese sfeer die de stad wil uitstralen. Alsof je naar snackbar St Tropez kijkt op de pier van IJmuiden. Het zet de tragikomische toon neer die de eerste helft van de docu overheerst. Je ziet hoe Hadid tracht te doen wat iedere burgemeester probeert: bezoekers van buitenaf naar de stad lokken. Er volgt een hilarische discussie in het gemeentehuis over city branding. Ramallah, een stad van 30.000 inwoners op een steenworp afstand van Jeruzalem, heeft een campagne die sterk doet denken aan I Amsterdam: We Ramallah. Uitgevoerd in hetzelfde soort roodwitte letters. Dat werkt niet goed genoeg, om maar eens een understatement te gebruiken. De enige bezoekers zijn buitenlandse politici die denken dat ze aan Palestijnen moeten uitleggen hoe je tot vrede komt. Je krijgt taferelen te zien waarvoor het begrip plaatsvervangende schaamte grandioos tekort schiet.
Er wordt in het gemeentehuis over een nieuwe aanpak gesproken. Alle cliché’s die je kent van bijeenkomsten die ondergesneeuwd raken in Post-it lawines komen voorbij. Hadid is het ineens zat. “Waar hebben jullie het over? Wat is city branding? Ik hoor alleen maar slogans.” Het gezelschap reageert beteuterd. Ja, city branding wat is dat eigenlijk?
Het laat zien hoe ontwapenend en broodnuchter Hadid is. Een burgervader ook in de zin dat je gaandeweg van hem gaat houden. Om zich te ontspannen van alle stress speelt hij piano, geheel in stijl op een synthesizer met een niet al te beste luidspreker. In Mayor valt, hoe gek dat ook klinkt, veel te lachen. Totdat het verstomt.
Hadid is een echte burgemeester. Hij zwemt middenin de politiek maar probeert zo neutraal mogelijk te blijven. Hij wil, zoals iedere burgemeester, dat de stad beter wordt. Of op z’n minst niet slechter. Dat laatste lijkt in het geval van Ramallah al een onmogelijke opgave omdat het een stad is zonder land. Het Israëlische leger bezet de stad, zoals heel Palestina. Mayor laat zien wat dat betekent en je kunt je amper voorstellen dat zoiets bestaat, ook al weet je niet beter dan dat het zo is.
De sfeer in de documentaire doet nog het meest denken aan die van een badplaats in de winter. Alles is er maar het heeft geen nut omdat het belangrijkste – de zomer – ontbreekt. In Ramallah is hetgeen ontbreekt een normaal leven. Daardoor is niets normaal, ook al doen de inwoners en de burgemeester nog zo hun best. Ze moeten voor alles toestemming vragen aan de Israëlische bezetter en krijgen die zelden. Zo is er geen rioolwaterzuivering en moesten ze 15 jaar wachten op de vergunning voor de aanleg van een begraafplaats. Als ze op een bergtop staan zien ze de zee maar ze mogen er van de bezetter nooit naartoe reizen. In Ramallah verliest het bestaan al z’n vanzelfsprekendheden.
Het maakt dat de voorbereidingen voor het kerstfeest, Hadid is een christen, totaal zinloos lijken. Hier op 20 kilometer afstand van waar Jezus geboren werd, is het ideaal van het feest onbereikbaarder dan ooit. Mayor toont de wanhoop niet met woede maar met tederheid. We zien geen lijken of gewonden maar kerstmannen die er nog wat van proberen te maken. Het resultaat is hartverscheurend. Ik moest denken aan al die Nederlandse vrome christenen, van Joël Voordewind tot Kees van der Staaij, die voortdurend hameren op het belang van christen zijn maar deze geloofsgenoten in de steek laten omdat ze nu eenmaal liever flirten met de Israëlische bezetter. Hypocrisie is een bijbels begrip.
David Osit, die al eerder een Emmy in de wacht sleepte, doet z’n voornaam eer aan en maakte de documentaire in z’n eentje. En dat moet je letterlijk opvatten. Hij deed regie, camera, editing en schreef de muziek. Hij is als de vlieg op de muur, of in dit geval misschien meer in de soep. Terwijl hij met de opnames bezig was kondigde Trump aan dat de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem ging verhuizen en dat verandert de loop der gebeurtenissen volledig. Hadid wil er eerst niet aan, hij vindt Trump een clown, maar komt er al snel achter wat het betekent als een clown de macht heeft. In die zin is Mayor ook voor onze werkelijkheid belangrijk. Baudet, Wilders en al die anderen, ze worden weggezet als malloten maar bepalen ondertussen meer de politieke werkelijkheid dan je zou willen. De beslissing van de clown is de start van een scenario dat steeds zwarter en zwarter wordt.
Het ‘Israëlisch-Palestijnse conflict’ is net zo min een conflict als dat pesterijen een conflict zijn. Er is een pestkop, Israël, en die moet ophouden met pesten. Maar pestkoppen hebben het kenmerk dat ze meestal wegkomen met al hun daden. De gepeste die klaagt moet oppassen dat hij niet prompt weggezet wordt als iemand die het aan zichzelf te danken heeft, dan wel als meelijwekkende kneus. Zelden wordt de klager als gelijke beschouwd, het onrecht benoemd en nog minder vaak daadwerkelijk bestreden. Dat lot treft ook de Palestijnen. Natuurlijk, het geweld moet stoppen maar wat vooral ook moet ophouden is het voortdurende vernederen. Hadid, een man die een echte heer is, vertelt dat hij zich op straat moest uitkleden omdat een Israëlische tienersoldaat daar bevel toegaf en een geweer op hem richtte. Vernedering is het treiterende broertje van geweld. Het is een essentieel wapen van onderdrukkers.
Iedereen zou Mayor moeten zien, zeker nu, maar het past in de Palestijnse tragedie dat de film in première ging op zo’n beetje het laatste filmfestival dat op deze planeet gehouden werd voordat de lockdown toesloeg. De bioscopen gingen dicht en Mayor zag nooit het licht van de projectors. De documentaire werd opgenomen in de virtuele versie van het IDFA maar kreeg niet de aandacht die hij verdient. De NPO zou hem in ieder geval moeten vertonen, liefst deze week nog. Al lijkt dat in de huidige discussie over het functioneren van de publieke omroep iets van andere tijden.