“Hoe lafhartig is Nederland? Typerend voor de buitenlandpolitiek van de Europeaan!”
Mijn jongste dochter Lara wilde graag deze week naar de nieuwste Spiderman. Ik vroeg haar of ze al eens een eerdere aflevering van Spiderman had gezien. Dat was niet zo, en hoewel bioscoopbezoeken het hoofddoel was, kon ik haar er toch van overtuigen dat we eerst Netflix moesten aan zetten. We moesten de oorsprong van Spiderman leren kennen voordat we de andere afleveringen konden begrijpen.
Vader en dochter waren achteraf zwaar teleurgesteld. De film uit 2002 voelde erg ouderwets aan met ook nog een plot van niets. Maar één zin uit de film bleef bij ons beiden hangen. Het was de zin die de oude wijze oom de Spiderman in wording toespreekt: “With great power comes great responsibility.” Dik moralistisch op het oog, maar in wezen een diepere en waardige notie van het realisme. Een realisme dat het Europa van deze dagen eindelijk onder ogen moet gaan durven te zien.
Ook mijn gedachten gaan deze dagen vooral naar de Oekraïense oorlogsslachtoffers van de invasie van president Poetin en zijn leger. Te meer, omdat ik weet hoe het voelt als je ongevraagd in de wervelstorm van de oorlog terecht komt. Elders schreef ik deze week: “Wie een bloedige oorlog heeft meegemaakt, beleeft bij de beelden van een nieuwe oorlog zijn eigen herinneringen telkens weer opnieuw.”
Maar ik moet deze dagen ook erg vaak denken aan het advies van de oom van Spiderman. Het voert me terug naar 2004. Naar een ranch niet ver van de beroemde ranch van George W. Bush in Texas. Het is de derde week van november. Bush heeft twee weken daarvoor voor de tweede keer de presidentsverkiezingen gewonnen. Maar in de ranch van zijn buren is geen feestelijk sfeer te bekennen. Integendeel, hier heersen vooral zorgen onder het gezelschap, een groep Europese en Amerikaanse intelligentsia. Ik was daar op uitnodiging van wijlen Tony Judt, gevierd Brits-Amerikaanse historicus en oprichter van een Trans-Atlantische denktank in New York: Remarque Institute.
Twee keer per jaar nodigde hij onder de titel “Remarque Forum” een dertigtal jonge (15 Amerikanen en 15 Europeanen) schrijvers, journalisten, academici maar ook mensen uit de wereld van economie en politiek uit, om vrijelijk en associatief met elkaar van gedachten te wisselen over de grote thema’s van onze tijd. Geen lange toespraken of van tevoren geschreven artikelen maar een ongedwongen forumgesprek. De genodigden ontmoetten elkaar een keer in de VS en de andere keer in Europa. Het was mijn eerste keer maar niet de laatste. Tot een aantal maanden voordat hij na een lange dappere strijd tegen ALS – hij schreef nog tijdens toenemende verlamming drie boeken – ten onderging in 2010, bleef hij zich engageren met de grote vragen van onze tijd. Zelfs de democratische opstand in Iran van 2009 bleef in zijn vizier. Hij bleef mij adviseren hoe ik met raad en daad de dissidenten daar kon helpen.
Naast mijn blijvende bewondering voor de ongekende helderheid van geest van Tony en hoe hij de hele groep op kon zwepen om dieper door te denken over de politieke en geopolitieke vraagstukken, moet ik deze dagen vooral aan die bijeenkomst in Texas denken om twee observaties. Twee observaties van toen die veel zeggen over de oorsprong van de huidige verbazing en verbijstering van ons in West-Europa, over de Oekraïense oorlog en de huidige wending van Europese geschiedenis in deze stormachtige dagen.
Het zijn de opmerkingen van mijn gespreksgenoten op de late avond aan de bar, toen de eerste kennismaking en voorzichtige uitwisseling van ideeën voorbij was, en men bereid was om ook het achterste van de tong te laten zien.
Eerst de Russen onder mijn gespreksgenoten: jonge, briljante denkers en overtuigde democraten. Ze waren zwaar teleurgesteld in het westen: het liberale elan was maar een farce, er zat geen grondig principe achter. Zodra het Oostblok uit elkaar was gevallen had het liberalisme zijn menselijke masker laten vallen. De Oostbloklanden die de Europese Unie ingingen hadden dankzij de EU-subsidies nog de mazzel van een gedeeltelijke zachte landing van een socialistisch systeem naar een mildere variant van een kapitalistische ordening. De Russen en alle andere voormalige Sovjetbondgenoten daarentegen waren overgeleverd aan een kapitalistische schoktherapie: de voor hen onbekende wispelturigheid van de financiële markten en het niets ontziende regime van de Wereldbank en IMF. Rusland was richting een roekeloos kapitalisme gedreven en de Rus – zeven generaties lang gevormd in een door de staat geordend leven – voelde zich verweesd. En de NAVO had militaire beloftes gedaan aan Gorbatsjov omtrent afstand tussen de NAVO en het Russisch grensgebied die ze niet nakwam. Het Westen zag Rusland graag zwak en misselijk, was de conclusie van mijn Russische gespreksgenoten, zodat ze ongegeneerd de wereldeconomie konden domineren. De Amerikanen konden daarbovenop willekeurig de soevereiniteit schenden van landen die hen niet bevielen. Zie hoe makkelijk men huishield in het Midden-Oosten, hoe onder valse voorwendselen Irak was aangevallen.
En als uitsmijter richtte een van de Russen zich tot mij: “Wat is dat nu voor een regering daar in Holland? Geen militaire steun aan de onrechtmatige schending van de soevereiniteit van Irak, maar wel politieke steun? Hoe lafhartig is Nederland? Typerend voor buitenlandpolitiek van de Europeaan!”
Dan de Amerikanen onder ons: jonge fijnzinnige democraten met veel gevoel voor nuance. Ze waren het met veel van wat onze Russische gesprekspartners zeiden niet eens. Maar wel met dat laatste opmerking over buitenlandpolitiek van de Europeanen, maar dan wel vanuit een andere insteek: jullie willen veiligheid voor gratis. “Soft power? Laat ons niet lachen. Jullie zijn stinkend rijk maar wij moeten de NAVO op de been houden. Als Europa echt aan buitenlandbeleid deed en durfde een gelijkwaardige partner voor de Amerikanen te zijn, dan zouden de huidige neo-cons en haviken in het Witte House niet zo grenzeloos oorlog durven voeren.”
Fast forward naar afgelopen september. De Amerikanen trokken zich terug uit Afghanistan en Europa hobbelde er achteraan. Een peperdure militaire missie die hier in Nederland en elders in Europa aan de kiezers was verkocht als een vredes- en opbouwmissie om veiligheid en rechtsstaat te bewerkstelligen, de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen, en de democratie in Afghanistan tot bloei te laten komen, was plotsklaps afgelopen. Het land werd op een presenteerblaadje aan de Taliban teruggegeven. Wij waren hier te druk met onze coronacrisis bezig om er echt bij stil te staan hoe deze aftocht aankwam in de rest van de wereld. Laat staan ons af te vragen: hebben wij nog een eigen verantwoordelijkheid in deze keuze of zijn we de loopjongens van de Amerikanen? “Met het loslaten van het universalisme gaat de bezieling van het Westen verloren”, schreef ik in die dagen.
Het lijkt erop dat de Europese post-Koude-Oorlog politici het hebben verleerd hoe we ons tot de wereld moeten verhouden, hoe we ons staande moeten houden en hoe we bondgenoten buiten onze grenzen moeten maken. Een effectief Europees buitenlandbeleid voor behoud van vrede, veiligheid, democratie en welvaart hier, heeft zowel krachtige militaire als krachtige morele vuurkracht nodig.
Militair gezien werd het verdedigen van het Europese grondgebied logischerwijze een minder grote prioriteit voor de Amerikanen na de Koude Oorlog. Europa heeft verzuimd om het ontstane gat te vullen. De herhaaldelijke bezuinigingen op de Nederlandse strijdkrachten in afgelopen decennia zijn exemplarisch voor de naïviteit van de Europese politici in deze.
Aan de andere kant, de ideologische strijd met het Oostblok is destijds aangepakt door consequent te handelen naar onze eigen democratische idealen en deze met verve uit te dragen. Het Sovjetblok kon worden afgetroefd doordat het Westen intern zijn politieke principes van tolerantie trouw bleef en investeerde in partners van kaliber binnen de oppositie in Oost-Europa, zoals Václav Havel en Lech Walesa. Met open armen ontvingen we intellectuele ballingen. De Tsjechische schrijver Milan Kundera mocht in Parijs in alle rust en comfort zijn De Ondraaglijke lichtheid van het bestaan schrijven, waarmee de Praagse Lente voor de generatie overdreven linkse rakkers in West-Europa een humanistisch-kritische spiegel werd. Boris Pasternaks Dokter Zjivago werd nota bene in Nederland in het Russisch gedrukt om het naar de Sovjet-Unie te smokkelen. Kortom, er was toen een buitenlandpolitiek van engagement – militair en intellectueel.
Ruim 32 jaar na de val van de muur is de wereld drastisch kleiner geworden. Daarmee is de wederkerigheid aan kwetsbaarheid toegenomen. We hebben het in de afgelopen twee decennia van de jonge eeuw telkens weer gezien: steun je het radicale militante Wahabisme daar in het Midden-Oosten, dan kan hun vergif tot aan je eigen economische centrum hier in het Westen – New York – reiken. Blijf je maar toekijken als een monsterlijke leider als Assad zijn mensen met duizenden tegelijk vermoordt en verjaagt, dan ontstaat er ruimte voor het ontwaken van een Frankenstein als de ISIS die ook onze burgers hier in Europa kan toetakelen.
Je zou denken dat het moet zijn doordrongen tot de post-Koude-Oorlog generatie politici dat een Europees buitenlandbeleid er door de globalisering nog meer toe doet. Maar in de ban van “het einde van de geschiedenis” en bevangen door neoliberale, eendimensionale economische logica lijkt het politieke denken en de geopolitieke logica buiten het vizier van onze Europese leiders te zijn geraakt. Het ging om business en het ging over de centen.
Het is exemplarisch en beschamend dat het Nederlandse ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking tijdens de formatie van Rutte II in 2012 een “minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking” in het leven riep om nog enigszins een bestaansrecht te behouden. “We komen jullie helpen dijken bouwen, maar alleen als we er goed aan kunnen verdienen.” Het is de win-win boodschap van een door economische logica verblind geraakt Nederland aan de wereld.
Hoe triest dat de wereld bij monde van een Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken moest horen hoe schrijnend passieloos de Europese buitenlandpolitiek was geworden. “Laten we gewoon zakendoen met dictators”, was het moto van minister Zijlstra (ook Rutte II) die zich de Machiavelli van de Lage Landen waande maar later een fantast bleek te zijn. U weet wel: zijn publiekelijke uitingen over zijn ontmoeting met Poetin werden zijn val.
De kersverse Duitse Bondskanselier Scholz verkondigde afgelopen zondag dat Duitsland 100 miljard extra gaat investeren in zijn leger. Nu het rijkste Europese land en ons belangrijkste buurland na vele aarzelingen zover is gekomen, begint een nieuw en minder naïef hoofdstuk van het Europese buitenlandbeleid.
Daar hoort behalve militaire investeringen ook een herziene intellectuele kijk op de wereld bij. Hoe kunnen we onze democratische idealen uitdragen en op welke wijze kunnen we van ontwikkelingssamenwerking werkelijk een effectief instrument maken voor het beschermen en bepleiten van onze democratische waarden?
De illusie dat je op je gemak, rijk en welvarend, kunt toekijken hoe de grote wereld daarbuiten zich op eigen kracht redt uit de ellende is voorgoed voorbij. De vlammen van de brandhaarden elders bereiken vroeg of laat ook de rijke gezapige bewoners van het Europese huis, als we niet bereid zijn om op tijd naar buiten te trekken.
Het is tijd om te handelen en ons opnieuw te engageren met de wereld. Ja, “with great power comes great responsibility.”