De talrijke stokpaardjesrijders in ons land hebben reden om ontevreden te zijn. Hun hobby kwam onvoldoende of te bleek uit de verf
Kijk maar naar mijn stukjes hier: historici zijn over het algemeen keurige dames en heren. Zij brengen hun leven door in de collegezaal en de archieven. Als zij de deur uitgaan, is dat meestal om ooggetuigen hun verhaal te laten doen. “Het leven van de historicus is meestal uneventful “, zei Maarten Brands een keer tegen ons toen hij nog maar gewoon hoofdmedewerker was en nog geen professor in de theorie van de geschiedenis. Je kon aan zijn gezicht zien hoe dit hem prima beviel.
Je hebt natuurlijk uitzonderingen op die regel. Bijvoorbeeld Lidwien Kapteijns, die in een kraakhuis woonde en een wietje niet versmaadde. Zij schreef een prachtig proefschrift over de Dar el Masalit, een sultanaat in Darfur, het de laatste decennia door burgeroorlogen zo geteisterde deel van de Soedan. Lidwien trok in haar eentje door de woestijn op zoek naar oude prinsessen die zich nog het nodige konden herinneren van het leven bij de sultan thuis. Kon je dat zomaar ongestraft doen? “Een vrouw zoals ik valt daar zo buiten alle perken”, zei Lidwien, “dat iedereen je te woord staat”. Later werd ze professor in de Verenigde Staten waar men minder moeite heeft met wildebrassen op de katheder dan in ons land. Ik heb haar nu al een jaar of dertig niet gezien. Enig googelen levert op dat zij al lang doceert op Wellesley College, een roemruchte universiteit voor vrouwen in de buurt van Boston. Je komt haar op YouTube hier en daar tegen, bijvoorbeeld als zij een TV-interview weggeeft in het Somalisch.
De gemiddelde Nederlandse historicus van naam is dus huiselijk van nature. Dat komt sterk tot uiting in de herziene canon van de Nederlandse geschiedenis, die sinds maandag 11 uur online is. Daar kan een mens zich geen buil aan vallen. De canoncommissie onder leiding van professor James Kennedy is erin geslaagd met deels vernieuwde vensters een behoorlijk overzicht te geven van de Nederlandse geschiedenis waarin iedereen iets van zijn of haar gading vindt. Maar nooit genoeg. De talrijke stokpaardjesrijders in ons land hebben reden om ontevreden te zijn. Hun hobby kwam onvoldoende of te bleek uit de verf.
De toelichtende teksten zijn in een nogal schoolse stijl geschreven die men herkent uit wat oudere geschiedenisboeken. Zo van: “Aletta Jacobs dacht daar anders over”. Het blijft allemaal in de plooi. De heftigste zinsnede is misschien: “Srebrenica blijft een open wond”.
Toch is de canon een kind van dit decennium. Je kunt vrouwen geen plaats meer geven achterin de bus. Dus begint hij met Trijntje, een prehistorische vrouw, en eindigt met de zege van de Oranje Leeuwinnen, wat men met recht een offer aan de tijdgeest mag noemen. In mindere mate geldt dat voor het opofferen van vader Drees om ruimte te maken voor Marga Klompé. In de collectieve herinnering gaat hij door voor de schepper van de verzorgingsstaat terwijl Klompé daar in concreto veel meer voor heeft gedaan. Het is een in rechtse kring goed bewaard geheim dat de echte uitbouw van de sociale voorzieningen tot stand gebracht werd door confessionele partijen met hartelijke instemming van de VVD.
In het venster over de gastarbeiders, dat veelkleurig Nederland vervangt, wordt expliciet gesproken van een immigratieland. Een nieuw venster over Anton de Kom doet enig echt aan de antikolonialistische en antiracistische strijd, al zullen de mensen aan het front dat wel te weinig vinden. Wie bijvoorbeeld het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen omver wil halen, vindt een alinea over wat deze VOC-coryfee op Banda heeft misdreven maar het betreffende venster – over Oost- en Westindische Compagnie tegelijk – is beschrijvend, niet veroordelend. Men houdt de kerk in het midden. De kerk, niet de moskee want de islam speelt in de canon nauwelijks een rol terwijl dat toch de godsdienst was die 90% van harer majesteits onderdanen beleed – tot op 17 augustus 1945 Indonesië zich onafhankelijk verklaarde.
Het woord Gouden Eeuw komt nergens voor maar uit de vele vensters over die eeuw komt toch naar voren dat het een heel bijzonder tijdperk betrof met vooral mooie kanten. Toch zullen adepten van Baudet de nodige kanttekeningen vinden die in zulke kringen onder de “weg met ons”-mentaliteit worden geschaard en offers aan het cultuurmarxisme. Staat daar niet dat De Ruyter forten veroverde die voor slavenhandel werden gebruikt? Waarom moest vadertje Drees sneuvelen ten koste van Marga Klompé?
Nee, werkelijk, een keurige canon van keurige dames en heren. Is dat kritiek? Niet echt. Nederland is een vrij land. Alleen dictaturen schrijven een enkele versie van de geschiedenis als de juiste voor. Zo zitten wij hier al eeuwen niet in elkaar. In deze brave canon kunnen docenten naar eigen smaak en overtuiging bijkleuren wat te bleek is gebleven. En dan maar kijken of de leerlingen het accepteren. Zo hoort het ook. “Geschiedenis is een discussie zonder einde”, zei professor Pieter Geijl al, voor de oorlog of zo.